Guido Lauwaert

Cassiers’ Musiltrilogie: het eindverdict

Guido Lauwaert Opiniemaker

Nu deel III (De Misdaad) in première is gegaan, is het tijd om de gehele trilogie te beoordelen. Die balans is niet geheel positief.

Bij zijn dood was het levenswerk van Robert Musil onvoltooid gebleven. De helft van De man zonder eigenschappen was gebouwd, een kwart stond in de steigers en de rest waren aanzetten, ingetrokken hoofdstukken en hoofdstukken die nog geen plaats hadden gevonden. Toch is een van de vijf belangrijkste romans van de twintigste eeuw zeer lezenswaard. Het Toneelhuis heeft er een trilogie van gemaakt. Het kunstenfestivaldesarts was de ideale gelegenheid om kort na de première van Deel III van start te gaan met de voorstelling van de drie in één: de marathon de Musil-trilogie ( * * * ).

Om terug te komen op de compositie. Musil had de gewoonte in het wilde weg korte verhalen te schrijven over natuurkunde, scheikunde, biologie, seksuologie, geneeskunde, wiskunde, logica enz. Elk verhaal had dezelfde personages en situeerde zich in zijn tijd en plaats: de dubbelmonarchie en de periode van 1900 tot 1919. Die periode is boeiend omdat hij doorwerkt tot op de dag van vandaag. De financiële crisis die Europa treft is de Derde Wereldoorlog. Mislukt de euro, dan mislukt wat beide Wereldoorlogen hebben betracht, en wat Napoleon ook heeft nagestreefd, net als Julius Ceasar: De Verenigde Staten van Europa. In dat licht bekeken kan de roman van Musil beschouwd worden als de statistiek van een monument dat zonder plannen gedoemd is door opbouw en afbraak zijn voltooiing te zoeken. De genoemde dictators en de Wereldoorlogen hadden dan wel ideeën maar geen vastomlijnd plan. In de kunst kan werken zonder afgelijnd programma tot een verrassend resultaat leiden, maar niet in de politiek en de economie. Het bewijs van die stelling is de huidige situatie op politiek en financieel gebied. Met vallen en opstaan wordt het omvallen van de Europese toren bestreden. Of dat lukt zal pas duidelijk zijn in de jaren twintig.

Musil bouwde zijn Toren van Babel vanuit het verbeeldingsmoment. Gesteund door de geschiedenis waar hij middenin zat had zijn bouwwerk een systeem. De verfilming of vertoneling is dan ook niet zo moeilijk. Extra voordeel voor een vlotte omzet is dat Musil een grootmeester was in het schrijven van dialogen. Niet toevallig is het succes van de bewerking door het Toneelhuis te danken aan de dialogen. Deel I en deel II is door ondergetekende al op Knack.be al besproken, Deel III door collega Els Van Steenberghe. Ze, de voorstellingen, zijn door een breed publiek goed bevonden. Mensen voor wie causaliteit belangrijk is. Want zij die het verschil niet kennen tussen oorzaak en gevolg konden de voorstellingen slechts waarderen door de regie, de kostumering, het grandioos acteren van een uitgelezen spelersclub en een portie pretentie. De oprechte waardering kan er echter maar zijn door de totaliteit, anders gezegd, de marathon. De aparte delen zien is als het lezen van voorpublicaties van een boek. Ze geven een idee van wat er staat aan te komen zonder dat er een definitief oordeel over gegeven kan worden. Zonder noemenswaardige onderbrekingen krijgt de drieledige voorstelling geest in het lichaam, al heb ik bij het derde deel mijn bedenkingen, maar daarover later meer.

