‘IK HEB LANG GEDACHT DAT IK GEEN HART HAD’

© Wouter Van Vaerenbergh

Als zangeres van het ziedende Oathbreaker bestormt Caro Tanghe (26) momenteel internationale podia, en op derde plaat Rheia rekent ze af met haar verleden. Een gesprek aan de zeedijk van Blankenberge, waar het allemaal begon.

‘Sorry, ik ben wat hees.’

‘Geen probleem. Zoals jij schreeuwt op een podium, lijkt me dat niet meer dan normaal.’

‘Daar heb ik eigenlijk nooit last van. Neen, het is gewoon een verkoudheid, denk ik. Gaan we iets warms drinken?’

Blankenberge, aan het Oosterstaketsel. Er hangt een lichte mist. Enkele koppels struinen met hun viervoeter over de dijk, en op de pier gooien vissers hun hengel uit. Verder lijkt er niets te beleven in de badstad die Hugo Matthysen ooit omschreef als ‘de mooiste plek op aarde voor wie zand met schelpjes lust’. Caro Tanghe woont al jaren in Gent. Terugkeren naar hier, waar haar wieg stond, doet ze zo weinig mogelijk. ‘Het is doods, vooral nu. In de zomer verblijven hier meer dan honderdduizend mensen, in het winterseizoen zijn dat er tien keer minder.’

Curieuze vrouw, Caro Tanghe, met haar zachte stem en dito glimlach. Weinig doet vermoeden dat zij de aanjaagster is van Oathbreaker, het West-Vlaamse viertal dat op de rand van een internationale doorbraak staat met zijn derde album Rheia, een intrigerend amalgaam van loeiharde sonische kopstoten en verstilde passages. Op het podium, het gezicht verborgen in haar lange haren, de zielenroerselen omzwachteld met messcherpe gitaarriffs, schreeuwt ze het uit, als in een trance waaruit ze moeilijk kan ontsnappen. Ze is de spil van een opvallende band, en dat blijft niet onopgemerkt. De hippe, toonaangevende Amerikaanse reviewsite Pitchfork gaf Rheia een 7,8. Een hoge quotering. Na een tournee van een maand door de States was de eerste persing van die nieuwe plaat – 5000 stuks – al snel uitgeput. Caro blijft er rustig onder. Al dertien jaar, precies de helft van haar leven, draait ze mee in de mannenwereld van punk, hardcore en metal. Maar ánders bekijkt men haar daar niet.

CARO TANGHE: Het scheelt dat ik me niet profileer als een lustobject, of op een man probeer te lijken. Ik heb ook nooit het gevoel gehad dat dat ergens voor nodig zou zijn. Ik hoef niet one of the guys te zijn.

Nou ja. Voor het artwork van Rheia liet je je overgieten met heet kaarsvet. Weinig vrouwen zouden dat doen.

TANGHE: (lacht) Daar zit een verhaal achter, zoals bij alles wat we met Oathbreaker doen. We wilden dat de plaat eruitzag zoals ze klonk: open, eerlijk, naakt. Donker, maar ook licht. Hard, maar niet agressief. Het artwork moest dus de link leggen tussen de muziek en de teksten. Vandaar het idee om een soort van tweede huid te creëren, op mijn eigen lichaam. Een cocon waar ik uit kon breken zoals ik dat ook doe met mijn teksten. We zijn beginnen te experimenteren om dat zo goed mogelijk te krijgen. Eerst met latex, daarna met zijde in water. Ten slotte zijn we uitgekomen bij kaarsvet. Ik werd met een kraan in een watertank getakeld, waarna ze er de hele tijd warme was bij goten die zich om mijn lijf sloot.

Dat lijkt me vrij pijnlijk.

TANGHE:Dat was het ook, en zoiets lukt natuurlijk niet vanaf de eerste keer. We moesten het steeds opnieuw doen, tot het klopte. Ik was behoorlijk verbrand.

Alles voor de kunst.

TANGHE:Alles voor de muziek, vooral. De lijdensweg die aan de plaat is voorafgegaan, zit vervat in dat artwork. Het toont hoe ver we willen gaan om ervoor te zorgen dat al die puzzelstukjes in elkaar passen.

