Cabaretbelofte Pieter Verelst: ‘Ik hoop dat er meer ruimte komt voor absurdisme op tv’

© Tom Bertels

Met een bestelwagen, een dikke matras en anderhalf uur absurditeiten verovert Pieter Verelst stilaan de Vlaamse televisie en theaters. ‘Als ik zin heb om als een aap op het podium rond te hossen, wil ik dat gewoon kunnen doen.’

‘Wanneer ben je geweest? Donderdag of vrijdag?’

‘Donderdag.’

‘Ah, ok.’

‘Welke van de twee was het beste?’

‘Ze waren alletwee leuk. Elke avond is anders. Donderdag was het iets scherper, vrijdag speelde ik wat meer op mijn gemak. Je moet het doen met je eigen energie en die is elke avond anders. Dat is ook het mooie aan theater. De mogelijkheid dat het elke avond anders is. Mensen reageren ook elke avond anders. Dan neem je ook mee in je performance.’


Nog geen vijf minuten nadat Pieter Verelst het café aan het cultureel centrum van Heist-op-den-Berg komt binnengewaaid, kan niemand van de andere klanten nog vaststellen wie wie nu eigenlijk interviewt.

Verelst is op dit moment de grootste cabaretbelofte van Vlaanderen, een eretitel die synoniem zou kunnen zijn met eenoog in het land der blinden – stand-upper zijn is een lucratievere bezigheid in deze contreien – maar die wordt bevestigd door de indrukwekkende adelbrieven van de jonge Kempenzoon.

In 2014 al won Verelst het Groninger Studentencabaretfestival. Twee jaar later kaapte hij de oppergaai weg op Cameretten, een kunstje dat hem eerder werd voorgedaan door Marc-Marie Huijbregts, Kommil Foo, Theo Maassen en Brigitte Kaandorp. Tussendoor dook hij op in Tegen de sterren op – check zijn imitatie van een ezel die een koelkast probeert uit te kakken – en was hij een van de acht jonge humortalenten in Voor de leeuwen op Eén, een passage waarvan wij vooral onthouden dat hij niet in, maar uit Tine Embrechts wil komen.

Voor Hollanders is Kontich een lege vlakte waarop om de tien kilometer een huis staat.

Al die tijd bleef hij wroeten aan zijn eerste volavondshow, Mijn broer en ik, die begin deze maand in première ging met twee voorstellingen in de Arenbergschouwburg. Met een imaginaire broer als minimale kapstok acteert, zingt, speelt, trommelt en schoffelt Verelst zich een weg door allerlei absurditeiten. Het resultaat is een puike vertelling waarmee hij zich ergens tussen Wim Helsen, Wouter Deprez en Hans Teeuwen wurmt.

In Vlaanderen zijn de reacties lyrisch – hij scoorde vijf sterren in De Standaard – in Nederland eerder gemengd. ‘Goed hé’, grijnst Verelst. ‘Perfect zelfs. You can’t please them all. De ene vindt dat de show inhoudelijk sterk is, de andere zegt dat hij de inhoud langs geen kanten snapt. Maar wie een pad bewandelt dat nog niet vaak betreden is, krijgt altijd de wind van voren.’

‘In België weet het publiek niet wat het kan verwachten. Hier zijn geen cabaretiers, iedereen is comedian. Terwijl er in Nederland veel zaaltjes zijn die enkel maar cabaret programmeren. Maar die traditie brengt dan weer andere verwachtingen met zich mee. ‘Hij speelt niet op de actualiteit’, schreef NRC, dat me twee sterren gaf. Maar dat is ook totaal de bedoeling niet. Zo’n verwachtingspatroon moet je durven loslaten na een tijdje.’

Cabaretbelofte Pieter Verelst: 'Ik hoop dat er meer ruimte komt voor absurdisme op tv'
© Tom Bertels

Hoe begin je aan cabaret in een land vol stand-uppers?

PIETER VERELST: Als kind keek ik veel naar Laurel en Hardy en Buster Keaton. Later volgde Kommil Foo. Toen ik Raf en Mich Walschaerts voor het eerst bezig zag, dacht ik meteen: dit wil ik ook.

En toch ging je voor een acteeropleiding.

VERELST: Acteren was ook de bedoeling – het cabaretplan sluimerde hoogstens nog ergens – maar ik miste nog iets. Op de toneelschool oefen je een toneelstuk, dan speel je het twee of drie keer en dan ga je weer door met het volgende project. ik had er nood aan om meters te maken op de vloer.

In het theater sta je altijd onder de visie van een regisseur. Ik wilde ook zelf maken en doen waar ik zin in had. Als ik zin heb om als een aap op het podium rond te hossen, wil ik dat gewoon kunnen doen.

