Vlaming schrijft boek over JJ Cale: ‘Hij was de meester van het understatement’

Een illustratie uit het nieuwe boek over JJ Cale. © Edward Hall

After Midnight, Cocaine, Call Me the Breeze, het zijn songs die, dank zij talloze coverversies, tot classics zijn uitgegroeid. Toch is de auteur, JJ Cale, slechts bij enkelingen bekend. Met zijn boek Troubadour in de woestijn hoopt Wouter Bulckaert daar nu verandering in te brengen.

Hits scoren interesseerde hem niet. De in 2013 overleden John Weldon Cale, uit Tulsa, Oklahoma, hechtte meer belang aan respect dan aan commercieel succes. De zanger-gitarist hield er een onorthodoxe levensstijl op na, woonde in een trailer en had de reputatie een ongebonden kluizenaar te zijn. Pas na zijn dood, op zijn 74ste, bleek dat hij al zeventien jaar getrouwd was met Christine Lakeland, een muzikante die deel uitmaakte van zijn band.

JJ Cale was een nonchalante minimalist, berucht om zijn even Spartaanse als organische sound: bij hem ging het net zo goed om de noten die hij níet speelde. Volgens Bulckaert maakte Cale ‘muziek zonder ego, maar vol persoonlijkheid’. Zijn invloed valt echter niet uit te vlakken. Neil Young, Eric Clapton, Mark Knopfler en Carlos Santana zijn slechts enkele befaamde rocksterren die hem als een absolute meester beschouwen.

Waarom JJ Cale?

‘Een schrijnwerker die een mooie kast maakt, krijgt toch ook geen applaus? Cale zag dus niet in waarom hij dat wu0026#xE9;l verdiende.’

WOUTER BULCKAERT: Op een dag stond ik voor mijn platenkast en stelde ik vast dat ik bijna alles van de man in huis had. Niet dat ik zijn platen bewust had gekocht, ze waren gewoon ongemerkt mijn collectie binnengeslopen. Dus begon ik me af te vragen: hoe komt het dat Cales muziek, die toch vrij onnadrukkelijk klinkt, zo diep onder mijn huid is gekropen? Om uit te vissen wat zijn werk zo verslavend maakt, schreef ik Troubadour in de woestijn.

Twee jaar geleden publiceerde je al een boek over Ry Cooder. Zie je bepaalde gelijkenissen tussen hem en JJ Cale?

BULCKAERT: Ze schuwen allebei de publiciteit, houden niet van interviews en het zijn gitaristen met een unieke, herkenbare sound. Cale is minder veelzijdig dan Cooder. Hij klinkt monochromer, maakt weinig stilistische zijstapjes, maar is naar mijn gevoel wél een betere songwriter. Volgens zijn vrienden was JJ Cale een sympathieke peer, zonder kapsones. Dat geldt tot zekere hoogte ook voor Ry Cooder, al kan die laatste soms wel nogal nukkig overkomen.

Geen van beiden is een geweldige zanger. Je noemt Cale ‘de ultieme tapefluisteraar’, die zichzelf in slaapstand zet, veeleer mompelt dan zingt en liever verleidt dan om aandacht schreeuwt. Was hij te verlegen voor een leven in de schijnwerpers?

BULCKAERT: Niet echt. Alleen konden roem en rijkdom hem gestolen worden. Hij zag het songschrijven niet als een kunst maar als een ambacht. Een schrijnwerker die een mooie kast maakt, krijgt toch ook geen applaus? Cale zag dus niet in waarom hij dat wél verdiende.

Wat zijn muziek kenmerkte, was de laidback sound. Vandaar dat hij soms werd gedoodverfd als een luie muzikant. Een misvatting, want de man heeft zestien platen gemaakt. Goed, als het kon beperkte hij zich tot één of twee akkoorden per song en hij beweerde wel eens dat zijn hele leven ‘deeltijds met pensioen’ was geweest, maar je mag de man zeker niet verwarren met zijn muziek. Dat ontspannen sfeertje is maar schijn. JJ Cale maakt geen easy listening. Als je aandachtig luistert, merk je dat hij altijd zand in de machine draait. Dat doet hij door afwijkende productietechnieken toe te passen of onverwachte gitaarlijnen door zijn songs te trekken.

Je omschrijft JJ Cale als de meester van het understatement: ‘hij maakt zich zo onzichtbaar dat hij haast uit het klankbeeld verdwijnt’. Had die bescheidenheid te maken met de leeftijd waarop hij debuteerde? Voelde hij op zijn 32ste niet langer de drang zich te bewijzen?

‘JJ Cale zelf hoefde niet zo nodig naam te maken, hij was al lang tevreden met de royalty’s die met een zekere regelmaat op zijn bankrekening werden gestort.’

BULCKAERT: De man maakte al vijftien jaar muziek voor hij bekend werd. Vandaar zijn nuchtere attitude. De meeste van zijn invloeden dateerden ook van vóór de rock-‘n-rollrevolutie. Hij haalde zijn swing uit de jazz, zijn groove uit de blues en zijn melodieën uit de country. Het klopt wel dat hij tijdens zijn beginjaren soms stevige rock speelde. Cale was nu eenmaal van alle markten thuis. Toen hij in 1972 zijn eerste lp Naturally opnam, had hij eigenlijk alles al gedaan. Wie weet deed net dát hem besluiten het stilistisch over een andere boeg te gooien.

Cale was een geluidshobbyist die sinds zijn jeugd verzot was op elektronica. Ook later, als studiotechnicus en producer, ging hij voortdurend op zoek naar de juiste klank en toon. Schuilt in die technische achtergrond het geheim van zijn onnavolgbare stijl?

