De man die u liefde voor muziek bijbracht

JEROEN SWINNEN met twee vaste gasten van het lopende seizoen van LIEFDE VOOR MUZIEK: ISABELLE A en LADY LINN. 'Een van mijn eerste producties was voor een voormalige papegaaienverkoper - er zat er ook altijd eentje op zijn schouder.' © Jef Boes

Hij is de missing link tussen Danny Mommens, Daan en Christoff. Geen enkele muzikant komt met zo’n cv weg, Jeroen Swinnen wel. De man achter Liefde voor muziek in zeven platen.

Mocht u de voorbije jaren hebben vastgesteld dat Johannes Genards versie van Honeybee een catchy nummer is, Lady Linn verrassend cool uit de hoek kan komen en er in Isabella A een prima chanteuse schuilt, dan ligt dat aan muzikant, producer, songschrijver en krulsnordrager Jeroen Swinnen (44). Hij is het die al drie seizoenen in Liefde voor Muziek de artiesten begeleidt terwijl ze elkaars nummers coveren. Goed voor een dozijn gouden platen en de credibilisering van een popartiest of vijf.

En met Liefde voor muziek is zijn discografie bepaald niet volledig. Swinnen producete mee Warhaus’ We Fucked a Flame into Being, de beste Belgische plaat van 2016. Hij stuurde de carrière van Dana Winner een nieuwe richting uit met Puur. Hij schreef de soundtracks van Beau Séjour en Chaussée d’Amour. Hij zit – op diens uitdrukkelijke vraag – aan de zijde van Bart Peeters in The Voice en begeleidde de band uit The Band. Hij stond op het podium tijdens Daans Nada-tour en schreef ondertussen een kersthit voor Christoff.

En dat is alleen nog maar de voorbije twaalf maanden.

Hij is er de man niet naar om ermee op te scheppen, dus doen wij het in zijn plaats: niemand die sinds de eeuwwisseling een fascinerendere carrière in de Belgische muziek kan voorleggen dan hij. Swinnen was erbij toen Vive la Fête voor de prinses van Monaco én Paul McCartney speelde. Hij had een hand in de eerste nummers van Max Colombie, Bazarts Oliver Symons en Balthazar. Hij stond met een Belgisch vlaggetje naar de camera te zwaaien toen Tom Dice op de zesde plaats eindigde in het Eurovisiesongfestival. Hij overtuigde Stan Van Samang om Een ster te coveren. Scroll door zijn volledige discografie en je krijgt de indruk dat Jeroen Swinnen de Forrest Gump van de belpop is.

Minus de verstandelijke handicap dan.

Relax: Muzik zum Entspannen [1999]

Hoe ben je in de muziek verzeild?

JEROEN SWINNEN: Dat zat er al van jongs af in. Ik kom uit een Leuvense muzikantenfamilie. Mijn vader is een orgelist, die in de jaren 70 internationale wedstrijden afstruinde. Mijn moeder is een pianiste. Haar vader – mijn grootvader dus – was Jan Van Bouwel, een componist en dirigent. Ik ben opgegroeid met klassieke muziek. Behalve The Beatles en Pink Floyd kende ik geen popmuziek. Pas toen ik via een neefje The Velvet Underground en The Police leerde kennen, kwam daar verandering in.

Na het middelbaar ben ik grafische vormgeving gaan studeren in Brussel, maar eigenlijk was ik toen al vooral met muziek bezig. Ik zat altijd wel in een bandje in Leuven. Heel ambitieus. Alleen: de grote doorbraak kwam er niet. Toen ik op mijn 23e net naast een platencontract met Sony greep, ben ik me meer op toetsen en productie gaan toeleggen.

Een van je eerste eigen producties was Relax: Muzik zum Entspannen. Niet meteen een iconisch debuut.

SWINNEN: (lacht) Het is ook niet de plaat waar ik het trotst op ben. Eigenlijk was dat een heel bizar verhaal. Ik had gereageerd op een annonce van een bedrijfje in Aalst dat een producer zocht. De eigenaar bleek een commerçant te zijn uit de papegaaienbusiness: tot dan had hij papegaaien verkocht op de markt – er zat ook altijd eentje op zijn schouder – en nu had hij zich op de muziekwereld gestort. Het waren de hoogdagen van de cd – dat had er veel mee te maken.

