Bill Callahan @ AB: Tussen briljant en langdradig

Bill Callahan is geen artiest die je dagelijks op de radio hoort. Dat neemt echter niet weg dat hij over een schare trouwe volgelingen beschikt. Zijn cd ‘Dream River’ werd door het Britse blad Mojo uitgeroepen tot dé plaat van 2013 en ook zijn concert in de AB was al maanden van tevoren uitverkocht.

DA GIG: Bill Callahan in ABBox, Brussel op 11/2.

IN EEN ZIN: De eerste helft van het concert was ronduit imposant, maar de tweede helft ging helaas gebukt onder langdradigheid.

HOOGTEPUNTEN: ‘Javelin Unlanding’, ‘America!’, ‘Spring’, ‘Rock Bottom Riser’.

DIEPTEPUNTEN: Het oeverloze gesoleer in ‘Please Send Me Someone To Love’.

BESTE QUOTE: “Men vertelt mij dat we hier in 2000 ook al eens hebben gespeeld. Daar herinner ik me niks meer van. Maar backstage zag ik een poster met alle groepen die hier ooit langs kwamen en wij stonden erop. Ik zal dus maar aannemen dat het waar is.”

We herinneren ons nog de tijd dat Callahan, toen nog als Smog, zoveel misprijzen voor zijn publiek koesterde, dat hij het een hele avond lang met de rug aankeek. Maar het klimmen van de jaren -hij is nu 47- heeft van hem blijkbaar een minzamer mens gemaakt. Al zal het feit dat de Amerikaan, na een carrière die ruim twee decennia en achttien langspelers omspant, eindelijk erkenning heeft gevonden, ook wel een rol hebben gespeeld. Dit keer stelde Uncle Bill zelfs tot twee keer toe zijn muzikanten voor en bedankte hij de aanwezigen “for being such a wonderful audience”. Neen, er zijn geen zekerheden meer.

Bill Callahans muziek, eerst nog vrij lofi, is in de loop der jaren steeds verfijnder gaan klinken. Toch wordt ze consequent van alle overtollige ornamenten ontdaan. Dat levert een helder klankbeeld op, waarin niets nog van de essentie afleidt. Ook live doet de artiest het bij voorkeur zonder al teveel toeters en bellen. In de AB dus geen spoor van de viool of dwarsfluit die op zijn jongste cd een prominente rol spelen. Callahan, die zelf elektrische gitaar en harmonica speelde, liet zich assisteren door gitarist Matt Kinsey, bassist Jaime Zuverza en drummer Adam Jones, één voor één muzikanten met een master in de ‘less is more’-filosofie.

Vergrootglas

De zanger zelf oogde zo gewoontjes dat je hem makkelijk met een verpleger of een onderwijzer had kunnen verwarren. Hij was overigens de enige op het podium die, met zijn diepe bariton, het publiek rechtstaand trotseerde. Erg communicatief was hij nog steeds niet: hij liet zijn songs, over zowat alle aspecten van de condition humaine, bij voorkeur voor zichzelf spreken. Niettemin manifesteerde hij zich als een haarscherpe observator met literaire kwaliteiten. Geen wonder dus dat hij onlangs ook als schrijver debuteerde, met ‘Letters to Emma Bowlcut’, een korte maar enigmatische brievenroman waarin hij schijnbaar onbeduidende details door een vergrootglas bekijkt. Net als in zijn songs leidt dat vaak tot bevreemdende effecten.

In Brussel stond de set voor ruim de helft in het teken van de vorig jaar verschenen cd ‘Dream River’, die, met uitzondering van het jammerlijk over het hoofd geziene ‘Small Plane’, integraal voorbijkwam. Daarnaast putte Bill Callahan met een zekere regelmaat uit het drie jaar oude ‘Apoacalypse’. De avond werd behoedzaam geopend met ‘The Sing’, een nummer over de geneugten van het solo-drinken. Vooral de drummer toonde zich hier met zijn borstels, sticks en soms zelfs met de vlakke hand, altijd ingehouden maar inventief. Het eerste halfuur van het concert was ronduit impressionant: in het bezwerende ‘Javelin Unlanding’ klonk de groep als The Velvet Underground, voor de gelegenheid aangevoerd door Leonard Cohen. Al dient gezegd dat Callahans voordracht, ergens tussen vertellen en zingen in, zeker ook raakpunten vertoonde met die van Lou Reed.

‘Summer Painter’ was de eerste song die, als gevolg van Matt Kinseys deraillerende gitaarverrichtingen, buiten zijn oevers trad. Nog sterker vonden we ‘America!’, een song als een stoomlocomotief die in een onmetelijk landschap over de sporen leek te denderen. Kinsey toverde circusmotiefjes uit de snaren, terwijl Callahan, nooit gespeend van sardonische humor, een leger van countryzangers ten tonele voerde en zich, naar aanleiding van de militaire débâcles in Vietnam en Afghanistan, liet ontvallen dat “Everyone’s allowed a past they don’t care to mention”. ‘America!’ was, met andere woorden, een epische ontdekkingsreis waarbij je je als toeschouwer een beetje Columbus waande.

Zelfdiscipline

Bill Callahans stem durfde in de hogere regionen al eens over te slaan en werd in de lagere soms gereduceerd tot een diepe grom, maar wist desondanks de aandacht moeiteloos vast te houden. Als songwriter zweert de artiest bij de vrije vorm: refreinen kom je in zijn werk zelden tegen, waardoor zijn nummers soms een beetje doelloos voortstrompelen en in monotonie dreigen te verzanden. Gelukkig slaagden de muzikanten er keer op keer in ze van structuur, spanning en dynamiek te voorzien. ‘Spring’ steunde, net als het pyschedelische ‘Seagull’, op een sensuele groove en was schatplichtig aan de westcoastrock uit de sixties; ‘Drover’ werd versierd met twangy effecten, maar ‘One Fine Morning’, dat halverwege uiteen werd gereten door een apocalytische gitaaruitbarsting, kwam minder overtuigend uit de hoek.

Zeker tijdens de tweede helft ging het concert gebukt onder langdradigheid. Ter illustratie: in twee uur tijd slaagden Bill Callahan en zijn maats er amper in dertien nummers ten gehore te brengen. Tijdens hun coverversie van ‘Please Send Me Someone To Love’, een uit 1950 daterende r&b-ballad van wijlen Percy Mayfield, die de mensheid -én Ray Charles- ook ‘Hit the Road Jack’ schonk, werd zo oeverloos lang gesoleerd dat je meer dan één toeschouwer verveeld op zijn uurwerk zag kijken. Andere songs werden al net zo lang uitgesponnen en vertoonden daardoor de spankracht van een versleten elastiek.

Ten behoeve van de oudere fans had Bill Callahan ook twee songs uit zijn Smog-periode op het menu gezet: eerst het sobere ‘Dress Sexy at My Funeral’ en tenslotte, als enige bis, nadat een toeschouwer hem er beleefd om had verzocht, het fraaie ‘Rock Bottom Riser’. Zo eindigde de avond, die veelbelovend was begonnen, alsnog in schoonheid. Een goed concert? Zeker. Maar tegen Callahans volgende passage pleiten we toch voor iets meer zelfdiscipline.

Dirk Steenhaut

DE SETLIST: The Sing / Javelin Unlanding / Summer Painter / America! / Spring / One Fine Morning / Drover / Dress Sexy At My Funeral / Please Send Me Someone To Love / Ride My Arrow / Seagull / Winter Road // Rock Bottom Riser.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content