BULCKAERT: JJ Cale experimenteerde al vroeg met synths en drummachines, maar zijn stem, groove en gitaarspel waren minstens even bepalend. Op een plaat als Shades gebruikte hij zeven verschillende drummers om de specifieke sound te verkrijgen die hij in zijn hoofd had. Het was dus een combinatie van factoren.

Als anti-ster vluchtte JJ Cale graag in de anonimiteit: bekendheid creëerde in zijn ogen enkel verplichtingen en promocampagnes of grootschalige tournees vond hij te veel gedoe. Zijn er momenten geweest waarop hij zijn carrière doelbewust saboteerde?

BULCKAERT: Tijdens de eighties verdween hij opzettelijk uit beeld. Muziek maken mocht bij hem vooral niet op werken gelijken. Cale vond het belangrijker van het leven te genieten. Hij had natuurlijk het geluk dat veel van zijn nummers tijdens de jaren 1970 met succes waren gecoverd door Eric Clapton en Lynyrd Skynyrd, wat hem een aardig inkomen opleverde. Als het geld vanzelf binnenrolt en je niet de ambitie hebt multimiljonair te worden, kun je het je wel veroorloven een poosje uit de spotlights te blijven. Enig opportunisme was hem niet vreemd.

Cale was een raadselachtige figuur. Hij gaf zelden interviews en slaagde erin zijn privé-leven echt privé te houden. Stelde dat gebrek aan informatie je voor problemen tijdens het schrijven?

BULCKAERT: Daar was ik aanvankelijk wel bang voor. Toen mijn vrouw me vroeg: ‘Waarom schrijf je geen boek over JJ Cale?’, was mijn eerste reactie: wat kan ik over die man in ’s hemelsnaam vertellen? Hij was een enigma. Maar uiteindelijk begon ik oude Rolling Stoneen Guitar Player-magazines uit de seventies op de graven en kwam ik, via de enkele gesprekken die ik las, toch heel wat over hem te weten.

‘Wanneer zijn manager hem duidelijk maakte dat het tijd was voor een nieuwe lp, luidde zijn reactie meestal: ‘Wat was er dan mis met de vorige?”

Cale was niet het type dat veel prijs gaf tijdens interviews: hij antwoordde meestal in one liners. Niettemin vermocht hij het veel te zeggen met weinig woorden. Ik belde ook enkele keren met zijn manager, Mike Kappus, en met Dan Forte, een Amerikaanse journalist die Cale zes of zeven keer had ontmoet. In tegenstelling tot de entourage van Ry Cooder, waren die mensen steeds bereid op mijn vragen te antwoorden. Met hen heb ik dus wel het een en ander kunnen aftoetsen.

Hoe belangrijk was Eric Clapton? Zouden we zonder diens hitversies van After Midnight en Cocaine ooit iets van JJ Cale hebben vernomen?

BULCKAERT: Wellicht niet. Cale maakte al lang muziek en pogingen om het te maken in L.A. of Nashville waren op niets uitgelopen. Hij was net helemaal berooid naar Tulsa teruggekeerd, toen Claptons cover van After Midnight de kassa aan het rinkelen bracht. Van de weeromstuit werd Cale gecontacteerd door producer Audie Ashworth, die hem de kans gaf zijn eerste eigen plaat op te nemen en, zij het in de luwte, een eigen carrière uit te bouwen. Hij had, kortom, heel veel aan een bewonderaar als Eric Clapton te danken. Ook zijn enige Grammy kreeg hij pas nadat hij met de Brit een duoplaat had gemaakt.

JJ Cale zelf hoefde niet zo nodig naam te maken, hij was al lang tevreden met de royalty’s die met een zekere regelmaat op zijn bankrekening werden gestort. Hij had dus iemand nodig die hem achter de veren zat. Wanneer zijn manager hem duidelijk maakte dat het tijd was voor een nieuwe lp, luidde zijn reactie meestal: ‘Wat was er dan mis met de vorige?’

Criticasters beweren wel eens dat JJ Cale telkens weer dezelfde plaat maakte. Is de waarheid genuanceerder?

BULCKAERT: Zeker. De man had, net als de Ramones of Van Morrison, een zeer herkenbare sound. Als je echter al zijn platen na elkaar beluistert, merk je toch dat er sprake is van een duidelijke evolutie. Naturally wordt door velen geroemd als zijn beste werk, maar op dat debuut, dat nog de sterke invloed van stadsgenoot Leon Russell verraadt, was zijn eigen stijl nog niet helemaal gevormd. Dat gebeurde pas op Okie, zijn derde langspeler. Tijdens de eighties verhuisde Cale naar Los Angeles en werden zijn nummers opener en meer popgericht. Ook de rol van de elektronica won op zijn platen aan belang. Dat was niet noodzakelijk een goede zaak, omdat het zijn muziek sterieler maakte. Pas tegen het einde van zijn leven klonk zijn werk weer wat warmer en menselijker. Het zit hem bij JJ Cale altijd in kleine details.

Is er één plaat of één song die voor jou de essentie van JJ Cale perfect samenvat?

BULCKAERT:Naturally, zijn eerste levensteken, staat nog altijd als een huis, maar zijn beste songs vind je, naar mijn gevoel, op Okie. Een andere mooie collectie is Grasshopper. Maar mijn favoriete nummer van JJ Cale blijft Carry On, de opener van zijn lp Shades. Het is tegelijk een wonderlijke shuffle en een glorieuze popsong, voorzien van een hartverwarmende tekst en een memorabele melodie. Die dingen lijken Cale geen enkele moeite te kosten. Alles klopt. En precies dát is een kenmerk van de allergrootsten.

JJ Cale, Troubadour in de woestijn van Wouter Bulckaert verschijnt op 17 september bij EPO.

Lees hier al een exclusieve voorpublicatie

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content