Hij was gespecialiseerd in muziek op maat: puur commerciële cd’s voor Douwe Egberts, Libelle of Leffe. Er stond heel vaak ‘Gratis’ op mijn cd’s. (lacht) Daarnaast deden we ook andere dingen. Relaxatie-cd’s voor baby’s. Kerstcompilaties. Veel sounds likes ook: cd’s met nummers die gebaseerd waren op de hits van die dagen, maar daar net genoeg van verschilden om het copyright niet te schenden. Aldi distribueerde die. Die pee had dat goed gezien. Ik weet dat ik één cd heb gemaakt met kinderliedjes – iets met Vladimir de discomier – die 130.000 exemplaren verkocht heeft in de Aldi.

Goede leerschool wel.

SWINNEN: Inderdaad. Eigenlijk heb ik in Aalst leren producen. Ik denk dat ik er elk genre wel heb uitgeprobeerd. De ene dag deed ik research naar welke toonaarden een kalmerend effect hebben op baby’s, de volgende zat ik met een thereminspeler in de studio voor een halloweenalbum.

Op een bepaald moment hebben we ruzie gekregen. Artistieke meningsverschillen, laat ons zeggen. Tegen 2001 was Napster ook op het toneel verschenen: de eigenaar voelde dat de muziekindustrie aan het keren was. Een maand nadat ik mijn C4 had gekregen, passeerde ik er nog eens: plots stond de volledige studio vol met aquariums. Hij was vissen beginnen te verkopen. (lacht)

Vive la Fête Nuit Blanche [2003]

SWINNEN: Mijn pianoleerkracht aan de toenmalige rockschool in Antwerpen had Danny Mommens mijn naam doorgespeeld. Ik was redelijk vroeg bezig met elektronica. Ik had een Kurzweil gekocht, een pokkeduur klavier, en jaren als een eenzame nerd op mijn kamer gezeten, sleutelend aan klanken en samplebanken. Daardoor was ik ineens een soort synthesizerspecialist geworden.

Vive la Fête heet steevast de groep van Els Pynoo en Danny Mommens, maar jouw inbreng was niet gering, als ik me goed heb laten informeren.

SWINNEN: Danny had fantastische ideeën. Het imago en de sound van Vive la Fête zaten heel goed in elkaar. Niemand deed wat wij deden. Maar Danny was geen afwerker – ik denk niet dat hij het mij kwalijk neemt als ik dat zeg. Ik had wel die drive: we moeten een plaat maken, een single hebben… Ik ben al snel de nummers beginnen te producen – veel van de synthsounds kwamen van mij.

Touche pas, misschien wel hun bekendste nummer, is door jou geschreven.

SWINNEN: Door mij en mijn vrouw, Saskia Vanderheyden, mijn vaste tekstschrijfster. Touche pas hebben we geschreven op mijn verjaardag. Ik weet nog dat mijn vrouw vroeg wat ik als cadeau wilde. ‘Een single’, zei ik. Nuit blanche, de derde plaat van Vive la Fête, moest enkele dagen later af zijn en we mankeerden nog iets met hitpotentieel. ‘Dan schrijven we gewoon een single’, zei ze. Samen hebben we een fles champagne opengetrokken en in onze living Danny en Els gespeeld.

Doordat ik zo jong was, had ik het zelf niet door, maar achteraf bekeken was Vive la Fête één geschifte trip. Op een dag kregen we telefoon van de muzieksamensteller van Karl Lagerfeld. Blijkbaar had Karl een cd van ons gekocht in de Fnac van Parijs en draaide hij niks anders meer. Die gast was echt een megafan. Aanvankelijk wilde hij ons boeken voor zijn verjaardagsfeest. Daarna is hij ons overal mee naartoe beginnen te nemen. We zijn met Vive la Fête echt op de zotste plekken terechtgekomen.

Er bestaan YouTube-beelden waarin je met geblondeerde coupe op het Bal de la Rose staat te spelen.

SWINNEN: Klopt. De jaarlijkse fundraiser van prinses Caroline van Monaco. In de zaal zat de elite van Europa: adel, koningen, filmsterren, de grote modehuizen. Paul McCartney was er ook die avond. En daar mochten wij dus gaan spelen. Om je een idee te geven: ons voorprogramma was Marianne Faithfull en Ringo Starr. Hallucinant.

