Graspop, dag 1: de laatste sabbat

King Diamond © Davy De Pauw
Joost Devriesere
Joost Devriesere Auteur en journalist bij Knack Focus en Knack

Black Sabbath geeft de pijp aan Maarten en daar mag Graspop getuige van zijn. Een groot deel van het publiek was op de eerste festivaldag dan ook naar Dessel afgezakt om de Britse oervaders van de heavy metal te aanschouwen. Onze recensent stond op de eerste rij, en op die van een pak andere concerten.

Firewind

De eerste echte Graspopdag begint met een bescheiden bestorming van Main Stage 2. Niet echt verwonderlijk want nu Ozzy Osbourne hier toch rondhangt wegens verplichtingen met zijn oude kameraden van Black Sabbath mag zijn gitarist Gus G. – Konstantinos Karamitroudis – de aanzwellende meute opwarmen met de bevlogen powermetal van zijn eigen band Firewind.

Het Griekse vijftal zet een potige set neer, maar originaliteitsprijzen worden er niet gewonnen, er wordt zelfs niet naar gehengeld. Aan de pluszijde: in tegenstelling tot die andere Ozzy-gitaarmartelaar, Zakk Wylde, beperkt Gus G. de gitaaronanie tot een strikt minimum. Een leuke opener, niet meer, maar zeker ook niet minder.

Raven

Raven
Raven© Davy De Pauw

Het kan grondig verkeerd lopen met metalcarrières. Vraag maar aan het Britse Raven. Het drietal uit Newcastle surfte begin jaren tachtig aardig mee op de New Wave of British Heavy Metal (NWOBHM – spreek uit als ‘nwobm’), maar viel door verkeerde keuzes op een cruciaal moment van zijn plank. Ze probeerden het met een iets commerciëler geluid, maar dat bleek een maat voor niets: ze werden platgewalst door Amerikaanse concurrenten als Mötley Cruë en andere Poisons .

Sindsdien is het een beetje vechten tegen de bierkaai, en zo te zien ook tegen de bierbuik. Van de athletic rock die de heren naar eigen zeggen spelen, schiet er alvast op fysiek vlak nog maar weinig over: daarvoor hebben ze de laatste decennia duidelijk iets te hard de couch potatoe uitgehangen.

Screw that, want het rocken hebben ze niet verleerd. Wat de band mankeert aan lenigheid, maken ze op Graspop ruimschoots goed met rudimentaire maar opzwepende metalsongs en een niet aflatend enthousiasme. Dat slaat duidelijk op het publiek over, want meezingers als Live at the Inferno, All for One en Rock Until You Drop worden tot achter in de Metal Dome meegebruld. Een nostalgieband pur sang, dit Raven, en vooral drie kranige vogels.

Grand Magus

Grand Magus
Grand Magus© Davy De Pauw

De nieuwe Manowar, maar dan zonder de blote gespierde basten en de laarzen in konijnenvel, zo wordt Grand Magus door luie journalisten omschreven. De waarheid is gelukkig iets genuanceerder. Met hun Amerikaanse collega’s hebben de drie Zweden een voorliefde voor heroïek, verhalen over veldslagen en singalong-refreinen gemeen, maar daar houden de vergelijkingen meteen op.

De trage power metal van Grand Magus draagt de littekens van een overmatige blootstelling aan vroege Judas Priest en – hoe kan het ook anders – Black Sabbath – en stoelt op logge riffs en de heldere zang van Janne Christoffersson.

Grand Magus houdt van epiek: elke song werkt opzichtig naar kamerbrede, vlot meezingbare refreinen toe. De kunst bij dergelijke muziek is om niet alleen de lachers op je hand te krijgen, maar ook te scoren bij de liefhebbers. Het is een discipline die de Zweden perfect beheersen, en ondanks het modderige geluid in de Metal Dome gaan heel wat toeschouwers overstag voor hun overrompelende three man-sound. Ideale muziek om te toosten met van schedels gemaakte drinkbekers.

Bad Religion

Bad Religion
Bad Religion© Davy De Pauw

Op het eerste gezicht heeft Bad Religion niets op Graspop te zoeken. De band uit L.A. speelt al sinds eind jaren zeventig vrij melodieuze, meerstemmige en intelligente punk en heeft vestimentair en qua attitude al helemaal geen raakvlakken met het metalpubliek. Zanger Greg Graffin draagt een hipsterbril met dik montuur en een zwart poloshirt en houdt de ooh-yeahs en are you ready Belgiums op zak, maar toch slaat de vonk naar het publiek over.

Is het omdat bij de eerste noten van hun set de zon voor het eerst door het dikke wolkendek komt piepen? Misschien. Al kan de enthousiaste reactie van het publiek ook liggen aan de strakke best of die het vijftal hen voorschotelt. Against the Grain, 21 Century (Digital Boy), Suffer… ze passeren allemaal de revue. Van Generator, hun plaat die in 1992 tienerlevens veranderde – en redde – passeren het titelnummer en het tegendraadse Atomic Garden de revue.