***

Ook op het podium lijdt Tanghe. Op een van haar polsen loopt een nog duidelijke verse jaap van een vijftal centimeter. ‘Ik weet niet hoe ik het heb gedaan, maar ik ben vanmorgen zo wakker geworden. Gisterenavond hebben we opgetreden in Utrecht, op het stadsfestival Le Guess Who? Daar is van alles verkeerd gelopen, technische mankementen. We openen onze optredens met 10:56, een nummer dat ik a capella zing. Maar dat ging de mist in omdat er een ruis op de microfoon zat.’

Intrigerende tekst trouwens, die van 10:56.

TANGHE: De intro gaat over iemand die met zijn gezicht in de kiezels valt omdat hij zodanig gedronken heeft dat hij zijn handen vergeet uit te steken. Ik heb mijn vader ooit zo aangetroffen, met een gebroken neus. Dat was confronterend.

Je zingt in dat nummer: ‘That is where you became meaningless.’ Dat is een hard verdict over een dronken vader.

TANGHE: Ik bedoel niet letterlijk dat hij sindsdien niets meer voor me betekent. We spreken elkaar nog, hij was zelfs op de releaseshow van onze plaat, in Gent. Het moment dat ik beschrijf, was wel een breekpunt, een ommekeer in mijn leven, en in hoe ik tegenover hem stond.

Een poëtische overdrijving om aan te geven dat er in je opvoeding iets verkeerd is gelopen. Is dat het?

TANGHE:(knikt) Weet je, ik heb me voor een groot deel zelf opgevoed. Mijn ouders waren superjong toen ze mij kregen. Ze waren niet voorbereid op het ouderschap, hadden de handen vol met hun kruidenierszaak. En drie jaar later werd mijn broer geboren. De eerste zes, zeven jaar heb ik grotendeels bij mijn grootouders doorgebracht, die zelf een goed draaiende zaak hadden. Daar was niets mis mee want thuis was er toch niemand.

Jouw verhaal is het verhaal van veel jonge mensen.

TANGHE: Klopt, maar op mij heeft het een grote impact gehad. ’s Morgens maakte ik het ontbijt voor mij en mijn broertje en samen gingen we naar school, te voet. Zo leerde ik al heel vroeg zelfstandig te zijn, en op den duur had ik zelfs níémand meer nodig. Ik leerde op mezelf te bestaan. Ik turnde ook heel veel, in competitieverband. Na school trok ik naar de turnzaal, vóór acht, negen uur was ik niet thuis en in het weekend stonden er wedstrijden op het programma. Ik trok mijn plan.

En toen scheidden mijn ouders. Mijn vader begon met zijn nieuwe vriendin een brasserie, hier in Blankenberge. De populairste van de stad, doorlopend open van tien uur ’s morgens tot zes uur ’s nachts. Heel Blankenberge kwam hier, en mijn broer en ik hielpen mee om de boel draaiende te houden. Mijn vader deed de late shift, draaide plaatjes nadat het restaurant gesloten was en trok achteraf zelf nog het nachtleven in, met alle gevolgen van dien. Overdag sliep hij. Dat was een heel intense periode. Mijn moeder haalde toen ook de verloren tijd in en begon uit te gaan, waardoor ik weer alleen zat met mijn broer.

Regeerde je vader met harde hand over jullie?

TANGHE: Neen,maar hij komt uit een heel katholiek gezin, en was heel veeleisend voor ons. De verwachtingen lagen altijd hoog.

Was je dan een lastige puber?

TANGHE: Helemaal niet! Ik was doodbraaf en haalde goede punten op school. Ik speelde wel in een hardcoreband, maar ik was ook straight edge: ik rookte niet, dronk niet, deed geen drugs. Ik was eigenlijk een voorbeelddochter. Terwijl mijn vriendinnen om tien uur ’s avonds op de toog van de cafés stonden te dansen, was ik al thuis. In elk geval, voor hem was het nooit genoeg. Hij legde de lat altijd hoger. Toen ik voor architect wilde studeren, vond hij een studie aan Sint-Lucas te min. Hij wilde dat ik burgerlijk ingenieur-architect werd. Maar ik wilde creatief zijn, echt iets bouwen. Toch heb ik het drie jaar gedaan, om hem te plezieren, maar op het einde ging het niet meer. Ik werd er diep ongelukkig van en ben ermee gestopt om visual merchandising te volgen. Ik had tijd verloren, maar ik kon wel iets gaan doen wat ik graag deed.

