De vele schrijvers in King Krule: ‘Kafka heeft mijn brein gevoed’

© .
Jonas Boel
Jonas Boel Jonas Boel is medewerker van Knack Focus

‘Ik ben klaar om de beste dichter van deze generatie te worden’, liet King Krule enkele maanden geleden optekenen. Een open invitatie om te praten over zijn teksten en de auteurs die hem gevormd hebben. ‘Als kind heb ik gelezen onder dwang.’

Hij was veertien toen hij voor het eerst op Glastonbury speelde (op uitnodiging van Billy Bragg), zestien toen zijn debuutsingle Out Getting Ribs hem het label ‘stem van een generatie’ bezorgde, en net geen twintig toen zijn eerste plaat verscheen. Met het pas gereleasete The Ooz zit Archy Marshall, alias King Krule, intussen aan album nummer drie, en perfectioneerde hij zijn groezelige melange van jazz, gebroken hiphop, folk en postpunk met poëtische, gelaagde songteksten. Schrijven doet hij aan de lopende band en los uit de pols, lezen doet hij bij voorkeur in de zon, languit in het park.

Archy Marshall: Het eerste boek dat indruk op me heeft gemaakt, was Oliver Twist van Charles Dickens. Ik was ongeveer elf en ik leefde bij mijn pa. Mijn moeder had me buitengezet omdat ze genoeg van me had. Ik ging ook niet naar school, en omdat mijn pa overdag werkte, verplichtte hij me om boeken te lezen. Ik mocht niet buiten spelen of moest vroeger naar bed als ik binnen een bepaalde deadline niet voldoende hoofdstukken had gelezen. Lezen onder dwang, dat was het. Nogal stresserend, maar ook traumatiserend. Vooral omdat ik toen las over een jongetje dat niet naar school ging, onder dwang moest werken en in het criminele milieu was beland. Nogal herkenbaar. (grijnst) Ik denk niet dat mijn vader het slecht bedoeld heeft, hoor. Charles Dickens is nu eenmaal een literair icoon in Engeland. Maar toch: veel zin om uit eigen beweging dieper in de boeken te duiken heeft die ervaring me niet gegeven.

Ik een romanticus? Ik voel me meer verwant met Charles Bukowski.

Welke auteur of welk boek dan wel?

Marshall: De eerste naam die me te binnen schiet, is Franz Kafka. Ik moet een jaar of veertien geweest zijn toen ik hem voor het eerst las – A Hunger Artist, een verzameling kortverhalen. Het titelverhaal gaat over een uitgemergelde man die als circusattractie werkt. Hij zit in een kooi, eet niet en mensen komen kijken naar hem. Aan het eind – opgelet, spoiler! – komt er in de kooi naast hem een leprapatiënt zitten en heeft niemand nog oog voor hem. Plots staat hij niet meer in de belangstelling. Ik vind het een goede metafoor voor de muziek- en kunstwereld in het algemeen. (lacht)

Het realisme in Kafka’s boeken spreekt me erg aan. Er is iets met de manier waarop hij schrijft dat me telkens weer verliefd doet worden op zijn verhalen en personages. Hij inspireert me niet rechtstreeks, niet in hoe ik mijn teksten schrijf, maar hij heeft mijn brein gevoed en dat is erg belangrijk voor me geweest. Zelf vermeng ik ook graag normaliteit met surrealisme, en meng ik eenvoudige verhalen of handelingen met de vreemde kronkels in het diepst van onze gedachten. Vóór Kafka was ik niet verslaafd aan lezen of vertellen, sindsdien wel.

De eerste regel van Biscuit Town, de opener van je nieuwe plaat, is: ‘I seem to sink lower, gazing in the rays of the solar.’ Het doet me aan Oscar Wilde en zijn ‘We are all in the gutter, but some of us are looking at the stars’ denken.