Wij mochten het dansgedeelte inleiden. Normaal is dat een klassieke wals, maar omdat zoiets niet tot ons repertoire behoorde, had prinses Caroline gevraagd om een cover van Angie van The Rolling Stones te brengen. We hadden het in een ultraminimalistisch jasje gestoken: ik speelde letterlijk twee noten, een heel nummer lang. Heel schoon, maar geen hond die wist hoe ze erop konden dansen. Dat beeld zal me altijd bijblijven: een hele zaal hoge adel die over elkaars voeten valt. (lacht)

Dat is het geschifte aan dat hele Lagerfeld-verhaal: wij waren een bende nozems die voortdurend op plekken belandden waar we niet thuishoorden. Ik weet nog dat we in Nederland op Lowlands speelden. Voor ons stond Coldplay, die toen net hun eerste single uit hadden. Ik was gaan kijken naar dat concert en achteraf liep ik met Chris Martin terug naar de backstage. Net toen we aan de kleedkamer van Coldplay arriveerden, zagen we twee crewleden van Vive la Fête buiten wandelen met een vuilbak en een kamerplant. Niet eens bier of zo: die gasten waren een vuilbak en een kamerplant gaan pikken. ‘Are those your people?’ vroeg Martin aan mij. ‘I’m afraid so.’ Ook dát was Vive la Fête. (lacht)

Daan Victory [2004]

Volgens de overlevering was het eerste dat Daan tegen je heeft gezegd: ‘Jij komt bij mij spelen.’

SWINNEN: Klopt. Hij had me in Nantes zien spelen, waar wij met Vive la Fête stonden en hij met Dead Man Ray. Achteraf sprak hij me aan en sindsdien zijn we vaste compagnons. Ik speel toetsen in zijn liveband en verzorg veel van zijn producties. De synthhook in The Player bijvoorbeeld: die is van mij.

Daan is ook niet de minst rock-‘n-rolle aller Belgen, vermoed ik?

SWINNEN: Hij klimt ’s nachts graag al eens op een kraan en durft na een optreden al eens in te breken in het lokale zwembad om enkele baantjes te trekken. (lacht) Maar de echte rock-‘n-roll zit ‘m bij Daan vooral in de studio. De extase als alles in een nummer ineens samenvalt.

Le franc belge is op dat vlak het beste voorbeeld. Vier maanden hebben we in de studio gezeten. Vier maanden was het een va-et-vient van muzikanten. Op een bepaalde dag was ik de micro’s aan het opstellen voor drumopnames toen ineens Jef Neve binnenwandelde. ‘Daan heeft me gevraagd voor een sessie.’ En zo ging dat elke dag. Het hoogtepunt waren de sessies met Radu Seu, een gerenommeerde Roemeense cimbalomspeler die Daan had gevonden, maar wel eentje die geen partituren bleek te kunnen lezen. Uiteindelijk hebben we hem moeten laten improviseren en alle hooks en lijntjes gesampled.

Na die vier maanden hadden we een soort onbeheersbaar monster gecreëerd. Sommige nummers telden 250 opnamesporen: dat is pure waanzin. We deden er weken over om een nummer af te mixen. Instrument per instrument en noot per noot moesten we overlopen of alles matchte. Ik dacht dat ik er onderdoor zou gaan. Iederéén die meewerkte, dacht dat ze er onderdoor zouden gaan. Ik denk dat die plaat het grootste huzarenstukje in de geschiedenis van de belpop is.

Je was een van de muzikanten die in 2013 op Linkerwoofer van het podium stapte toen Daan zichtbaar dronken aan het spelen was. Was dat de nasleep van Le franc belge?

SWINNEN: Dat was een samenloop van omstandigheden. Je stapt als muzikant niet van het podium omdat je zanger dronken is. Ik speel ondertussen vijftien jaar bij Daan en we hebben nooit echt ruzie gehad. We zijn een heel hecht gezelschap en dan moet je soms ook durven duidelijk te maken dat het echt niet meer gaat. Ik wil daar verder niet te veel over vertellen. We hebben dat hele verhaal bewust binnenskamers gehouden. En uiteindelijk zijn we er ook met opgeheven hoofd door geraakt.

Max Cracks in Ceilings [2008]

Het eerste Engelstalige nummer van een zestienjarige Max Colombie, die later zou verdergaan als Oscar & The Wolf.

