Couleur Café Dag 3: teveel infantiele volksmennerij

Het terrein lag er op de slotdag van Couleur Café behoorlijk stoffig bij en over de muziek op de podia kon helaas hetzelfde worden gezegd. De artiesten leken slechts op halve kracht te werken en op het concert van Hypnotic Brass Ensemble na, bleven de memorabele momenten schaars.

Public Enemy, dit keer geruggensteund door een liveband, deed zijn kunstje zonder te verrassen. De Nigeriaans-Duitse zangeres Ayo verviel in het soort langdradigheid en repetitiviteit dat nog het best wordt gevat met het begrip ‘geëmmer’ en Stephen Marley bewees dat hij wel de stem en de sound van zijn vader had geërfd, maar niet het songschrijftalent. Neem het van ons aan: Ziggy is beter. Hoe het met de rest gesteld was, leest u hieronder.

1. HYPNOTIC BRASS ENSEMBLE (Phoenix, 22 u.)

Het enige échte hoogtepunt op Couleur Café zondag was het negenkoppige Hypnotic Brass Ensemble, acht koperblazers en een drummer uit Chicago. De toeters worden gehanteerd door acht zonen van de inmiddels 85-jarige jazztrompettist Phil Cohran, die ooit lid was van Sun Ra’s Arkestra, maar zelf niet meer mee de hort opgaat. HBE speelt veelkleurige, hoofdzakelijk instrumentale dansmuziek, doordrongen van genres als hiphop, jazz, funk, rock, afrobeat en calypso en was al te horen op platen van Gorillaz, Erykah Badu, Mos Def, Ghostface Killah en Wu Tang Clan. Dat had blijkbaar sporen nagelaten, want in Brussel sloegen enkele van de leden tijdens nummers als ‘Kryptonite’ en ‘Get the Party Started’ ook zelf ongebreideld aan het rappen.

Meteen bleek ook waarom de band zijn stijl als ‘hypnotic’ of als ‘Now Music’ omschrijft. De stukken klonken een voor een energiek en aanstekelijk, overweldigend en meeslepend. Hypnotic Brass Ensemble mag dan al een soort fanfare zijn, ze opereert duidelijk in de 21ste eeuw. Als bewijs daarvan speelde ze onder meer ‘War’, een track die ze onlangs bijdroeg tot de filmsoundtrack van ‘The Hunger Games’.

Het publiek ging probleemloos mee in het geluidsuniversum van het gezelschap en overal zag je swingende lijven. Alleen jammer dat Hypnotic Brass Ensemble in hetzelfde bedje ziek was als negentig procent van de acts die dit jaar op Couleur Café te zien waren: na drie dagen volksmennende poppenkast in de trant van ‘say yeah’, ‘sing heey-yo’, ‘move to the left’, ‘move to the right’, ‘get down’, ‘let me see your hands’ en ‘make some noise’ hadden we de meeste artiesten graag op enkele rake kniestoten getrakteerd. Publieksparticipatie? Niks op tegen, maar moet het écht zo infantiel? We kregen zowaar de indruk dat we op Couleur Crêche waren terechtgekomen.

2. BEN L’ONCLE SOUL (Titan, 22u.)

Twee jaar geleden werden we, op hetzelfde festival, aangenaam verrast door Ben l’Oncle Soul, een jonge Fransman die toen net bij Motown zijn debuut-cd had uitgebracht en de Amerikaanse soultraditie zo nauwgezet had bestudeerd dat hij er een zeer geloofwaardige eigen versie van wist neer te zetten. Intussen is de sympathieke zanger met de bril en het onafscheidelijke hoedje bij onze zuiderburen tot een fenomeen uitgegroeid en dus kreeg hij van Couleur Café dit keer een plek op het hoofdpodium. Geen goed idee, bleek achteraf. Let wel: Benjamin Duterde is een prima zanger met een beetje Otis Redding en Wilson Pickett in de stembanden en heeft een band met de wendbaarheid van Booker T & The MG’s.

Het probleem zat hem vooral in de opbouw. l’Oncle Soul begon namelijk met datgene waar de meeste andere artiesten mee besluiten: tijdens de opener, een geslaagde, in ska gedrenkte cover van ‘Seven Nation Army’, stelde hij meteen zijn muzikanten voor. Vervolgens stortte hij zich op een kabbelende ballad en verloor hij zich helemaal in spelletjes met het publiek. Dat haalde volledig de vaart uit zijn set, waardoor na een half uur het gevoel bleef knagen dat het concert nog moest beginnen. Zoiets is dodelijk, zeker voor een man die geacht wordt in ‘good time music’ te grossieren.

Toen Ben L’Oncle Soul eindelijk ter zake kwam, met ‘Soul Man’ of het van Gnarls Barkley geleende Crazy’, was het al te laat. We hebben voor de artiest dan ook slechts één goeie raad voor de toekomst: niet lullen, maar spelen.

3. ORQUESTA BUENA VISTA SOCIAL CLUB MET OMARA PORTUONDO (Univers, 17u.)

IN 1997 zorgde het ouderlingenkransje Buena Vista Social Club ervoor dat de traditionele Cubaanse son weer heel even de wereld veroverde. Mooi, alleen staat de tijd niet stil: de hoofdfiguren -Compay Segundo, Ibrahim Ferrer, Ruben González, Cachaíto López- zijn intussen allemaal overleden en hoewel er nog enkele oudgedienden present zijn (luitspeler Barbarito Torres, tresero Papi Oviedo, trompettist Manuel Mirabal) is Buena Vista nu vooral een merknaam die door de betrokkenen om commerciële redenen tegen wil en dank in stand wordt gehouden.

Het is nog altijd een degelijk son-orkest, maar op Couleur Café dreef het toch vooral op routine: dit waren prima muzikanten die hun werk deden, maar het vuur en de bevlogenheid ontbraken. De zanger en zangeres deden weliswaar moeite om het publiek te doen geloven dat ‘Chan Chan’ nog altijd even fris klonk als vroeger, maar de werkelijkheid sprak dat tegen. Gelukkig werd, na veertig minuten, de 82-jarige diva Omara Portuondo geïntroduceerd. Hoewel de dame bijzonder frêle oogde en lang niet meer zo goed zong als vroeger, hield ze zich kranig, waagde ze zich aan enkele stramme danspasjes en wist ze met meezingers als ‘Quizas, quizas, quizas’ het publiek alsnog te charmeren.

Ontoerend hoe die oude glorie, ondanks haar wankele gezondheid, bereid blijft voor vier nummers per set de wereld af te reizen. Ons respect heeft ze. Maar het wordt nooit meer zoals het was, zoveel is zeker.

Dirk Steenhaut

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content