Op Rheia heb je je verhaal in de teksten gegoten. Waarom wilde je dat per se kwijt?

TANGHE: Op een bepaald moment, toen ik vierentwintig was, hadden al die gebeurtenissen een knoop in me gelegd. Ik had het gevoel dat er hier (wijst naar haar hart) niets meer zat. Ik had die dingen in mijn hoofd weggedrongen. Ik kanaliseerde ze wel in de muziek, maar diep vanbinnen sluimerden ze nog. Dat had invloed op de mensen om me heen, en hoe ik met hen omging. Ik praatte er ook met niemand over, hield alles voor mezelf. Mijn lief Gilles (Demolder, gitarist bij Oathbreaker, nvdr.) en ik hebben toen veel gediscussieerd, en hij heeft me gestimuleerd om het een en ander neer te schrijven. Zo zijn die ervaringen op Rheia terechtgekomen.

Heb je het gevoel dat het iets heeft opgebracht, die openheid? Ben je nu uit die cocon gekropen?

TANGHE: Ik heb vooral geleerd dat ik meer moet praten. En dat je je niet je hele leven kunt verstoppen achter hoe je bent opgevoed. Zolang je handelt vanuit zelfmedelijden en je anderen verantwoordelijk stelt voor wie je geworden bent – ‘ik doe dit want ik heb thuis nooit iets anders gezien’ – zul je nooit op je eigen benen kunnen staan, nooit kunnen vooruitgaan. Ik heb altijd mensen gehad die er voor me waren, maar dat viel me niet op. Ik had constant het gevoel dat ik alleen op de wereld stond. Gilles is wél opgegroeid met een vangnet. Misschien heb ik altijd gedacht: ‘Jij kunt niet begrijpen vanwaar ik kom.’ Dat is bijna egoïstisch, denken dat anderen zich niet kunnen verplaatsen in wat je hebt meegemaakt. Zolang je er niet over praat, kun je dat niet weten. Ik ben erachter gekomen dat ik daarvoor geen therapeut nodig heb die honderd euro per uur aanrekent – ook dat heb ik geprobeerd.

Je ziet je vader nog, zeg je. Je lucht je hart dus niet omdat je wrokkig bent?

TANGHE: Neen, ik neem niemand iets kwalijk. Het is nu eenmaal zo gelopen en uiteindelijk ben ik zo geworden wie ik ben. Maar nu het van mijn lever is, kan ik weer verder.

***

Mijn nicotineverslaving speelt op. Ik grijp naar mijn vestzak en haal mijn pak sigaretten boven.

‘Vind je het erg als ik er eentje opsteek?’ vraag ik haar.

‘Niet als ik mag meedoen’, zegt ze.

Straight edge is Caro Tanghe al een tijdje niet meer. Maar dat ze op haar dertiende voor die sobere levensstijl koos, heeft veel met haar vader te maken.

TANGHE: Ik had voordien al sigaretten gerookt, hoor – daar begin je hier in Blankenberge vrij vroeg mee. (lacht) Met die straight edge wilde ik ingaan tegen alles wat ik thuis en in de brasserie had gezien. Ik ben acht jaar straight edge geweest. Pas op mijn eenentwintigste heb ik mijn eerste glas wijn gedronken, toen ík er klaar voor was. Zeker weet je dat nooit, maar ik denk dat ik een heel andere persoon geworden zou zijn, mocht ik er vroeger aan begonnen zijn.

Was muziek spelen ook een reactie?

TANGHE: Het was alleszins geen vlucht. Het had meer te maken met mijn vriendenkring. Veel van mijn maten speelden muziek. We gingen samen naar punkshows en op een dag begonnen we te jammen, zonder een plan om een band te beginnen. Ik begon te schreeuwen in de microfoon en dat doe ik dus nog steeds.