De dialogen zijn al ter sprake gekomen. Ze zijn delicatessen voor de acteurs. Door het zien van de marathon valt op dat de bewerking een kwestie is geweest van knip- en plakwerk. Knap maar tevens een zwakte. Want bepaalde feiten en toestanden geromantiseerd door Musil naar waargebeurde feiten, kunnen maar toneelmatig begrepen worden door ze te bewerken. Zo komt het mogelijk uiteenvallen van de Habsburgse monarchie ter sprake [wat ook werkelijk zal gebeuren], maar is voor de toeschouwer niet duidelijk wat het gevolg daar van zal zijn. Oostenrijk zal een ministaat worden en Wenen niet de hoofdstad van Europa, dat is nog wel begrijpbaar voor wie de Europese geschiedenis kent. Wat hij echter niet begrijpt is dat Musil door het schetsen van de krijtlijnen het fiasco aangeeft. De ineenstorting van de dubbelmonarchie [Oostenrijk-Hongarije] kristalliseert zich in het verlies van de onafhankelijke identiteit, en de overname van de Europese macht door Duitsland, waardoor de Anschluß mogelijk werd. Niet deze van 1938 maar van 1919, waar de Oostenrijkers bij meerderheid voor stemde. Als ze dan toch niet meer dan een Duitse staat waren, vond men, dan konden ze ook beter een onderdeel van ‘het vaderland’ zijn. Die mogelijkheid werd hun ontzegd door de geallieerden, die er voor zorgden dat beide Duitse staten de gehele periode tussen beide Wereldoorlogen arm, gepikeerd en rancuneus bleef.

De bewerking had in dat opzicht zelf bewerkt moeten worden, want de lezer kan teruggaan in een boek en wat hij niet meteen begrepen heeft herlezen. In een toneelvoorstelling is dat niet mogelijk. De toeschouwer kan niet vragen om een passage te herhalen. Het inbouwen van de wens naar een Anschluß zou de geschiedenis van het toneelverhaal helderder hebben gemaakt en de dialogen hebben versterkt, want ik heb maar één voorbeeld gegeven, terwijl er meerdere zijn. Bewerking is dus meer dan handig te kunnen omgaan met schaar en lijmpot. Voor toneel is het stemmen van de violen eigenlijk het stemmen van de riolen.

Wat tevens duidelijk wordt, door de consumptie van de marathon, is dat Musil een afkeer had voor Siegmund Freud. Zijn psychoanalyse had slechte gevolgen voor de hogere burgerij. Het resultaat is dat de dubbelmonarchie zich kapot geluld heeft. De schuld van een psychische of morele toestand lag altijd elders en bij iemand anders. Musil vond dat als er iets fout gaat, het slachtoffer moet zoeken naar zijn eigen aandeel in de fout. Het in massa ontkennen van het eigen aandeel leidt tot waardevermindering van de moraal, de verzwakking van de politiek en de versterking van het militarisme en het politieapparaat. Musil is de literaire Ludwig Wittgenstein. De filosofie is sterker dan de psychoanalyse. De tweede gaat uit en blijft bij giswerk. De eerste vertrekt en eindigt bij de logica. Om precies te zijn, de logica van het taalspel. Maar waar niet eindeloos over geleuterd kan worden. Niet toevallig is de laatste zin van zijn eerste wetenschappelijke boek: Wovon man nicht sprechen kann, darüber muß man schweigen.

Zonder die zin [vermoedelijk] te kennen heeft Musil duidelijk gemaakt dat de personages in zijn roman, en die de elite van de staat symboliseren, niet zwijgen over dat, waarover men niet kan spreken. Iedereen spreekt, zonder te weten waarover men spreekt, simpelweg wegens domheid. Musil was een ontzettende humorist. Zijn humor was zo sterk dat hij het ironische oversteeg, het sardonische, tot hij het demonische bereikte. Dat wordt al aangegeven door de titel, De man zonder eigenschappen. Welnu, de man zonder eigenschappen is eigenlijk de man met eigenschappen, want hij weet wanneer hij moet zwijgen en spreekt om kromdenken trachten recht te trekken. Dat kromdenken van de burgerij, gevoed door Freud, leidt tot hilarische momenten in het boek, maar ook in de voorstelling. Dat heeft de bewerker dan weer goed gezien [hopelijk bewust]. In de voorstelling wordt er nooit gegrinnikt met wat Ulrich zegt, de man zonder eigenschappen, maar met wat al die rijke, ijdele burgers voor wijsheid houden en er mee pronken in de salons.