SWINNEN: Die pluim ga ik wel niet op mijn hoed steken. Max heeft zelfs nooit met mij in de studio gezeten. Na Junior Eurosong kreeg ik de opnames toegestuurd van Cracks in Ceilings en heb ik er een productie rond gemaakt. Ik heb hem achteraf laten weten wat een fantastisch nummer hij had gemaakt. Als zestienjarige had hij al een heel aparte stem en een heel eigen geluid. Pijnlijke anekdote: vorig jaar ging ik door de spam van mijn mailbox en ontdekte ik dat Max me negen jaar geleden een aantal demo’s had doorgestuurd. Ik had die mails nooit gezien. Ik schaam me nog altijd dat ik hem nooit geantwoord heb.

Sowieso werk ik veel en graag met jonge gasten. Eurosong for Kids doe ik nog altijd. De onbevangenheid van jonge muzikanten heeft iets heel verfrissends. En af en toe zit er een supertalent tussen. Shut Up, de eerste single van Oliver Symons, tegenwoordig bekend van Warhola en Bazart, heb ik ook opgenomen. Het was meteen duidelijk dat het voor hem daar niet bij zou blijven.

Inzake opmerkelijke debuutsingles: ook This Is a Flirt en Bathroom Situations van Balthazar zijn door jou geproducet.

SWINNEN: Dat zijn ze met hun geld van de publieksprijs in de Rockrally komen opnemen. je voelt in die nummers dat het nog een zoekende band is. Het is iets heel anders dan de Balthazar van Applause, maar je hoort wel dat ze een eigen smoel hebben.

Het contact met hen is gebleven. We hebben nog vaak samengewerkt. Toen Maarten Devoldere productie studeerde, is hij bij mij stage komen lopen. In die tijd was ik druk bezig met de soundtrack van Jes, een VTM-reeks. Ik moest een dag op locatie werken en vroeg aan Maarten om in de tussentijd een thema van de soundtrack in een latinjasje te herwerken. Toen ik ’s avonds terugkwam, vroeg ik of het gelukt was. ‘Fantastisch! Ik heb de graafste snaresound ooit gevonden. Luister’, zei hij. Waarna hij het geluid van een snaredrum liet horen die – toegegeven – heel erg goed klonk. ‘Ik bedoelde de soundtrack. Is die gelukt?’ ‘Ah nee, daar ben ik niet aan toe gekomen.’ (lacht) Verder een uitstekende stagiair, hoor.

Het begint wat repetitief te worden, maar ook We Fucked a Flame into Being, Devolderes soloplaat als Warhaus, heb je mee geproducet.

SWINNEN: Ik heb vooral met mijn knowhow geholpen. De wereld van Warhaus was er al, ik heb geholpen om de sound te vinden die Maarten voor ogen had. Heel straffe plaat trouwens.

Novastar Almost Bangor [2008]

Volgens Joost Zweegers is het aan zijn ’toetsenist en goede vriend Jeroen Swinnen’ te danken dat Almost Bangor er gekomen is.

SWINNEN: Ik ken Joost al sinds 2001 – mijn broer was in die dagen zijn roadie. We jamden vaak, af en toe gingen we samen op reis om te schrijven. Na zijn val van het podium in Vorst Nationaal, in 2005, ging Joost door een moeilijke periode. Op een bepaald moment ben ik hem met de auto gaan oppikken, heb ik hem op de achterbank gelegd en zijn we naar Belle Île gereden, een eilandje voor de kust van Bretagne. We zaten niet ver van een dorpje dat Bangor heette. Daar hebben we een aantal nummers geschreven die later Almost Bangor zijn geworden. Niet dat mijn inbreng zo groot was: ik heb hier en daar wat akkoordjes veranderd – de brug van Because is van mijn hand, als ik me niet vergis.

Was je erbij toen hij in Vorst van het podium viel?

SWINNEN: Helaas wel, ja. Hij had zijn gitaar weggelegd en wandelde naar de piano. We waren al aan de intro van het volgende nummer begonnen en het bleef maar duren voor hij met de zang inviel. Ik weet nog dat ik wat boos werd: je kunt wel een sfeertje zetten voor je een nummer inzet, maar wij waren al twee minuten één akkoord aan het spelen. Ineens deed de tourmanager teken dat we moesten stoppen. Blijkbaar was het podium niet afgetapet, waardoor je in het donker niet kon zien waar het eindigde. Joost is eraf gevallen en heeft zijn hiel verbrijzeld.