Het zat mee voor Bad Religion, maar dat hebben ze vooral aan zichzelf te danken. O ja, Greg Graffin lijkt steeds meer op Stijn Meuris. Het kan niet allemaal meezitten.

Arcturus (Marquee)

Arcturu
Arcturu© Davy De Pauw

Waar is de tijd dat de Noorse blackmetalscene vooral in het nieuws kwam door kerkverbrandingen, extreemrechts geweld en – volgens sommigen de grootste misdaad van alle – onleesbare bandlogo’s? De muziek was maar bijzaak, een vehikel voor de soms onfrisse ideologieën en jeugdige, doelloze rebellie.

Sommige van die jonge Noren van toen hebben zich intussen serieus herpakt. Enslaved combineert al jaren uitgekiende black metal met progressieve klanken. Ihsahn bewijst plaat na plaat dat hij zoveel meer is dan de schreeuwer die hij bij Emperor was. En dan is er nog Arcturus, een collectief dat zo ver van de traditionele blackmetalpaden is afgeweken, dat het haast een nieuw genre heeft uitgevonden. Naar een juiste naam wordt nog gezocht. We laten u iets weten.

Donkere electronica. Brechtiaans cabaret. Een huilende viool. Splijtende blackmetal. Epische passages. Het zit allemaal in de veelzijdige nummers van Arcturus, de uit de hand gelopen hobbyclub van Mayhem-drummer Hellhammer en Borknagar-frontman Vortex. Op het eerste gezicht zien ze er wat idioot uit, met hun lange kapmantels en vliegeniersbrillen, maar al snel wordt duidelijk dat de heren meer in hun mars hebben dan een banale verkleedpartij. Hun geduldig opgebouwde nummers tasten de schemerzone tussen prog en (black) metal af, alsof het Genesis ten tijde van Peter Gabriel een paringsdans aangaat met groepen als Enslaved. Zanger Vortex zuigt, met één voet op een trapladdertje, het grootste deel van de aandacht naar zich toe. Met zijn galmende stem en faciale tics balanceert hij voortdurend tussen bloedige ernst en scherts, maar dat verhindert niet dat Arcturus nagels met koppen slaat. Een intrigerende, bloedstollend spannende symfonie.

Megadeth

Graspop, dag 1: de laatste sabbat
© Davy De Pauw

‘Ik heb de beste job ter wereld’, zegt zanger/gitarist Dave Mustaine tussen twee nummers door, goed wetend wat zijn publiek wil horen. Een speciaal bedankje hoeft niet echt, want we worden al ruimschoots beloond met een strakke set van de band rond de gitarist die op een blauwe maandag nog bij Metallica speelde, daar aan de deur werd gezet en vervolgens jarenlang met zichzelf en allerlei verslavende substanties worstelde.

Maar kijk, vandaag is Mustaine de beste vriend van de Heer, is hij zo clean als Mr. Proper en heeft hij na vele jaren nog eens een plaat in de winkelrekken die niet meteen in de uitverkoopbakken dreigt te belanden. Dystopia heet het ding, en blijkbaar is ook Mustaine voor het eerst sinds lang tevreden met het resultaat want hij speelt zowaar drie nummers uit de plaat zonder dat je aan zijn gezicht merkt dat hij toch liever zo snel mogelijk die klassiekers wil spelen.

Klassiekers zoals daar zijn Symphony of Destruction (die riff!), Peace Sells… But Who’s Buying (met mascotte Vic op het podium) en het afsluitende Holy Wars… The Punishment Due, waarover Mustaine verkondigt: ‘Ik heb dat nummer twintig jaar geleden geschreven, maar het is nog altijd even actueel.’

Dat het Graspop-optreden zo goed meevalt, ligt niet in de eerste plaats aan een topprestatie van Angry Dave zelf – hij rateert meer dan één gitaarsolo -, maar aan de mannen in zijn rug: ouwe getrouwe Dave Ellefson (bas), de nieuwbakken gitarist Kiko Loureiro (die cd-kwaliteit leverde) en last but not least ‘onze’ Dirk Verbeuren, die tijdens deze tour op het drumkrukje mag plaatsnemen. Hij timmert alle gaatjes zo vakkundig dicht, dat het ons niet zou verbazen mocht hij van de heer Mustaine een contract van onbepaalde duur krijgen. Wel altijd goed de kleine lettertjes lezen, Dirk!