Marshall: Ik heb nog niets gelezen van Oscar Wilde, maar heb wel al vriendinnetjes gehad die er dol op zijn – of tenminste, die zijn boeken in huis hebben. (grinnikt) Een dichter die me wél sterk heeft beïnvloed, is William Blake. Veel van zijn gedichten spelen zich af op twee minuten wandelen van het huis waar ik opgegroeid ben, in het gebied rond Peckham Rye, in het zuidoosten van Londen. Regels als ’trees and fields full of fairy elves, and little devils who fight for themselves’ heeft hij zo goed als in mijn achtertuin geschreven. Stiepelzat, waarschijnlijk. (lacht) Ik passeer nog steeds elke week langs die weg, en die connectie tussen het verleden – Blake schreef zijn gedichten in de achttiende en negentiende eeuw -, literatuur en het heden vind ik fascinerend. Ik hou ook van eenvoudige poëzie en van goede rijmpjes. Rijmen kon Blake als de beste.

In de song Logos ga je voluit: ‘I thought about her, her smell through clothes/ Her spoken smoke, mixed with my cologne/ We were soup together, but now it’s cold.’

Marshall: Die song was een keerpunt toen ik de plaat aan het maken was, de bal die alles aan het rollen bracht. Bij me thuis logeerde toen een meisje dat ik had leren kennen in Barcelona. Ik had haar meegenomen naar de studio, omdat ik indruk op haar wilde maken. De dagen daarvoor had ik een muzakachtig loungemuziekje geschreven, en ik wilde haar mijn ‘creatieve proces” laten zien. Nogal narcistisch, achteraf bekeken.

De vele schrijvers in King Krule: 'Kafka heeft mijn brein gevoed'
© Wikimedia Commons

Dus schreef ik die tekst uit, in één keer. Hij is deels gebaseerd op een droom die ik had als kind. In die droom zat ik in mijn ouderlijk huis, op de rand van het bad, dat in het midden van de kamer stond. Het water kleurde roze en de hele droom was nogal surrealistisch. Toen dat meisje bij me logeerde, wilde ze op een avond een bad nemen. Voor ze erin ging liggen, goot ik er lukraak wat zeep van hennep en rozen in , en toen kleurde het water óók roze! (lacht) De tekst van die song is dus deels in mijn dromen en deels in de realiteit ontstaan. Net zoals veel gedichten van William Blake.

Mag ik dit je meest romantische, lyrische plaat noemen? Je gebruikt veel kleuren: roze, maar ook blauw en grijs komen veelvuldig in de teksten voor.

Marshall: Ben ik een romanticus? (denkt) Ik weet het niet. Ik voel me meer verwant met iemand als Charles Bukowski. Hij was een romanticus, maar dan wel een confronterende, narcistische romanticus. (grijnst) Jaren geleden, toen ik voor het eerst op tournee was, heb ik zijn Ham on Rye gelezen, een quasi-autobiografisch relaas over een man die worstelt met volwassen worden. Een vettig, onaangenaam mannetje, voor alle duidelijkheid! (lacht) Echt het soort boek dat je beter niet leest wanneer je zelf een man in wording bent. Het is vooral de constant sluimerende wanhoop in zijn werk die me aanspreekt. Dat heeft even geduurd, want in het begin vond ik zijn zelfbeklag best irritant. Daarom hield ik Bukowski liever wat op afstand. Maar vorige maand ben ik begonnen in Tales of Ordinary Madness, over zijn avonturen en promotrips als jonge schrijver, en daardoor raakte ik toch weer lichtjes in de ban van de man, en dan vooral van zijn poëzie. Bukowksi was een outcast, en ik heb me ook altijd zo gevoeld. In Londen voel ik me overal onbegrepen, maar ik hou wel van dat idee dat niemand me echt begrijpt, dat niemand snapt wat ik precies doe, dat ik een doolhof ben voor de meeste mensen. Uiteindelijk zit er een doolhof in elk van ons.

Lees je ook non-fictie?