Had zijn carrière er anders uitgezien zonder die val?

SWINNEN: Ik denk het wel, ja. Het ging op dat moment heel erg goed met Novastar. Er was veel interesse uit het buitenland. En dan kwam er die val en is hij er twee jaar tussenuit geweest. Nu goed, Joost is supergelukkig met hoe het nu loopt. Hij is geen gebroken mens of zo.

Van Joost heb ik geleerd om muziek te laten gebeuren. Joost kun je niet controleren. Hij is een pure gevoelsmens en zo schrijft hij ook. Zo had hij op een avond een slaappil genomen omdat hij te veel pijn had aan zijn voet. Ik was aan het opruimen, maar de opnameapparatuur liep nog. Joost begon uit het niks een nummer te zingen – dat later Making Waves is geworden. Het rolde er zo uit. ’s Anderendaags vroeg ik hem welk lied dat was. ‘Waar heb je het over?’ zei hij. Ik heb hem de opnames moeten laten horen: hij wist er zelfs niks meer van. Dat nummer heeft hij dus slaapwandelend geschreven. Pure magie.

Tom Dice Me and My Guitar [2010]

Het Eurovisiesongfestival: niet meteen de logische volgende stap.

SWINNEN: Dat was dan ook niet gepland. De VRT had op een bepaald moment een heleboel mensen aangeschreven om een nummer te maken voor Tom Dice. Eigenlijk wilde ik dat laten passeren, maar een dag voor de deadline zat ik toevallig met Ashley Hicklin in de studio, een Britse maat met wie ik veel nummers schrijf. Ik belde Tom en vroeg of hij iets te doen had – hij is meteen afgekomen. In de studio vroegen we hem wat voor nummer hij in gedachten had. ‘Maakt niet uit. Iets akoestisch. Iets met een gitaar.’ Waarop Ashley zegt: ‘Okay, Me and My Guitar it is.’ Een nummer over een jonge singer-songwriter die zich aan de wereld wil laten horen. Twee uur later was het af. Die avond hebben we het nog opgestuurd. En een paar weken later kregen we van de VRT te horen dat Me and My Guitar naar Oslo ging. Zo gaat het leven soms dus ook.

Was je erbij op het Songfestival?

SWINNEN: Jazeker. Ashley en ik zaten in zijn booth tijdens de puntendeling. We leken eerst tweede te gaan eindigen. Ik zie Ashley nog naast me staan wapperen met een Belgisch vlagje: ‘Two months ago I didn’t even know Belgium was a country and now I’m waving their flag!’ Uiteindelijk zijn we zesde geworden. Al bij al ook niet slecht.

Wat levert zo’n nummer op?

SWINNEN: Financieel? Dat zou ik moeten opzoeken.

Kun je er een huis mee kopen?

SWINNEN: Nee. Een aanbetaling voor een rijhuis in Merchtem, dat wel. Maar mocht Me and My Guitar tien jaar eerder zijn uitgekomen, dan deden we dit interview nu aan het zwembad van mijn villa. Dat nummer is echt een hit geweest in Scandinavië, Duitsland en Frankrijk. Alleen: net op het moment dat de hele muziekindustrie op haar gat lag. Het verhaal van mijn leven, vrees ik. (lacht)

Terzijde: had je dit jaar ook niet bijna de Poolse inzending voor Eurosong geschreven?

SWINNEN: Dat was een misverstand met mijn publisher. Ik had meegeschreven aan een nummer dat in de Poolse preselectie zat, maar net voor de finale is afgevallen. Grappig wel: in IJsland en Moldavië had ik ook een nummer in de preselecties.

Hoe komt Moldavië bij jou terecht?

SWINNEN: Ik zit in een internationaal co-write-gezelschap – met een aantal muziekschrijvers werken we aan elkaars songs. Het vreemde is dat ik vaak geen idee heb waar nummers uiteindelijk terechtkomen. Aan het einde van het jaar, wanneer ik mijn statements van Sabam krijg, gebeurt het al eens dat ik ontdek ik dat ik een hit in Spanje, Nederland of Polen heb gehad. Nu, het is niet alsof je dan een nieuwe auto op je rekening hebt staan. Voor het geld moet je dat niet doen. Voor sommige mensen is het een guilty pleasure om een goede popsong te beluisteren. Voor mij is het een guilty pleasure om er een te schrijven.