Een belangrijke verhaallijn is weggelegd voor de verhouding tussen broer en zuster. Ulrich en Agathe. Incest domineert het tweede deel van de toneelvoorstelling [in de roman het derde boek]. Of dat zo is laat Musil in het midden. En hij heeft er een duivels genoegen in de lezer in het onzekere te laten. Wat wel duidelijk wordt, is dat de seksuele gevoelens van de zus voor de broer, en in mindere mate van de broer voor de zus, gezocht moet worden in hun jeugd. De sleutelzin is te vinden in een hoofdstuk van het vierde deel van de roman, Broer en zuster de volgende morgen: ‘De wereld doet vandaag aan onze kinderkamer denken.’ Wat Musil bedoelt met die zin is dat ze beiden met anderen kunnen leven, maar er niet bevriend mee kunnen raken. De anderen hebben hoogstens de handigheid van verpleegkundigen. De bourgeoisie heeft als oplossing voor de maatschappelijke problemen slechts ‘middeltjes tegen de hoest’, zoals Musil het verwoordt.

Om weerwerk te bieden aan het verval van de maatschappij rest hen de intieme vriendschap, tot over de rand van de begeerte, maar niet terechtkomend in het moeras van de seksualiteit. Conclusie. De wereld is een gekkenhuis waaruit niet te ontsnappen valt dan door de dood. Iedereen tracht aan de waanzin te ontsnappen door zich een rol aan te meten. De een als politicus, de andere als militair, een derde als ingenieur, een vierde als economist, een vijfde als journalist. Hun pogingen zijn tot mislukken gedoemd. Want als je niet uit het gekkenhuis kan ontsnappen, blijf je dolen in het ondergrondse van het bestaan. Dat hebben broer en zus goed begrepen en daarom dat ze zich meer en meer tot elkaar aangetrokken voelen.

De derde belangrijke verhaallijn gaat over het proces rond de moordenaar Moosbrugger. De moord is talk of the town. De man heeft een hoertje de keel en buik overgesneden. Het derde deel van de marathon draait rond die zaak. Gek genoeg werd het zaad niet uit het werk van Musil geoogst. De Vlaamse schrijver Yves Petry werd met de opdracht belast een totaal nieuw tekstconcept te ontwerpen, aan de hand, uiteraard, van de roman en de rol van Moosbrugger erin. Het resultaat stelt teleur. Petry verdwaalt in oeverloze overpeinzingen waar theatraal weinig mee aan te vangen is. Drie personages laat hij aan het woord: de moordenaar, het slachtoffer en de auteur zelf, Musil. Het enige wat duidelijk wordt is dat in elke mens een moordenaar schuilt. Wat mij betreft mag iedereen het water uitvinden, zolang hij het plat water bruisend weet te maken. Dat doet hij dus niet, hoewel de roman hem de pap in de mond geeft. De hoer is de maatschappij en de moord de mens zonder moraal. Maar wie heeft hem zo gemaakt? In een staat in verval wordt de stem van de burger nog minder gehoord dan bij een staat badend in weelde. De proteststem wordt door de militaire en politieke overheid gezien als een druk. Ballast op de last. Begrijpelijk dat de burger naar het wapen grijpt.

Totaal onbegrijpelijk is dat voor het derde deel Musil aan de kant geschoven is. Een prachtig, logisch en waardig slotstuk van de trilogie ware geweest als een hoofdstuk uit het vierde deel was gebruikt. Het hoofdstuk Bezoek aan het gekkenhuis, vermoedelijk geschreven in 1936. Het handelt over de driften en de vrije wil van de mens, en dat de wereld geen bloembed is, zoals hij mordicus volhoudt, maar een stort.

Johan Leysen speelt zowel de moordenaar als de auteur. Hij spreekt aan een hoog tempo, alsof hij asap van de tekst af wil zijn. Geen kruid in zijn kruit. Liesa Van der Aa speelt het hoertje, het slachtoffer. Al kan je bij haar ook nauwelijks van spelen spreken.

Jammer dat een mooi project op een sisser moet uitlopen. Gelukkig duurt het derde deel maar een 70 minuten. Net voldoende lang om van de sobere maar indrukwekkende motoriek en stijl van Johan Leysen te genieten. Want ook beeldend stelt het derde deel niet veel voor. Hooguit wat videobehang dat wappert in een ochtendbries. Tijd dat Guy Cassiers uit een ander vaatje tapt.

En daarmee is alles gezegd.

Guido Lauwaert

De man zonder eigenschappen – Robert Musil – regie: Guy Cassiers – voor speellijst zie www.toneelhuis.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content