De oorveeg van The Hickey Underworld

De beuksongs van The Hickey Underworld hebben met twee woorden leren spreken, maar beuken doen ze nog altijd.

The Hickey Underworld ***

I’m Under The House, I’m Dying

Rock

PIAS

Behalve misschien die keer dat Stijn Stijnen de marketingmogelijkheden van het internet besloot uit te proberen, viel er zelden zoveel stinkende lof te noteren als drie jaar geleden over de debuutplaat van The Hickey Underworld. Hield uw dienaar het nog beschaafd op ‘een plaat waarbij elk rechtgeaard rock & roll heart spontaan hoort op te springen’, dan diepten de concullega’s ter illustratie van hun waardering nog veel duurdere woorden op.

Eén recensent omschreef de songs op hun debuut als ‘uppercuts, uitgedeeld met boksijzers in de handschoenen’. Een andere deinsde er niet voor terug om op gevaar van eigen lijf en leden een dure eed te zweren. ‘Onze kop eraf,’ luidde het stoer, ‘als er dit jaar nog een Belgische rockplaat uitkomt die even verpletterend klinkt als het debuut van The Hickey Underworld.’ Welaan dan, we zijn het speciaal voor u nagegaan: de bewuste kop staat nog steeds op de rechtmatige schouders, en dus mogen we met een eenvoudig syllogisme concluderen: in 2009 heeft geen Belgische rockplaat meer indruk gemaakt dan het debuut van The Hickey Underworld.

Drie jaar en een paar dozijn platgespeelde concertzalen later ligt de opvolger klaar – net op tijd voor Valentijn! – en I’m Under The House, I’m Dying mag wat ons betreft met evenveel egards behandeld worden. Omdat wat goed was, behouden is gebleven en Fugazi, The Jesus Lizard en Nirvana dus de belangrijkste ijkpunten blijven, het mengpaneel andermaal werd uitbesteed aan de heren van Das Pop – never change a winning team, n’est-ce pas? – en zanger Younes Faltakh nog altijd klinkt als een humeurige Julian Casablancas.

Maar ook omdat er voorzichtig een andere toon wordt aangeslagen en het viertal, nadat het ons drie jaar geleden met geweld naar het einde van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig katapulteerde, op deze plaat ook invloeden uit de seventies uitprobeert. Reculer pour mieux sauter, heet dat. En dus niet, zoals een bekende Italo-Belg volgens hardnekkige geruchten weleens durft te kraaien in één of andere Brusselse nachtclub, enculer pour mieux sauter.

Nu horen wij u denken – net nieuwe batterijen in ons hoorapparaat gedaan: ‘Moeten we ons bij de seventiesinvloeden dan progrockmonsters à la Yes, Genesis en Jethro Tull voorstellen?’ Goddank niet, al passeert in het titelnummer wel een streepje hairmetal en kunt u in de staccatogitaren van Thierry en The Frog via OK Computer van Radiohead wel een verre echo van Pink Floyd opvangen – maar dan zou u al echt van slechte wil moeten zijn.

Nee, met die verwijzing naar de seventies doelen we vooral op de bedachtzaamheid waarmee de songs deze keer duidelijk zijn geconstrueerd: ze blijven even brutaal naar uw keel grijpen, hoor, maar de motoriek waarmee het gebeurt, is wat fijner geworden en links en rechts is er zelfs plaats voor franjes en spielerei. Zie bijvoorbeeld de grimmige kermisdeuntjes waartussen Cold Embrace zit geprangd of de blazers – blazers! – die in Martian’s Cave opduiken. Goed, van sommige songs had er daardoor ook wat overtollig vet kunnen worden weggesneden, want hard aankomen doen ze sowieso.

Vincent Byloo

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content