‘Ik doe niet aan inspiratie, ik spéél gewoon’

U dacht dat Kamasi Washington de enige heiland was die jazz nieuwe acolieten bezorgt? Maak kennis met Shabaka Hutchings, de Britse saxofonist die onvermoeibaar aan de hedendaagse-jazzkar trekt, en binnenkort naar Brussel afzakt.

‘Zeven maar? Kan niet. Dat moeten er meer zijn.’ We hadden Shabaka Hutchings (33) net gezegd dat hij de voorbije twee jaar, volgens platendatabase, op maar liefst zeven platen had gespeeld. Vergissing: dat waren alleen de vermeldingen voor 2016. Met 2015 erbij komt de boomlange saxofonist aan twaalf albums. Yussef Kamaal, Sarathy Korwar, The Heliocentrics, Melt Yourself Down en Polar Bear zijn maar enkele namen met wie en waarmee hij heeft samengewerkt. Daarbij komen nog zijn eigen groepen: het door Caribische en Afrikaanse ritmes aangevuurde kwintet Sons of Kemet, het voor de Mercury Prize genomineerde The Comet Is Coming, en het uit Zuid-Afrikaanse musici samengestelde Shabaka & The Ancestors, waarmee Hutchings afzakt naar BRDCST, het grenzeloze indoorfestival van de AB. Voor ons, in het Brusselse Flageygebouw, zit een man die barst van de inspiratie.

Shabaka Hutchings: Ik doe niet aan inspiratie, eerlijk gezegd. Wanneer ik uitgenodigd word voor een sessie, speel ik gewoon. If I like the music, good things happen. Die muzikantenhouding van ‘ik voelde het niet’, of ‘de vibe zat niet goed’ heb ik nooit gesnapt. Wanneer ik de muziek werkelijk ingewikkeld vind, is het een andere zaak. Als er te veel aandacht moet gaan naar construeren, deconstrueren of ontleden, dan kan het gebeuren dat ik afhaak. Maar in het algemeen probeer ik me gewoon te amuseren.

En aan je output te zien heb je je heel veel geamuseerd de laatste tijd?

Hutchings: Het leven is me gunstig gezind. Als het niet klikt – met de artiest, met de muziek – dan is het een ander paar mouwen. Ik voel mijn brein samentrekken wanneer ik moeite moet doen om de noten of het ritme te volgen. Dan voelt het als een vraagstuk, niet langer als muziek.

Je speelt veel mee op andermans platen, hebt verschillende bands en projecten tegelijk lopen, maar geen vast platencontract. Bewust?

Hutchings: Vrijheid, daar is het me om te doen. Ik wil muziek maken wanneer ík dat wil. Elke plaat met mijn naam op die ik tot nu toe gemaakt heb, heb ik van a tot z zelf bekostigd, tot en met de finale mix. Dán pas stappen we ermee naar de platenfirma’s.

Gebeurt het wel eens dat geen énkel label al die arbeidsvrucht ziet zitten?

Hutchings: Het eerste album van Sons of Kemet, Burn (2013), werd bij de bobo’s niet bepaald enthousiast onthaald. Eén label was érg geïnteresseerd, maar trok op het allerlaatste moment zijn staart in. De wereld was er volgens mij nog niet klaar voor. Jazz hoorde niet populair of toegankelijk te zijn.

Dat is wel wat veranderd intussen.

Hutchings: Met dank aan Kamasi Washington. Ik heb nog bij Acoustic Ladyland gespeeld, een Britse band die algemeen gehuldigd werd als een bende vrijbuiters, een groep die de grenzen van de hedendaagse jazz verlegde. Maar zelfs zij konden hun goede naam niet commercieel verzilveren. Ze vielen tussen twee stoelen: niet aanvaard in de ‘echte’ jazzwereld, te jazzy voor die daarbuiten. Dát soort denken is tegenwoordig doorbroken.

Kamasi Washington verwoordde het in ons blad zo: ‘De vensters op de wereld staan wagenwijd open, dus is het ook voor muziek die intellectueel en spiritueel wat uitdagender is makkelijker om naar binnen te waaien.’

