The Waterboys @ AB: Vitaal en gedreven

© Yvo Zels

Muziekfans die al eens een boek lezen en niet terugschrikken voor een fikse dosis spiritualiteit, kwamen bij The Waterboys volop aan hun trekken. De groep, die postpunk en klassieke rock naadloos versmelt met keltische folk, stond in de AB garant voor een twee uur durend, bijzonder snedig concert.

DA GIG: The Waterboys in AB, Brussel op 6/9.

IN EEN ZIN: Mike Scott en de zijnen gaven een bevlogen show waarvoor in ruime mate werd geput uit de beginperiode van de groep.

HOOGTEPUNTEN: ‘A Girl Called Johnny’, ‘We Will Not Be Lovers’, ‘Medicine Bow’, ‘Don’t Bang the Drum’, ‘Long Strange Golden Road’…

DIEPTEPUNTEN: Geen, al was de coverversie van Chuck Berry’s ‘Roll Over Beethoven’ even irrelevant als overbodig

QUOTE: “Ik weet niet hoe vaak we, sinds 1984, al in de AB hebben gespeeld, maar het is altijd een plezier hier terug te komen. We houden er ook van hier rond te zwerven in de omliggende straatjes. Zelfs de platenzaken in de buurt zijn uitermate cool.”

Sinds hun ontstaan, zo’n 32 jaar geleden, hebben al ruim zeventig muzikanten van de line-up van The Waterboys deel uitgemaakt. We kunnen dus met gemak concluderen dat frontman Mike Scott de enige constante van het gezelschap is. In Brussel stond de zanger op het podium met exact dezelfde band als die waarmee hij in Nashville zijn begin dit jaar verschenen elfde langspeler ‘Modern Blues’ had ingeblikt. Het is een plaat waarop de muzikale invloed van de American South nogal nadrukkelijk voelbaar is.

Scott, een liefhebber van Stax en andere r&b-labels, liet zich op het werkstuk bijvoorbeeld assisteren door een topmuzikant als bassist David Hood, één van de sleutelfiguren van de legendarische Muscle Shoals-studio’s in Alabama, die vaak te horen was aan de zijde van Aretha Franklin en volgens Scott “op méér goeie platen meespeelt dan gewone stervelingen tijdens hun leven warme maaltijden te verorberen krijgen”. David is overigens de vader van Patterson Hood, de drijvende kracht achter Drive-by Truckers.

In de AB kreeg de 56-jarige Mike Scott -met hoed en bril- ook ruggensteun van Hammond-organist Paul Brown. De man gaf zich op het podium voor tweehonderd procent, hipte voortdurend van het ene been op het andere en drukte met zijn wilde capriolen op het klavier een onuitwisbare stempel op de songs. Voorts herkenden we oudgedienden zoals drummer (en Hugo Camps-lookalike) Ralph Salmins en de elektrische fuzzviolist Steve Wickham, die al menig concert van The Waterboys naar woeste hoogten had gestuwd.

The Waterboys @ AB: Vitaal en gedreven
© Yvo Zels

Terug in de tijd

Uit de jongste cd hadden slechts vijf nummers de setlist gehaald en het recente radiohitje ‘I Can See Elvis’ was er géén van. Scott trapte af met het prachtige ‘Our Destinies Entwined’ en beet zich, samen met zijn gezellen, vervolgens vast in ‘Still A Freak’, een flard potige, naar de seventies verwijzende bluesrock waarin gitarist Zach Ernst vrijelijk mocht soleren. ‘Nearest Thing To Hip’, waarin de zanger zijn liefde voor Sun Ra, Miles Davis en Charlie Parker beleed en treurde over de vele coole plekken die voorgoed tussen de plooien van de tijd waren verdwenen, was schatplichtig aan Bob Dylan, de vader aller singer-songwriters, wiens schaduw in de AB wel vaker over de songs hing.

