Girls @ Brussel, Botanique, 6/3

Met ‘Album’ maakte het Californische Girls een van de fijnste popdebuten van 2009. Helaas maakten ze in de Botanique een afwezige en rommelige indruk.

Met ‘Album’ maakte het Californische Girls een van de fijnste popdebuten van 2009. We waren dus uiterst benieuwd of het duo zijn aantrekkelijke synthese van vijftig jaar rock-‘n-roll live met evenveel vuur uit de mouw zou weten te schudden. Helaas pindakaas. De Amerikanen maakten in de Botanique een afwezige en rommelige indruk.


Meisjes: ze zijn toch zo bizar meneer! Vooral wanneer ze uitgerust zijn met XY-chromosomen en bij de burgerlijke stand van San Francisco ingeschreven staan als Christopher Owens en Chet White. Transseksuelen? Travestieten? Nope, gewoon twee heren met een voorliefde voor The Beach Boys, The Everly Brothers, de girl groups uit de stal van Phil Spector, new wave en lofipunk, die zonnige westcoastpop verzinnen waarin rusteloosheid, verlangen en lekgeslagen liefdesbanden centraal staan. Naar het zelfbeklag in zijn liedjes te oordelen hebben al iets teveel jonge deernes op Owens’ hart getrapt. Maar in het licht van zijn familiale achtergrond kun je hem die Jonge Wertherhouding moeilijk kwalijk nemen.


Christopher Owens groeide op bij The Children of God, een sekte die seksuele omgang tussen kinderen en volkwassenen aanmoedigde, geen heil zag in medische verzorging, wat zijn broer als baby het leven kostte, en zijn moeder dwong zich te prostitueren. Je zou zowaar van minder ‘fucked up’ raken. Op zijn zestiende liep hij weg en na jaren op een drugsdieet in de goot te hebben geleefd kwam hij bassist-producer Chet White tegen, met wie hij een bandje begon.


In Brussel bleek Girls niet langer een duo maar een vijfkoppig gezelschap dat de avond vrij schoorvoetend begon met ‘Heartbreaker’, waarin Owens meer mompelde dan zong. Aangezien de versterker van gitarist Ryan Lynch een irritant bromgeluid produceerde, was om de haverklap de tussenkomst van een technicus vereist en al die onderbrekingen haalden onvermijdelijk alle vaart uit de set. Maar ook de verwaaide frontman, die zijn Rickenbacker net zo krampachtig vastklampte als een drenkeling een reddingsboei, leek er niet helemaal met zijn gedachten bij. “I’m feeling so far away from you guys”, meldde hij. Wellicht had dat iets te maken met zijn beruchte appetijt voor pijnstillers of met de fles whisky waaruit hij op gezette tijden een flinke slok nam. Bovendien klonk ’s mans stem, die naar die van de jonge Costello neigt, op het podium niet half zo trefzeker als op de cd, al bleek de van Buddy Holly en Roy Orbison geleende snik wél intact.


Op hun best waren Girls tijdens veerkrachtige, catchy deunen, type ‘Laura’, ‘Ghost Mouth’ en ‘God Damned’, waarin een zoemend orgeltje, dartele gitaren en, occasioneel, een harmonica, het voortouw namen. ‘Headache’ bezorgde ons echter wat de titel beloofde en met gloednieuwe, vol trebleklanken gestouwde nummers als ‘Substance’, ‘Lysandre 7’ of de traag voortstrompelende fiftiespastiche ‘Solitude’ kwam de groep zo anachronistisch uit de hoek dat je je veeleer in een museum dan in een muziekclub waande. Met ‘Darling’, het geweldige ‘Hellhole Ratrace’ en ‘Morning Light’, noisy stofzuigerpop zoals we die sinds het shoegazertijdperk niet meer hadden gehoord, leken de Californiërs hun vitaliteit alsnog terug te vinden. Het bruisende ‘Lust for Life’ was zelfs onweerstaanbaar, maar die opflakkering kwam te laat om de vele kabbelmomenten nog te compenseren.


Zelfs de bissen, ‘Life in San Francisco’ en ‘Big Dad mean Motherfucker’, werden routineus afgehaspeld. Girls blijft een groep met potentieel en een stel prima songs. Alleen had ze in de Botanique meer weg van een auto met een lege batterij. Hopelijk heeft iemand achteraf de sleepdienst gebeld.


DIRK STEENHAUT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content