Stan Van Samang Een ster [2015]

Mag ik jou het geheim achter Liefde voor muziek noemen?

SWINNEN: Dat is misschien wat overdreven, maar ik ben al sinds het begin hard bij het programma betrokken, ja. Een paar jaar geleden belde Zodiak, het productiehuis dat Liefde voor muziek voor VTM maakt, me om het muzikale deel te begeleiden. Ik zag het niet meteen zitten, maar uiteindelijk heb ik toch toegezegd. Op één voorwaarde: ik wilde mijn dreamteam als band. De kijkers realiseren het zich niet, maar de band die al die nummers speelt, is werkelijk fantastisch. Marc Bonne is een heerser op drums. Jean-Francois Assy speelt cello en bas bij Daan. Wietse Meys is dé gast voor strijkersarrangementen. Met zo’n band kan er weinig verkeerd gaan. En dat is ook nodig: uiteindelijk moet je per seizoen vijftig nummers herwerken en inspelen in enkele weken tijd.

Hoe groot is jouw aandeel in die herwerkingen?

SWINNEN: Dat verschilt. Iemand als Johannes Genard of Bart Peeters weet op voorhand vrij goed welke nummers hij wil coveren en hoe die moeten klinken. Artiesten als Dana Winner of Isabelle A weten min of meer welke richting ze uit willen, waarna ik samen met hen de nummers herwerk, arrangeer en er een coherent verhaal van maak. Met Stan Van Samang bijvoorbeeld heb ik alles in mijn studio op voorhand voorbereid.

Ik heb op mijn gsm nog ergens opnames staan van de eerste keer dat hij Een ster probeerde, een cover van Christoff. Je hoort hem de hele tijd vloeken. ‘Ik zing dat niet. No way!’ Ik heb hem moeten overtuigen. Ik denk dat hij daar achteraf gezien wel blij mee is. (lacht) Van Liefde voor publiek zijn honderdduizend exemplaren verkocht: waanzinnig veel in deze tijden.

Nog eentje uit je discografie: blijkbaar heb je ook Christoffs Kerstmis vier je niet alleen geschreven.

SWINNEN: Klopt. Samen met mijn vrouw en Jo Hermans.

Is dat er niet wat over?

SWINNEN: (lacht) Zei Daan ook al: ‘Nu ben je te ver aan het gaan.’ Ik zie het probleem niet. Ik heb met Christoff gewerkt voor Liefde voor muziek. Hele lieve gast. Hij belde me op. Hij wilde een kerstplaat uitbrengen, heb je geen kerstliedjes liggen? Een kerstsingle: bucketlist-gewijs kan dat tellen. Een schlagerkerstsingle: nóg beter.

Ik hou niet van oogkleppen als het over muziek gaat. Dana Winners Ik laat je nu maar gaan is een goede song die goed gezongen is en door goede muzikanten is ingespeeld. Ik snap niet waarom ik dat zou moeten weigeren. Ik hou er net van om uitgedaagd te worden door een genre dat ik niet ken. Dat is altijd de leidraad geweest in wat ik doe. Een plaat voor Soulsister producen: zou ik dat kunnen? Een soundtrack schrijven voor Beau Séjour: had ik nog nooit gedaan. Een nieuwe muzikale richting zoeken voor Laura Omloop: waarom niet?

Ik begin me wel af te vragen waarom jij nog nooit eerder bent geïnterviewd.

SWINNEN: (lacht) De tijd dat ik de spotlights opzocht, ligt al een jaar of twintig achter me. Ik ben vooral de gast die achter de schermen producet of achteraan op het podium staat. En zo heb ik het ook graag.

LIEFDE VOOR MUZIEK

Elke maandag om 20.35 uur op VTM.

door Geert Zagers – foto’s Jef Boes

‘Twee crewleden van Vive la Fête pikten een vuilnisbak en een kamerplant uit Coldplays backstage, onder Chris Martins ogen.’

‘Vorig jaar vond ik in de spam van mijn mailbox demo’s die Max Colombie me jaren geleden had gestuurd. Ik schaam me daar nog altijd voor.’

‘Ik heb hier nog ergens opnames van de eerste keer dat Stan Van Samang Een ster van Christoff uitprobeerde. Je hoort hem de hele tijd vloeken: “Ik zing dat niet. No way!”‘

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content