Mark Lanegan Band @ Trix

Over het eerste van zijn twee uitverkochte concerten in Antwerpen waren de meningen blijkbaar verdeeld, maar wie zaterdag naar Mark Lanegan ging kijken, werd beslist niet teleurgesteld. Het werd een donkere maar intense set, waarin ook zijn Belgische begeleiders indruk maakten.

DA GIG: Mark Lanegan Band in Trix, Antwerpen op 3/3.

IN EEN ZIN: Of er nu smerig werd gerockt of gevoelig en bluesy werd gecroond, Mark Lanegan zong altijd bezwerend en kon daarbij terugvallen op een band die zijn songs perfect aanvoelde.

HOOGTEPUNTEN: kiezen is vrijwel onmogelijk. Zanger en groep presenteerden omzeggens van begin tot eind op topniveau.

DIEPTEPUNTEN: laten we hopen dat de zanger die nu wel definitief achter de rug heeft.

BESTE QUOTE: erg spraakzaam is Lanegan nooit geweest. Daarom deze markante regel uit ‘St Louis Elegy’: “If tears were liquor, I’d have drunk myself sick.

Er was een tijd dat op iedere cd van Mark Lanegan een stickertje kleefde met de boodschap “van de zanger van Screaming Trees”. Vandaag speelt de 47-jarige artiest voor een generatie die het pre-grungecombo, waar hij tussen 1985 en 2000 deel van uitmaakte, wellicht nog nooit heeft gehoord. Lanegan kan dan ook al terugblikken op een carrière van 27 jaar en dat is op zich al een klein mirakel. Lange tijd werd er immers van uitgegaan dat hij voortijdig in de goot zou eindigen, met een naald in zijn arm.

Niet dus. De notoire junk is inmiddels afgekickt en wel, oogt gehavend maar gezond en heeft met het voortreffelijke ‘Blues Funeral’ voor het eerst in acht jaar een nieuwe soloplaat uit, waarmee hij dezer dagen langs de Europese zalen trekt. Opmerkelijk daarbij is dat hij zich daarbij laat seconderen door uitsluitend Belgische muzikanten. ‘Buddy’ Aldo Struyf, bekend van Millionaire en Orange Black, mocht de groep samenstellen en deed dat met de trefzekerheid van een moderne luchtdoelraket. Uit de huidige bezetting van zijn eigen Creature With the Atom Brain plukte hij drummer Jean-Phillipe De Geest, Fred Lyenn Jacques mocht de vacature van bassist invullen en Steven Janssens, die eerder al ontzag afdwong aan de zijde van Daan en Mauro, kreeg de verantwoordelijkheid over het gitaardepartement.

Op het podium van Trix bleek alvast dat de heren Lanegans muziek perfect aanvoelden. Ze speelden ondersteunend maar zeker niet slaafs, kwamen regelmatig rauw en overdonderend uit de hoek, maar hielden het ingehouden, spannend en subtiel wanneer de songs erom vroegen. Mark Lanegan zelf probeerde, naar aloude gewoonte, één te worden met zijn microfoonstandaard en tuurde stoïcijns de zaal in. Nu ja, met een even dwingende als bewerende bariton als de zijne hoef je natuurlijk geen dansje te doen om de aandacht van de toeschouwers af te dwingen. Zijn stem schuurde als woestijnzand, kraakte als een boomtak onder het gewicht van teveel sneeuw, klonk alsof ze al meermaals tot in de diepste krochten van de hel was afgedaald en vervolgens jarenlang had gemarineerd in een mengsel van whiskey en bloed. Lanegan zingt zijn eigen variant op folk en blues, gaat in zijn songs de confrontatie aan met alle mogelijke vormen van angst en pijn, maar doet dat wél in het besef dat hij gelouterd uit de strijd zal komen.

De set bestond ongeveer fifty-fifty uit oud en nieuw werk en tussen ‘The Gravedigger’s Song’ en ‘Metamphetamine Blues’ toonden zowel de zanger als zijn band zich van alle markten thuis. Er werd heftig en smerig gerockt in ‘Hit the City’, ‘Quiver Syndrome’ en ‘Riot in My House’, schuimbekkende nummers waarin de kort aangebonden gitaren van Janssens en, occasioneel, Struyf, nijdig als pitbulls aan hun ketting rukten en de ritmesectie een groove neerpootte die met gemak een flatgebouw kon stutten. Achter het fraaie ‘Gray Goes Black’ en het desintoxicatie-epos ‘Harborview Hospital’ bleek een zekere popsensibiliteit schuil te gaan, terwijl ‘Ode to Sad Disco’ op en neer veerde op een elektronische dancebeat uit de machinekamer van New Order.

Uiteraard vielen er ook een hoop verstilde, slepende nummers te rapen, zoals ‘Wedding Dress’ en ‘Bleeding Muddy Water’, waarin Mark Lanegan zich als een beschadigde crooner manifesteerde. Bijzonder pakkend waren bijvoorbeeld ‘One Hundred Days’, met Aldo Struyf op orgel en, net als in ‘St Louis Elegy’, met knappe twangy gitaarfrasen van Janssens, die de hele avond in absolute topvorm verkeerde. Voorts had de zanger enkele aangename verrassingen in petto, waaronder twee nummers uit de ep ‘Here Comes That Weird Chill’, een cover van The Leaving Trains (het doorvoelde ‘Creeping Coastline of Lights’) en een verdwaalde song van Screaming Trees (het potige, vorig jaar op ‘Last Words’ opgedoken ‘Crawlspace’).

Van de bissen onthielden we nog pareltjes als ‘When Your Number Isn’t Up’, voor de gelegenheid verpakt alsof het een oude soulballad van Otis Redding betrof, en ‘One Way Street’ uit ‘Field Songs’. “The band was extremely tight and effective”, schreef een New Yorkse recensent, onlangs naar aanleiding van het eerste concert van de toernee in de Bowery Room. Daar kunnen we ons perfect bij aansluiten. Want voor wie het nog niet had begrepen: Mark Lanegan en zijn gezellen waren in Trix op alle fronten imposant.

Dirk Steenhaut

DE SETLIST: The Gravedigger’s Song / Sleep With Me / Hit The City / Wedding Dress / Resurrection Song / Gray Goes Black / Crawlspace / Bleeding Muddy Water / Quiver Syndrome / One Hundred Days / Creeping Coastline of Lights / Riot in My House / Ode to Sad Disco / Wish You Well / St Louis Elegy / Tiny Grain of Truth // When Your Number Isn’t Up / One Way Street / Harborview Hospital / Methamphetamine Blues.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content