Sigur Rós @ Rivierenhof: zinnenprikkelend en meeslepend

© Koen Keppens

Voor het eerst in vier jaar is de IJslandse formatie Sigur Rós weer op tournee en met haar populariteit zit het blijkbaar nog altijd snor: kaartjes voor haar concerten zijn al net zo gegeerd als water in de woestijn. Ook in Antwerpen bleek de vraag vele keren groter te zijn dan het aanbod.

DA GIG: Sigur Rós in Openluchttheater Rivierenhof, Deurne op 27/8.

IN EEN ZIN: Het concert werd af en toe ontsierd door lange pauzes en technische problemen, maar desondanks speelde Sigur Rós een meeslepende set die niemand onberoerd liet.

HOOGTEPUNTEN: ‘Svefn-G-Englar’, ‘Sæglópur’, ‘Varú∂’, ‘Hafsól’, ‘Popplagi∂’…

DIEPTEPUNT: de veel te lange pauze tussen ‘Ny Batterí’ en ‘Sæglópur’.

BESTE QUOTE van Jónsi Birgisson (veel meer heeft hij eigenlijk niet gezegd): “Fijn dat jullie gekomen zijn. En sorry dat we er zo’n zootje van gemaakt hebben.”

In het gewone leven spelen de vier heren van Sigur Rós regelmatig een potje biljart in de plaatselijke heavy metalkroeg, trappen ze wel eens tegen een balletje aan of amuseren ze zich met akoestische reggaeversies van hun songs. Maar zodra ze op een podium verschijnen, krijgen zanger Jónsi Birgisson en zijn vrienden een bovenaardse aura en worden ze voor velen een voorwerp van devotie. Dat komt wellicht omdat de groep, die samen met Björk IJsland op de culturele wereldkaart zette, een volstrekt uniek geluid produceert.

Het is een zinnenprikkelende mengeling van postrock, ambient, hedendaags klassiek, liturgische muziek en minimal music, waarin vooral de hoge koorknapenstem van Jónsi de aandacht trekt. De man bewerkt zijn gitaar steevast met een strijkstok en zingt niet zelden in het Volenska (of ‘Hooplands’), een zelfverzonnen, op langerekte klinkers gebaseerde taal zonder grammaticale regels.

De songs van Sigur Rós brengen dus geen welomlijnde betekenis over, maar veeleer een euforisch, haast religieus gevoel. De groep maakt tijdeloze muziek die vooral aan het onderbewuste van de luisteraar appelleert. Geen wonder dus dat haar platen bij de internationale liga der filmmakers zo goed in de markt liggen.

Extra krachten
Eerst zag het ernaar uit dat Sigur Rós voor het eerst sinds lang weer als kwartet op het podium zou staan, maar in het feeërieke kader van het Rivierenhof stelden we vast dat er toch weer een hoop strijkers, blazers en een extra kracht op vibrafoon en zingende zaag waren meegereisd. De IJslanders dienden zich dus aan als een elfkoppig kamerensemble dat akoestische instrumenten combineerde met elektrische én een fikse scheut elektronica.

Eerder dit jaar bracht Sigur Rós het ietwat zweverige ‘Valtari’ uit, een cd die zo moeilijk tot stand kwam dat de muzikanten er drie verschillende versies van opnamen. Blijkbaar spaart de band dat materiaal op voor de zaaloptredens later dit jaar, want van de nieuwe nummers hadden er slechts twee -de single ‘Ekki Múkk’ en het spirituele, met prachtige vrouwenstemmen versierde ‘Varú∂’- de set gehaald. Dit keer serveerde de groep een dwarsdoorsnede van haar hele oeuvre, met nadruk op platen als ‘Ágætis Byrjun’ en ‘Takk…’. De sfeer was dus aanzienlijk minder luchtig en frivool dan tijdens haar vorige doortocht, ten tijde van ‘Me∂ su∂ í eyrum vi∂ spilum endalaust’.

Jammer genoeg werd Sigur Rós in Deurne af en toe geplaagd door technische problemen. Zo zette de tergend lange pauze tussen ‘Ny Batterí’ en het door een lyrische piano en belletjes ingeleide ‘Sæglópur’ al na het eerste kwartier een domper op de magie. Ook werden geprogrammeerde passages soms te vroeg gestart, terwijl andere het lieten afweten, wat Jónsi ertoe noopte zich te verontschuldigen “for all this mess”.

Desondanks viel er echter heel wat te genieten. Bovenop de langzaam opgebouwde wall of noise van klassieker ‘Svefn-G-Englar’ spon bijvoorbeeld een roezig orgeltje, en doordat Jónsi occasioneel door de pick-up van zijn gitaar zong, klonk zijn falset nog onwereldser dan anders. Tijdens het door harmoniumklanken ingeleide, majestueuze ‘Vi∂rar Vel Til Loftárása’ bouwde de zanger een lange stilte in en leek de band even te bevriezen, wat voor een extra dramatisch effect zorgde.

Bedwelmend

Opzienbarend trouwens, hoe Sigur Rós er, binnen het bestek van een song, in slaagde ongemerkt een brug te slaan van sober en ingetogen naar jubelend en exuberant. Ook durven de heren onhippe verwijzingen, bijvoorbeeld naar de Europese blaaskapeltraditie, te gebruiken en in hun voordeel om te buigen, waardoor ze weer cool worden (zie ‘Olsen Olsen’).

Tussendoor was er de catchy pop van ‘Hoppípola’ en naar het einde toe werd zelfs teruggegrepen naar het zeventien jaar oude ‘Hafsól’ (uit debuut-cd ‘Von’), waarin Georg Hólm een intrigerend percussief effect creëerde door de snaren van zijn bas met een staafje te bewerken.

Als toegift serveerden de IJslanders, na het serene ‘Vaka’, het ook als ‘Untitled #8’ bekende ‘Popplagi∂’ uit ‘()’ dat, dank zij een forse basriff en beukende drums, een zinderende climax bereikte. Een perfect concert was het, als gevolg van die enkele technische mankementen, zeker niet, maar er vielen meer dan genoeg momenten van bewelmende schoonheid te noteren om van een geslaagde avond te kunnen spreken. Bij deze.

Dirk Steenhaut

DE SETLIST: Ekki Múkk / Í Gær / Ny Batterí / Sæglópur / Svefn-G-Englar / Vi∂rar Vel Til Loftárása / Olsen Olsen / Hoppípolla / Me∂ Bló∂nasir / Festival / Varú∂ / Hafsól // Vaka / Popplagi∂.

TIP: Volgende IJslandse groepen zijn vooralsnog minder bekend, maar voor fans van Sigur Rós zeker de moeite van het ontdekken waard: Amiina, Stafrann Hákon, Kira Kira, Olafur Arnalds, We Made God, Jóhann Jóhannsson, For A Minor Reflection, Kippi Kaninus, Valgeir Sigur∂sson, Helgi Jónsson…

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content