Ik ben dan beginnen werken aan absurde monoloogjes en heb me met mijn eerste routine van tien minuten ingeschreven in Groningen.

‘De meeste mensen bij de productiehuizen zijn grotendeels de veertig gepasseerd en hebben minder voeling met het soort humor dat jongere generaties maken.’

Heb je in die beginperiode veel in België gespeeld?

VERELST: Ik heb er getry-out, maar dan vooral op plekken voor stand-uppers. Mensen komen dan kijken om eens stevig te lachen, zonder te veel theatraal gedoe. En dan kom je bedrogen uit bij mij. Je ziet mensen denken: “Moeten we nu lachen of huilen? Ik weet het niet, paniek!” Maar dat vind ik dan weer spannend.

Het is stom om te zeggen, maar wie cabaret wil maken, moet naar Nederland. Als je daar een festival wint, kun je meteen een keer of veertig spelen in uitverkochte zalen. Op die manier kom je in beeld bij impresariaten en boekingskantoren.

Hoever sta je nu in Nederland?

VERELST: Ik ben er nog steeds een beginnend cabaretier, opkomend zo je wil. Maar ik speel er dit seizoen zestig keer, wat heel veel is voor een debuut. In Vlaanderen sta ik zeventien of achttien keer, en dat is hier óók heel veel voor een debuut.

In Vlaanderen val ik overal tussen. Ofwel sta ik in een zelfgefabriceerd zaaltje voor honderd man – een kantine is een beter woord – ofwel in een grote schouwburg van 800 man die ik nauwelijks voor een kwart krijg gevuld. Iets als de kleine zaal van de Arenberg, da’s perfect voor nu, maar zo zijn er niet veel zalen.


***


De geschifte kronkels die Verelst in Mijn broer en ik maakt, zijn het gevolg van een jeugd vol verveling in de Kempen. Hij vertelt honderduit over zijn wonderjaren in het midden van de anale driehoek, het niemandsland tussen Kontich, Aartselaar en Reet dat voor de Nederlanders, nog meer dan voor Vlamingen, onontgonnen terrein is. ‘In Nederland kan niemand zich iets voorstellen bij Kontich. Voor Hollanders is Kontich een lege vlakte waarop om de tien kilometer een huis staat.’

‘Mijn ouders zijn gescheiden en mijn vader woonde in Beerzel, een deelgemeente van Putte waar nu eens niks te beleven was. En dan zaten we daar. Ik begon mij heel hard te vervelen. Best een leuke gewaarwording, eigenlijk.’

‘Verveling, gij moeder der Muzen, wees gegroet!’ schreef Voltaire al.

VERELST: Je moet iets doen, hé, om die verveling te verdrijven. Een beetje compenseren. Gaandeweg was ik mijn eigen randanimatie geworden. Ik geloof echt dat dat heeft bijgedragen tot de persoon en de acteur die ik vandaag ben.

Het is moeilijk om vandaag in te zien dat verveling iets positiefs is. Het is iets zeldzaams geworden, want als je één seconde niks te doen hebt, is er je smartphone. Terwijl het voor een kind net oké is om af en toe de grassprieten te tellen in de tuin. Nu nog helpt het om mij om mezelf op te sluiten tijdens het schrijven, weg van internet en alle andere afleidende dingen van buitenaf. En te wachten tot er iets komt.

Dat is niet evident bij een programma als Voor de leeuwen, waarin je elke week moest presteren.

VERELST:Voor de leeuwen verplichtte mij om anders te werk te gaan en dat vond ik tof. Bij een voorstelling leef je maandenlang toe naar een première. Bij Voor de leeuwen had ik bijvoorbeeld ineens tien dagen om een nummer voor Tine Embrechts te schrijven. En poept maar eens een nummer uit in tien dagen!

Cabaretbelofte Pieter Verelst: 'Ik hoop dat er meer ruimte komt voor absurdisme op tv'
© Tom Bertels

Wat is de belangrijkste les die je leerde tijdens Voor de leeuwen?

VERELST: Dat het goed is om soms nee te zeggen en écht trouw te blijven aan wat je denkt te moeten maken. Je moet echt zeggen: “Ik vind dat grappig en ik wil het zo op die manier, ook al zeggen anderen van niet.” Maar werken met een redactie is consensussen maken, dat hoort erbij.

Er zijn een paar leuke sketches uitgezonden, al had ik stiekem wel gehoopt dat er wat meer ruimte was om absurdistische toeren uit te halen om halfnegen ’s avonds op Eén. (lacht)

Zie je jezelf een tv-programma maken?