Marshall: Mijn broer heeft me de essays van George Orwell leren kennen, en die vond ik heel erg boeiend. Ik had 1984 en Animal Farm wel gelezen, maar zijn essays – over politiek, maatschappij, literatuur – vind ik beter. Gevatter en scherper. Zo ben ik via wat omwegen ook bij Christopher Hitchens aanbeland, die zelf een bewonderaar van Orwell was. Hij is enkele jaren geleden overleden, maar hij was een heel bevlogen schrijver, journalist en politiek correspondent. Hij heeft voor mij de deur naar politieke analyses geopend. Ik herinner me vooral zijn essay The Medals of his Defeats, waarin hij Winston Churchill onderuithaalt. Of toch het monument, de mythe Churchill. Zo blijkt dat niet hij maar een acteur zijn beroemde radiospeeches tijdens de Tweede Wereldoorlog – ‘We will fight at the beaches’, weet je wel? – heeft ingesproken. Het ging blijkbaar om ene Norman Shelley, die later bekend zou worden als de stem van Winnie de Poeh in een serie hoorspelen voor kinderen op BBC Radio. (lacht) Komaan, zoiets verzin je toch niet! Er bestonden geen heilige huisjes voor Hitchens, die trouwens ook een radicaal atheïst was. Een antitheïst, noemde hij zichzelf. Good lad, he was.(grijnst)

William Blake heeft veel van zijn gedichten zowat in mijn achtertuin geschreven. Stiepelzat, waarschijnlijk.

In Cadet Limbo zing je ‘Lost paradise for one/ I can see your face/ Lost to where I belong’. Is dat een verwijzing naar Paradise Lost, het epische gedicht van John Milton?

Marshall: Het kan bijna niet anders, hè? (glimlacht) Er lopen verschillende thema’s door deze plaat, en een ervan is het personage van een astronaut die tegelijk diepzeeduiker is. In Cadet Limbo zit ook een van mijn favoriete regels op het album: ‘As I floated along/ Spent most of my time orbiting your waist/ And had it really been this long?/ Since I got lost in space?’ Toen ik dat meisje uit Barcelona leerde kennen, voelde ik iets dat ik lange tijd niet meer had gevoeld. Meer wel dan niet liep ik verdoofd rond, uitgevlakt, door een teveel aan prikkels en input. Plots was daar iemand die me inspireerde, die me zuurstof gaf. Dat was nieuw voor me, en dat gevoel is sterk aanwezig in de songs. Daarom staan er ook veel vrouwenstemmen op de plaat.

Veel vrouwelijke schrijvers heb je nog niet opgesomd.

Marshall: Oei, dat is zeker niet bewust! Om Sylvia Plath kan ik sowieso niet heen, maar dan vooral omdat ze me heeft doen kennismaken met het werk van Anne Sexton, een tijdgenote van Plath die veel minder bekend is. Een van haar gedichten, Wanting to Die, heeft de donkerste beeldtaal die ik tot nu toe gelezen heb. Ik ben altijd gefascineerd geweest door nihilisme en de donkere kanten van het leven, en dus geef ik me graag over aan de poëzie van Sexton. Ze was diep beschadigd, misbruikte haar kinderen, was gewelddadig en suïcidaal – dingen waar ze pijnlijk openhartig over schreef. Uiteindelijk pleegde ze zelfmoord, op haar vijfenveertigste. Op YouTube vind je video-opnames van haar waarin ze haar eigen gedichten voorleest. Moet je zeker checken, want ze heeft ook een erg coole stem!

Oké. Kunnen we toch met een iets vrolijker noot eindigen?

Marshall: Vrolijk? Oei, dan moet ik even nadenken. Weet je, toen ik klein was, zong mijn moeder vaak iets van Billie Holiday voor me, voor het slapengaan. Lover, Come Back to Me heet dat liedje. Daar heb ik goede herinneringen aan. Ik heb zelfs een stukje uit die tekst gepikt voor Lonely Blue: (zingt)The sky was blue/ And high above the moon was new/ This eager heart of mine was singing lover come back to me/ Lover, lover come back to me.’ Mijn moeder zong het wel over een drum-‘n-bass-baslijn, die moet je er maar zelf bij denken. (grijnst)

The Ooz

Uit via XL Recordings

King Krule

Concerteert op maandag 11/12 in De Roma, Borgerhout. Info: deroma.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content