Hutchings: Goed gezegd. Maar er is nog een andere, veel simpeler reden waarom hedendaagse jazz nu meer weerklank vindt: marketing. Kamasi’s plaat deed het ook goed omdat ze heel slim in de markt is gezet. Zijn hele imago zit goed, zonder dat ik daarmee afbreuk wil doen aan de muziek. Integendeel, de hele beeldvorming rond hem draagt bij tot de ervaring van de muziek. Het esthetische aspect van jazz is lang verwaarloosd. Kijk naar Blue Note in de jaren 50, 60 en 70: ze wisten heel goed hoe ze jazz moesten marketen. Een en al esthetiek! (lacht) En daar is niks mis mee. Dat is hoe muziek nu eenmaal werkt. De look en de achtergrond zijn ook belangrijk, het gaat niet enkel over geluid. Ik ken nogal wat mensen die hoegenaamd geen ‘kenners’ zijn en die het album van Kamasi in huis hebben gehaald vanwege de beeldvorming. Je ziet de hoes, de promofoto’s, de livebeelden, en denkt: dit ziet er goed uit, ik geef het een kans. Uitstraling, heet dat. Net zoals Andre 3000 mensen aanspreekt die helemaal niks met hiphop hebben.

Over de plaat met The Ancestors heb je gezegd dat die dichter bij je jazzroots ligt dan alles ervoor. Moeten we The Comet Is Coming en Sons of Kemet nog als jazz beschouwen?

Hutchings: Bij The Comet Is Coming is het simpel: ik voeg de jazz toe aan de muziek van mijn bandmaats, die totaal geen jazzachtergrond hebben. Maar wat is jazz? Een combinatie van allerlei muzikale kenmerken en elementen. Het zou érg vreemd zijn om iets níet jazz te noemen omdat één element de zogezegde balans verstoort. Zo is jazz nu eenmaal ontstaan en geëvolueerd.

Over de passage van Sons of Kemet, vorig jaar op Gent Jazz, schreven wij: ‘Deels Fela Kuti, deels technofeestje.’ Kun je je daarin vinden?

Hutchings: Helemaal. I love techno music, ik deel zelfs een appartement met een technoproducer. (lacht) Waar ik vooral van hou, is dat techno opgebouwd is rond progressie. De afzonderlijke elementen en thema’s doen er niet toe, het totale traject telt. Net zoals in traditionele muziek uit landen als Oeganda, die hetzelfde tranceachtige effect veroorzaakt door spaarzaam stemmen en percussie toe te voegen en weer weg te nemen.

Je roots liggen in het Caribische Barbados, waar je ook school gelopen hebt en waar je muzikantenleven begonnen is. Waarom niet in Engeland, je geboorteland?

Hutchings: Wie niet rijk is, is beter af in de oude Caraïbische koloniën, waar het systeem ongeveer hetzelfde is maar het niveau hoger en het racisme minder. Mijn moeder is lerares en kende de statistieken. Zwarte kinderen met goede cijfers komen in Engeland vanaf het middelbaar in een neerwaartse spiraal terecht. Slaat echt nergens op, want eenmaal ze verder studeren presteren ze opnieuw beter.

Zou je een ander soort muzikant zijn, mocht je in Engeland begonnen zijn met muziek?

Hutchings: Zou kunnen. Ik ben begonnen met de klarinet, een klassieke opleiding die niet zo veel verschilt met die in Engeland, maar in Barbados beland je wel sneller in een reggaegroepje, een jazzorkest of een calypsobandje. Als ik er nu op terugkijk, heb ik aan die periode mijn liefde voor bepaalde grooves overgehouden. De hectiek die ik vaak in mijn spel leg, heeft veel gemeen met het tempo van socca. Die onverbiddelijkheid – gaan, gaan en blijven gaan – vind je vaak terug in Sons of Kemet. Het is een hectische state of mind waar ik me zeer comfortabel bij voel. Ik kan er erg lang toeven. (lacht)

Kemet is een van de termen waarmee de oude Egyptenaren verwezen naar hun land, je voornaam is die van een farao, en The Ancestors verwijst ook naar het spirituele moederland van de Afrikanen. Is spiritualiteit belangrijk in je muziek?