VERELST: Ik droom van een sketchprogramma dat met evenveel ballen is gemaakt als het beste van Monty Python. Nu ik erover nadenk, het zal waarschijnlijk Canvas late night worden denk ik.

Ik ben ook een fictiereeks aan het schrijven met Sid van Oerle (op dit moment vooral bekend als Kobe uit Thuis, nvdr.). Binnenkort gaan we het pitchen aan een zender. Ik kan er weinig over vertellen, maar…

‘Het is stom om te zeggen, maar wie cabaret wil maken, moet naar Nederland.’

Eén zin.

VERELST: Twee broers zitten zestien jaar opgesloten in een champignonkwekerij, worden vervolgens bevrijd en moeten zich weer integreren in de samenleving.

Klinkt als een plan voor de zondagavond.

VERELST: (lacht) ’t Is echt helemaal wacko. We zouden het ook mee willen regisseren en de showrunners willen zijn. Maar productiehuizen zijn bang om nieuwe dingen uit te proberen, hebben we al gemerkt.

De meeste mensen bij de productiehuizen zijn grotendeels de veertig gepasseerd en hebben minder voeling met het soort humor dat jongere generaties maken. Het is logisch dat ze vasthouden aan wat zij denken dat een succes kan zijn. Maar als je naar de geschiedenis kijkt, zitten de grootste successen in een onverwachte hoek. Toch vind ik het hun taak om jongeren een kans te geven en een platform te bieden om hen te ontwikkelen.

Het zijn net te programma’s waar je weinig van verwacht die supersuccesvol worden, terwijl de meeste tv nu zo braaf is, vis noch vlees. Als je dan denkt aan een serie als Het eiland

Dat laatste werd bij de start afgeraden door onderzoeksbureau Censydiam wegens ’te zwart’. Hetzelfde geldt voor Vaneigens en In de gloria.

VERELST: Soms moet je zeggen: “Ik snap er niks van, maar we doen het toch.” Family Guy werd ettelijke keren van Comedy Central weggehaald, maar is nu een van de sterkhouders.

Tv-makers zullen het graag horen, maar de mensen tot wie je je nu richt, zullen jouw visie heel naïef vinden.

VERELST: Dat zou alleen maar logisch zijn, maar jeugdelijk enthousiasme is gebaseerd op naïviteit. En het is niet omdat iets naïef is dat je het geen kans mag geven, toch? Ik mis net die jeugdige naïviteit op tv nu, die een reeks als Neveneffecten ook had. Het idee dat je wel zal zien waar het schip strandt.


***

Op YouTube staat een filmpje uit 2015 waarin Pieter Verelst de vraag krijgt wat hij in 2035 wil bereikt hebben. ‘Een eigen cabaretshow’, is het antwoord. Er komen nog achttien rustige jaren aan, denk je dan. ‘Op dit moment wil ik vooral uitgedaagd worden.’

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Heb je een carrièreplan? Voor de leeuwen kwam opvallend mooi voor je première.

VERELST: Het is een keuze om op deze manier te groeien, traag maar gestaag. Het sneller doen heeft toch geen zin. Eerst Groningen, dan een impresariaat vinden, sleutelen aan een halfuurtje voor Cameretten. Daar winnen, ineens doorpakken en van zes naar zestig avondvullende shows gaan. Toen was er Voor de leeuwen, dat inderdaad op een goed moment kwam. Nu gaat de verkoop in België ook heel goed.

Veel jonge kunstenaars trekken naar Brussel, Antwerpen of Gent. Jij woont op dit moment in je auto.

VERELST: Mijn impresariaat heeft een ruimte voorzien in Amsterdam en thuis in de Kempen kan ik ook altijd terecht, maar inderdaad, mijn thuis is waar mijn camperke staat. Allez, nu niet, want hij staat in panne. Een dag voor de première in de prak gereden. (lacht)

Ik weet nog niet waar ik in de toekomst wil wonen, Antwerpen zou wel handig zijn met de verbinding naar Nederland, maar voor nu ben ik zo content.

Ik ga niet graag op hotel. Je moet dat dan regelen, voor het optreden al gaan inchecken, elke avond in een ander bed slapen én ’s ochtends voor tien uur uitchecken. Dan kruip ik liever in mijn auto.

En dat terwijl je elke avond fris gewassen en uitgeslapen op de scène moet staan.

VERELST: Maar ik slaap goed, hé. Ik heb mijn camperke uitgebouwd met een dikke matras, kleren voor een maand… alles wat ik nodig heb. En elk theater heeft een badkamer en een keuken. Je kunt prima leven in onze culturele centra. Maar het is wel de droom om in de toekomst een mobilhome te kopen met een douche en een keuken in.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content