Review ‘AM’ van Arctic Monkeys

Alex Turner had het al te verstaan gegeven: de volgende plaat van Arctic Monkeys zou – in tegenstelling tot voorganger Suck It and See – minder klinken als ‘four lads in a room’. Blanke g-funk, iemand?

Arctic Monkeys ***AM

Domino

Je zag dat bochtje nochtans zo komen. Op Humbug (2009) had drummer Matt Helders, verwoed hiphopfanaat, ritmegewijs zijn smaak al eens mogen etaleren. Inmiddels heeft de liefde voor Dr. Dre’s gepatenteerde g-funk officieel een collectief karakter gekregen. Een die niet resoneert op de vellen, maar wel in de zoete, hoge achtergrondkoortjes waarmee Helders en bassist Nick O’Malley haast elke song besprenkelen.

Het moet gezegd dat die dolle boel goed gedijt naast Alex Turners lyrische gecroon. Maar om nu instemmend te knikken bij de referenties waarvan de persbriefing gewag maakt (En Vogue, Warren G): neen. Wel verwekt dat frivole element op AM een milde variatie, iets waar je op Humbug en Suck It and See (2011) wat te vaak naar snakte. In Why’d You Only Call Me When You’re High? zetten de vocale achtergrondcapriolen de poppy opgeruimdheid à la Gnarls Barkley nog dikker in de verf. Fireside rooit het met een doowoppastiche als versiering. En met z’n tweeën grissen Helders en O’Malley op de valreep een volledig nummer uit de klauwen van de vergetelheid: in Knee Socks is de namedropping uit de bio wél enigszins terecht.

Ook One For the Road en afsluiter I Wanna Be Yours gaan met hun luie, slepende beats bij Dr. Dre’s lome hiphop te leen. Maar als u het ons vraagt, blijft dat additionele stemmenwerk toch voornamelijk hangen in de invloedssfeer van Humbug-producer Josh Homme. Arctic Monkeys mogen graag sneakers én cowboylaarzen dragen – niet vergeten dat ze nu al drie platen in de Californische woestijn hebben geregistreerd – maar vooralsnog blijven de laatstgenoemde ’s ochtends, net voor het buitengaan, hun voorkeur wegdragen.

Het is niet moeilijk om dat af te leiden uit de tweede belangrijke insteek van AM: seventiesrock. Evenmin heet nieuws, want echo’s van Led Zeppelin en zelfs Kiss (herinner u Brick by Brick op de vorige plaat) kon men bij de spichtige indierockers al eerder waarnemen. Nu is het I Want It All dat zich een complexloze Gary Glitterriff laat welgevallen. Arabella maakt iets moois van zware, versgeslepen Black Sabbathuithalen. En No. 1 Party Anthem luidt juist een terugtrekking in een stil hoekje in, als John Lennon op zijn meest introspectief. Of anders Morrissey ten tijde van Kill Uncle, u kiest maar.

Samengevat: AM is ondanks zijn probeersels vooral een goeie, uitgebalanceerde status-quoplaat, die de formule van de jongste jaren lichtelijk verbetert.

Kurt Blondeel

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content