Mooie zomereditie van PIAS Nites in Rivierenhof

Voor een zomereditie van de PIAS Nites had het platenlabel enkele van haar mooiste singer-songwriters naar het Openluchttheater gebracht.

Wie? Oscar & The Wolf ***
Hun uitstekende tweede ep ‘Summer Skin’ gaf Oscar & The Wolf recht op een plek tussen de grote namen op deze zomerse editie van de PIAS Nites. De groep rond zanger Max Colombie bewees met een korte maar bezwerende set dat de vele lovende woorden over die nieuwe nummers geheel terecht zijn. Hun dromerige elektropopsongs steunen in de eerste plaats op de buitengewone stem van Colombie, maar de band weet ze met een perfecte subtiliteit in laagjes zoete melancholie te wikkelen. Het prachtige ‘All We Want’ weet de fijngevoeligheid van die stem met een haast repetitieve begeleiding van begin tot eind te beheersen, terwijl ‘Wash Your Face’ halverwege uitmondt in een dreigende wall of sound. Stuk voor stuk piekfijn gearrangeerde en zorgvuldig opgebouwde popsongs met een donker randje, die het vollopende amfitheater moeiteloos overtuigden.

Wie? Andy Burrows **
Na jaren aan de drums van Razorlight en een koude winter aan de zijde van Editors-frontman Tom Smith, staat Andy Burrows anno 2012 op eigen benen. Deze zomer stelt hij de soloplaat voor die bij ons in oktober uitkomt. En hij bewijst alle reden te hebben om het alleen te proberen. Burrows weet namelijk hoe je een catchy popsong schrijft (Razorlight’s hit America is van hem) en heeft absoluut de stem om te overtuigen. Dat hij in de kerstballen-singalongs van Smith & Burrows wat in de schaduw van zijn kompaan bleef, had immers vooral met de populariteit van Editors te maken. Onder zijn eigen naam profileert Burrows zich als de klassieke troubadour, die met de gitaar rond de hals beschrijft hoe mooi en hoe pijnlijk de liefde wel niet kan zijn. Frisse melodieën, leuke verhaaltjes, … maar toch. Het ontbreekt hem voorlopig aan echt goeie songs om de lat hoger te kunnen leggen. Op het ingetogen ‘Hometown’ na, blijven de nummers te zonnig om te ontroeren en wellicht te vederlicht om het tot een echte hit te schoppen.

Lisa Hannigan ***
Uit de schaduw treden, dat deed Lisa Hannigan een hele tijd geleden al. Sinds ze in 2007 het muzikale tranendal van Damien Rice verliet, schreef ze twee soloplaten bij elkaar die door pers en publiek omarmd werden. Op die laatste, ‘Passenger’ uit 2011, kregen opvallend veel instrumenten een bijrol en dat is ook te merken aan de omvang van de band waarmee Lisa nu Europa rondtoert. Zes muzikanten zorgen er met onder meer accordeon, xylofoon, ukelele en trompet voor dat de fluisterliedjes van de schuchtere Hannigan extra kleur krijgen. Maar het belangrijkste instrument blijft nog steeds de vocale pracht van de vrouw zelf. Het ene moment voorzichtig fluisterend, het andere weergaloos uithalend.

En toch, naarmate de gevoelige folkliedjes bijna naadloos op elkaar aansluiten, zakt de spanning wat weg en verdwijnt de magie. Lisa’s stem staat als een huis, maar de nummers onderscheiden zich bijwijlen te weinig van elkaar om te blijven boeien. Net op tijd schakelt de band dan toch een versnelling hoger en zorgt het uptempo duo ‘What ‘ll I Do’ en ‘Knots’ voor een levendig slot. Maar de echte apotheose moet dan nog komen: een adembenemend eerbetoon aan de in april overleden Levon Helm van The Band. Met een gestripte a capella versie van ‘The Night They Drove Old Dixie Down’, krijgen Hannigan en haar band het Openluchttheater muisstil en zorgen ze voor het hoogtepunt van deze PIAS avond.

Josh T. Pearson ** De donkere treurmuziek van Josh T. Pearson past bij een zomeravond als de nummers van The Beach Boys op een kerstboomverbranding, maar toch zorgde het feeërieke bos voor de duistere, obscure sfeer waarin de songs van de Texaan zich afspelen. Met ‘Last Of The Country Gentlemen’, zeven hartverscheurende nummers van gemiddeld tien minuten lang, wist hij vorig jaar vele gevoelige snaren te raken. Maar live doorbreekt Pearson die tragiek steevast met bedenkelijke vuile moppen en absurde bindteksten, die de intense sfeer van het album nauwelijks een kans geven.

Met het akelig mooie ‘Woman, When I’ve Raised Hell’ weet Pearson zijn hartzeer tot in de kleinste hoeken van het amfitheater uit te strooien. Maar de blowjob-grapjes die volgen, zorgen ervoor dat die stemming langzaam maar zeker wegsijpelt. Als het publiek dan ook nog eens haar flauwste mopjes mag bovenhalen, lijkt een intieme sfeer helemaal niet aan de orde. Bovendien klinkt de gitaar van Pearson vaak te schreeuwerig en chaotisch om met de zachte weemoed van zijn teksten te kunnen rijmen. Wie een jaar lang z’n smart met een publiek deelt, heeft recht op een vrolijke noot, maar de verwachtingen voor deze headliner lagen bij veel mensen een pak hoger.

Toon Heylen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content