“Je moet altijd zingen alsof je leven ervan afhangt”

© James McMillan voor Decca

De beste countertenor van de wereld is deze week te gast in Brussel. Knack sprak met Andreas Scholl.

De beste countertenor van de wereld is deze week te gast in Brussel. Knack sprak met Andreas Scholl.

Een van mijn sterkste concertervaringen ooit bewaar ik aan Bachs Hohe Messe, uitgevoerd in Bozar onder Philippe Herreweghe en Collegium Vocale. Na afloop gaf sopraan Johanette Zomer, net zo sterk onder de indruk als het publiek, haar bloemen aan de toen nog heel jonge countertenor Andreas Scholl, die fabelachtig mooi had gezongen.

Vandaag is Scholl niet alleen de grootste countertenor, maar gewoon een van de populairste zangers van de wereld. Hij heeft bij Decca net de plaat ‘O Solitude’ uit, met muziek van Henry Purcell, en komt op 9 december opnieuw naar Bozar, voor een virtuoos dubbelprogramma met collega Philippe Jaroussky en Ensemble Artaserse.

We mochten langskomen voor een gesprek, waarbij ik het niet kon laten Scholl te vragen of hij zich dat magische moment in Brussel zelf nog herinnerde. “Jazeker, het was het einde van een mooie, intensieve tournee. Maar ik moet eerlijk zijn: er is iets onrechtvaardigs in de Hohe Messe. Het Agnus Dei, dat ik moet zingen, is de allermooiste aria en staat helemaal op het einde. Als je die mooi zingt, is het applaus stormachtig én helemaal voor jou. (lacht)”

“Ik weet nog dat het héél langzaam was. De instrumentale inleiding deed pijn, je geloofde niet dat het zou lukken. Maar met Herreweghe kan het dus wel: vanaf de eerste noot heeft alles een doel en een richting. Niemand leunt achterover. Dat is ook wat mijn leraar René Jacobs bedoelt als hij zegt: je moet spelen alsof je leven ervan afhangt.”

Jacobs heeft nu succes als dirigent. Was hij als zangleraar ook zo intens?

Andreas Scholl: Absoluut. Met René is alles intensief. Hij stimuleert en provoceert zijn studenten: ‘Nee, het is niet goed. Probeer ’t opnieuw. Waarover zing je?’ Ik herinner me goed de keren dat ik van klas 418 doodmoe de trap afkwam: ik zoemde nog na, er was iets gebeurd, ik wist iets meer! Jacobs is honderd procent of niets, er is geen tussenweg. Er is geen ‘klasversie’ van de aria ‘Erbarme dich’. Zelfs zonder publiek ga je er helemaal voor. Dat is ook voor mij een belangrijk maxime geworden.

Sommigen van uw collega’s in de wereld van de oude muziek vinden musicologische exactheid niet alleen noodzakelijk maar ook voldoende voor een geslaagd concert.

Scholl: Historische uitvoeringspraktijk is een illusie. Zelfs als ik in staat zou zijn een originele versie van de Johannespassie te presenteren, waartoe zou die kunnen dienen? Ik moet altijd lachen als ik iemand zoals Joshua Rifkin bezig zie, die van muziek een historisch wetenschappelijk object wil maken. Om haar vervolgens te presenteren in een concertzaal met elektrisch licht, airco en ticketautomaten.

Voor een publiek dat niet met paard en kar is gekomen.

Scholl: Precies. Wij leven in de 21e eeuw. We spelen muziek die nooit voor onze generatie gecomponeerd werd, maar die toch nog relevant en belangrijk kan zijn. Wel, misschien heb je dan hier en daar aanpassingen nodig.

Uw nieuwe plaat betekent ook uw comeback bij Decca. U hebt vier opnamen gemaakt voor Harmonia Mundi, groot geworden in oude muziek en al haast veertig jaar de partner van René Jacobs. Waarom keert u terug naar Universal?

Scholl: Financieel is een opname niet interessant. Je wilt er alleen maar iets moois en goeds van maken. Bij Decca kreeg ik daarvoor de juiste condities, met zelfs een vrije dag voor iedereen. Bij Harmonia Mundi ligt alles strakker vast, vanuit de spanning tussen een bescheiden budget en vooropgestelde verkoopscijfers. Die kleinschaligheid is ook hun marketingstrategie geworden: wij zijn de delicatessenzaak, de anderen geven junkfood. Maar ik had me voor deze opname geen beter team en geen betere omstandigheden kunnen dromen dan bij Decca.

Waarom hebt u voor Purcell gekozen?

Scholl: Ik heb nooit plannen in de zin van ‘over vijf jaar moet ik dit of dat stuk zeker gedaan hebben’. Hoe gaat dat? Iemand komt in de koffiekamer en zegt: ik heb een mooi stuk gehoord of gezien. Je denkt: misschien is dat wel iets voor mij. Voor deze plaat waren ook Bach en liederen van Haydn en Mozart in de running. Maar waarom geen Purcell? Al sinds ik student was, zing ik liederen van hem. Ik vind het altijd mooi een programma te brengen rond twee of drie bekende stukken. De stenen waarop je bouwt.

Rudy Tambuyser

Andreas Scholl is te gast bij Bozar op 9 december. ‘O Solitude’ is uit bij Decca.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content