Hutchings: Ik denk er veel over na, ik lees er veel over en gebruik het in mijn titels. Maar het is geen ‘pure’ spiritualiteit, zoals John Coltrane en Pharoah Sanders die ooit beoogden. Zij wilden met hun muziek de geesten openen, een zone creëren waarin bepaalde boodschappen en inzichten doordringen. Hun jazz was haast bedoeld als een meditatiemiddel. Bij mij ligt het anders. Ik geloof wel in de kracht van spiritualiteit, maar je zult me nooit horen dwepen met Boeddha of Krishna. Mij is het meer te doen om gevoelens te verklanken die anders onuitspreekbaar zijn.

Dat vraagt om een voorbeeld.

Hutchings: Heb je de beelden gezien van de inauguratie van president Trump? Hoe zou je je gevoel daarbij beschrijven?

Verbijstering. Ongeloof. Woede.

Hutchings: Maar ook onmacht, nee? Hoe uit je onmacht of ongeloof? Je kunt een fles naar de televisie gooien, maar dat is nogal destructief. (lacht) Neem nu de verschrikkelijke beelden uit Syrië. Je kunt wel verontwaardigd of triest zijn, maar fysiek blokkeer je bij die ellende. Met mijn muziek wil ik een positieve uitlaatklep bieden voor die gevoelens of gedachten.

Waarom heb jij de klarinet ingeruild voor de saxofoon?

Hutchings: Omdat ik van de klank houd. Simpel.

Wat niet per se wil zeggen dat je er ook op uitblinkt.

Hutchings: Iedereen kan elk instrument bespelen, zolang je het temperament hebt dat nodig is om te oefenen, en je ervan houdt om te oefenen, om je instrument te bespelen. Ik ben begonnen met de saxofoon op mijn zestiende, maar ook de klarinet koos ik vanwege de klank. Mijn voorbeeld toen was jazzmuzikant Don Byron. Ik wilde zijn geluid evenaren.

Komende zomer is het een halve eeuw geleden dat Coltrane overleed, veertig jaar oud. Dat is jong als je ziet wat hij allemaal verwezenlijkt heeft.

Hutchings: De eerste albums die Coltrane, als bandleider, op de kaart zetten, kun je situeren rond 1960, 1961. De laatste zes jaar van zijn leven waren de productiefste, en eigenlijk heeft hij alles bij elkaar niet zóveel opgenomen. Coltrane speelde vanaf een zeker moment ook maar in één groep, waarmee hij in de studio zat én toerde. Dat zou vandaag, zeker in Londen, niet meer leefbaar zijn. Vier baanbrekende langspelers opnemen in twee jaar tijd? Ik zou er niet eens de tijd voor hebben, man! (lacht)

Nu je het zegt: je doet dan wel niet aan inspiratie, maar hoeveel tijd kost het niet om al die platen te maken?

Hutchings: Platen maken vind ik makkelijk, maar om te componeren heb ik twee dingen nodig: tijd en stilte. Dus vind je me vaak terug in de British Library, waar het altijd muisstil is en de tijd stil lijkt te staan.

Je hebt al met een pak veteranen gespeeld: Jack DeJohnette, Mulatu Astatke, King Sunny Adé, Charlie Haden, Orlando Julius… Wie heeft je het meest geïnspireerd?

Hutchings: Mulatu. Toen ik met hem in de studio zat en met hem live speelde, begreep ik voor het eerst hoe bepaalde, niet evidente melodieën ‘gewone’ mensen – zet zeker aanhalingstekens – kunnen aangrijpen. Ik bedoel mensen die gewoon een leuk liedje willen horen. Mulatu’s muziek is integer, gebaseerd op oude Ethiopische toonaarden en soms vrij complex. Maar de mensen houden ervan omdat ze kunnen meezingen, zonder dat het sing-songy is. Hij is een meester in die fijne balans tussen high art en toegankelijkheid. Bij zijn muziek zeg je sneller ‘ik hou ervan’ in plaats van ‘ik begrijp het’. Dat vind ik mooi.

Shabaka & The Ancestors

Zondag 9/4 in de AB, met Thundercat, Yussef Kamaal en Shobaleader One. In juli komt Hutchings naar Gent Jazz.

door Jonas Boel

‘Jazz hoorde een paar jaar geleden nog niet populair of toegankelijk te zijn. Dat is ondertussen een beetje veranderd, met dank aan Kamasi Washington.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content