De band klonk vitaal en uiterst bedreven en Paul Brown droeg, onder andere in ‘Rosalind (You Married the Wrong Guy)’, een soulvolle tweede stem aan. ‘Song of Wandering Aengus’, een op muziek gezet gedicht van William Butler Yeats en zeker niet het meest dwingende nummer uit de vorige cd van The Waterboys, was nog vrij recent, maar voor de rest van het concert reisde Mike Scott behoorlijk ver terug in de tijd. De meeste songs dateerden uit de jaren tachtig en negentig en waren afkomstig uit platen als ‘This Is The Sea’, ‘Fisherman’s Blues’ en ‘Dream Harder’.

Vroege hoogtepunten in de set waren zonder twijfel ‘A Girl Called Johnny’, een ode aan Patti Smith uit het titelloze debuut van The Waterboys, waarvoor Scott aan de piano ging zitten, en het epische ‘We Will Not Be Lovers’, waarin het venijn nog extra werd benadrukt door de wilde strijkstokuithalen van Steve Wickham. “We’re gonna slow things down now”, kondigde Scott aan, maar dat was een schijnmaneuver: met het energieke ‘Medicine Bow’ zette de groep er serieus de beuk in en tijdens het huppelende ‘Glastonbury Song’ slaagde de zanger er zelfs in zijn gitaar als een saxofoon te doen klinken.

Stijlbreuk

Vraag ons niet wat Mike Scott bezielde, maar zijn cover van Chuck Berry’s ‘Roll Over Beethoven’, hoe swingend ook, veroorzaakte een drastische stijlbreuk en kon niet meteen een spannende of originele coverkeuze worden genoemd. Het dromerige ‘The Return of Jimi Hendrix’ werd dan weer veeleer gedeclameerd dan gezongen: het was een poëtische hommage naar het voorbeeld van Patti Smith, waarin Zach Ernst snijdend gitaarwerk aan toevoegde, maar die in de tweede helft helaas een beetje inzakte.

Enkele van de grootste hits van The Waterboys had Scott tot het einde bewaard. Het door zijn zorg om het milieu ingegeven ‘Don’t Bang the Drum’ dateerde nog uit de Big Music-periode van de groep, maar in plaats van voor een Spectoriaanse wall of sound koos de frontman dit keer voor een aanzienlijk soberder aanpak met enkel piano en viool. Het nummer werd haast volledig gedragen door Wickham, die ook barokke motiefjes toevoegde aan ‘The Whole of the Moon’. Dat laatste klonk voor de gelegenheid luchtiger en minder weids dan gewoonlijk en werd gedomineerd door de Memphis soulbas van David Hood.

Net zoals de jongste plaat werd de set afgesloten met het uitgesponnen, naar de bekendste roman van Jack Kerouac verwijzende ‘Long Strange Golden Road’, waarin Steve Wickham zijn viool even ruilde voor een lapsteel. Toen de groep weer in de schijnwerpers verscheen, met het oog op een toegift, mat Mike Scott zich een Texaans plattelandsaccent aan en deed hij alsof hij in een Waterboys-coverbandje speelde. De Ierse roots van ‘Fisherman’s Blues’ kregen daardoor een vaag bluegrasstintje. Het publiek kreeg er maar geen genoeg van en dus diepte Scott nog het van Prince geleende ‘Purple Rain’ op, een hymne die hij al sinds de eighties occasioneel ten gehore brengt en in de AB uit volle borst werd meegezongen.

Een bevlogen concert van een man die ooit even op weg leek naar het status van U2, maar tijdig een zijpaadje insloeg. Het is dan ook geen toeval dat één van zijn vroegste songs ‘I Will Not Follow’ heette.

DE SETLIST: Destinies Entwined / Still A Freak / A Girl Called Johnny / We Will Not Be Lovers / Nearest Thing To Hip / Rosalind (You Married The Wrong Guy) / Medicine Bow / Glastonbury Song / Roll Over Beethoven / Song of Wandering Aengus / The Return of Jimi Hendrix / Don’t Bang The Drum / The Whole of the Moon / Long Strange Golden Road // Fisherman’s Blues / Purple Rain.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content