Black Sabbath

Waar is Ozzy? Dat was de vraag die het internet onlangs enkele dagen lang bezighield. Uiteindelijk kwam het goed met de Ozzman: hij dook als bij wonder weer op, vrouwlief Sharon vergaf haar man de scheve schaats die hij gereden had en Ozzy mocht op tour vertrekken met die andere oud-strijders van vele oorlogen: bassist Geezer Butler en Tony Iommi, de onofficiële uitvinder van de metalriff. Zo gaat dat: ook ten huize Osbourne moet er brood op de plank komen.

Met een naam als The End zijn de bedoelingen van deze Black Sabbath-tournee duidelijk: iedereen uitwuiven en er dan eindelijk – éíndelijk – definitief mee kappen. Black Sabbath geeft dus de pijp aan Maarten en daar mag Graspop getuige van zijn. Een groot deel van het publiek is dan ook naar Dessel afgezakt om de Britse oervaders van de heavy metal te aanschouwen. Dat zal pijnlijk duidelijk worden wanneer de laatste noten zijn uitgestorven en enkele meters verderop King Diamond deze concertdag mag afsluiten.

Een greatest hits-show was aangekondigd, en dat is ook net wat de heren van Sabbath voorschotelen: geen songs van iets complexere topalbums als Sabbath Bloody Sabbath of Sabotage, wel een vrij voorspelbare selectie uit het vroegste, iets meer rudimentaire werk: Snowblind, N.I.B., Hand of Doom, After Forever, Children of the Grave… allemaal zullen ze de revue passeren.

Black Sabbath, de song waarmee het in 1970 allemaal begon, mag de festiviteiten openen. Een bom van een nummer, dat wel, maar vreemd genoeg blijft het kippenvel uit. We zien drie mannen op leeftijd breed glimlachend hun ding doen. Het klinkt goed, maar de magie is er niet. Wel wordt meteen duidelijk dat Ozzy Osbourne ons nog altijd graag ziet. Héél graag zelfs. En dat hij onze handen in de lucht wil zien. En dat we yeah moeten roepen. We nemen aan dat het weinig zin heeft om Ozzy nu nog de basisprincipes van een geslaagde bindtekst aan te leren. Maar het heeft wel iets, zo’n vat vol clichés dat met veel te kleine pasjes aan zijn eigen vergankelijkheid probeert te ontsnappen.

Er zit al jaren niet veel rek meer op de stem van Ozzy Osbourne. In het eerste gedeelte van de show houdt hij zich nog kranig, maar vanaf Iron Man begint hij vervaarlijk te zwalpen. Gelukkig is er nog het enthousiaste publiek om mee te brullen met de monsterriffs van Tony Iommi. Een dik uur later, na de toegift Paranoid, die nota bene door Ozzy zelf en niet door het publiek wordt aangevraagd, valt het doek over een stukje rockgeschiedenis, en dringt het besef door dat Black Sabbath voor de laatste keer te zien was op Belgische bodem. Aan alles komt een eind.

King Diamond

King Diamond
King Diamond© Davy De Pauw

Wanneer King Diamond zijn fictieve grootmoeder in een rolstoel het podium opduwt, is het grootste deel van de toeschouwers – van wie een groot deel wandelende lijken – al richting uitgang aan het strompelen, platgeslagen door Black Sabbath en vooral alcohol. Doodzonde is dat, al verbaast die desinteresse niet echt. De vocale capriolen van de Deense zelfverklaarde satanist – een combinatie van falsetstem en demonisch gejammer – zijn immers niet aan iedereen besteed.

De King – geboren als Kim Bendix Petersen – heeft een verjaardag te vieren. Abigail, zijn eerste volledige conceptalbum – is dit jaar dertig jaar jong en dat wordt passend gevierd: in het tweede gedeelte van de set wordt de volledige plaat gespeeld. De zanger heeft kosten noch moeite gespaard om van die verjaardagseditie iets speciaals te maken.

Het podium is ingericht als het gotische huis waarin het aan Rosemary’s Baby verwante verhaaltje zich afspeelt, inclusief omgekeerde kruisen, een vurig pentagram en trappen met gargouilles. Acteurs spelen de belangrijkste scènes na. Het lijkt allemaal heel theatraal, en laat dat nu net de bedoeling zijn. King Diamond is geen man die genoegen neemt met enkel de muziek.

Nochtans zijn die terzijdes niet écht nodig. Gitarist Andy LaRocque, sinds jaar en dag Diamonds trouwe luitenant en het meesterbrein achter de bandsound, stuwt zijn band naar een foutloze set, waarin de mix van bevlogen power- en thrashmetal glashelder uit de boxen knalt. Ook de King zelf lijkt in goeden doen. Op zijn zestigste lijkt de zanger zijn tweede adem te hebben gevonden. Hij is gestopt met roken én drinken, en dat is eraan te horen. De hoogste noten worden probleemloos gehaald – al draait er op de achtergrond allicht een tape mee -, en hij legt een aantal kilometers af. Alle handen op elkaar voor deze krasse veteraan.

King Diamond
King Diamond© Davy De Pauw

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content