Zij het minder dan voorheen. Op Rheia zing je vaak met een cleane stem.

TANGHE: Ja. Niet evident trouwens, je eigen geluid vinden. Als je al dertien jaar weinig anders doet dan schreeuwen, wordt dat een soort comfortzone waar je moeilijk uit raakt. Maar zingen biedt me de kans om mijn emoties op een andere manier uit te drukken. Het sluit ook beter aan bij waar ik zelf van hou. Ik luister vaak naar indie en pop. Portishead en PJ Harvey, Sonic Youth ook. En Elizabeth Fraser van Cocteau Twins is een voorbeeld. Het is geschift wat zij met haar stem kan.

Oathbreaker heeft de wind in de rug. Rheia doet het internationaal goed en oogst lovende kritieken. Is dit het moment waarop je denkt: dit kan het weleens worden?

TANGHE: We willen alleszins dat momentum aangrijpen. We hebben er zin in. Onze agenda zit tot na de zomer van volgend jaar zo goed als vol. We zijn net terug uit de States, maar vertrekken meteen weer voor een Europese tournee. Al betekent dat wel dat er naast Oathbreaker nog weinig mogelijk zal zijn.

Je freelancet ook in de modewereld, onder meer bij het lingeriemerk La Fille d’O. Heb je geen ambitie om ooit zelf zoiets op te starten, mocht het toch niet lukken met Oathbreaker?

TANGHE: Ondernemen vind ik iets heel interessants. Ik heb ook nooit iets anders gezien of gekend. En de modewereld trekt me aan. Het is een leuke sector. Vluchtig, dat wel, met al die seizoenen en collecties. Maar mensen willen ook kleren die langer dan een jaar meegaan. Dat is intrigerend. Misschien wil ik daar later wel iets mee doen.

***

Er valt een stilte, maar geen ongemakkelijke. Vanaf het winterterras van de brasserie waar we hebben plaatsgenomen, zwaait ze naar een passant. De Blankenbergenaren kennen haar nog, de dochter van de brasserie.

‘Je bent best hard in alles wat je doet, Caro’, probeer ik ons gesprek samen te vatten.

Ze knikt. ‘Het is de manier waarop ik in het leven sta. Al heb ik vorig jaar wel afgezien toen mijn grootmoeder stierf, aan kanker. Het was de eerste keer dat ik iemand verloor die dicht bij me stond. Haar dood deed me beseffen dat er wel degelijk dingen zijn die me uit mijn lood kunnen slaan. Maar ja, ik ben een vechter, en heel competitief ingesteld. Als ik iets doe, dan wil ik het goed doen. Voor mezelf leg ik de lat heel hoog, ook omdat ik dat gewoon geraakt ben. Zelfs als kind, toen ik nog turnde, ging ik altijd voor het maximale.’

Is het eigenlijk iets geworden, met die turncarrière?

TANGHE: Ik heb een paar keer deelgenomen aan het Belgische kampioenschap, maar ik was niet goed genoeg.

Dat moet pijn gedaan hebben, voor een competitiebeest als jij.

TANGHE: Veel had met mijn fysiek te maken. Op mijn twaalfde was ik al even groot als nu. Op schoolfoto’s torende ik boven iedereen uit, en was ik even groot als de leraars. Blijkbaar was ik zowel vanbinnen als vanbuiten vroeg volwassen. (lacht)

RHEIA

Uit via Deathwish.

Bekijk de making of van het artwork van Rheia op knackfocus.be en de Red Bull Elektropedia-documentaire over Oathbreaker op oathbreaker.redbull.be.

door Joost Devriesere – Foto’s Wouter Van Vaerenbergh

‘Ik was een doodbrave puber. Ik speelde wel in een hardcoreband, maar terwijl mijn vriendinnen om tien uur ’s avonds op de toog stonden te dansen, was ik al thuis. Maar voor mijn vader was het nooit genoeg.’

‘Ik heb geleerd dat ik meer moet praten. En dat je je niet je hele leven kunt verstoppen achter hoe je bent opgevoed.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content