Beck bekent kleur op nieuwe plaat Colors: ‘Ik wil geen museum zijn’

© .
Jonas Boel
Jonas Boel Jonas Boel is medewerker van Knack Focus

Een nieuwe Beckplaat, een nieuwe Beck. Zo ging het jarenlang, sinds midden jaren negentig, en zo lijkt het ook te gaan met Colors, zijn pas verschenen, meest toegankelijke langspeler tot nu toe. Maar zo ziet de kameleon het zelf niet: ‘Alsof ik nooit eerder popsongs geschreven heb.’

Een van de meest surreële dagen in de carrière van Beck, volgens hemzelf? Zondag 8 februari 2015, wanneer hij voor zijn album Morning Phase in het Staples Centre in Los Angeles de Grammy Award voor beste album van het jaar in ontvangst neemt. Die wordt hem overhandigd door een van zijn grootste helden, Prince. ‘Ik gaf hem een knuffel toen ik het podium betrad, en kreeg meteen het gevoel dat ik een grens had overschreden’, zei hij achteraf. ‘Ik werd meegesleept door het moment.’ Veel tijd krijgt Beck, zichtbaar de kluts kwijt, niet om te bekomen van dat moment. Nog voor hij een dankwoord kan uitbrengen komt die dekselse Kanye West tijdens de rechtstreekse uitzending als een duiveltje-uit-een-doosje het podium opgestapt. Even lijkt een remake van de MTV Music Video Awards in 2009 in de maak. Toen onderbrak Kanye de speech van Taylor Swift, laureate in de categorie beste muziekvideo, om het op te nemen voor verliezer Beyoncé. In 2015 is ook zij met haar vijfde langspeler Beyoncé kanshebber in de categorie beste album, maar Kanye bedenkt zich op het laatste moment en druipt af richting zijn zitje. En toch. Wég Becks gloriemoment. Achteraf gooit West olie op het vuur door voor de camera’s te verklaren dat Beck ‘respect had moeten tonen voor talent’, en zijn prijs beter had doorgegeven aan mevrouw Knowles.

Binnen tweehonderd jaar zal niemand het verschil tussen mijn platen horen. Het zal allemaal als oude muziek klinken.

Het zal je maar overkomen: je ontvangt een kroon op twintig jaar eigenzinnig werk, om vervolgens door een gefrustreerde megalomaan voor lul gezet te worden in het bijzijn van je idool. Maar Beck koestert geen wrok. ‘Kanye heeft zich achteraf verontschuldigd, en wat mij betreft is de hele kwestie vergeten’, klinkt het twee jaar later.

We treffen Beck (47) in de cocktailbar van een Londens hotel, een dag nadat hij tijdens een showcase in avant-première de opvolger van het bekroonde Morning Phase heeft voorgesteld voor meer dan duizend uitverkoren fans. Colors, zijn dertiende album, ziet het licht op vrijdag de dertiende. Goede timing?

‘Ik heb er ook even aan gedacht, ja, maar ik ben blij dat de plaat er überhaupt ís’, zegt hij, met een zucht én een glimlach. Met zijn gestroomlijnde productie en uitbundige songs lijkt Colors het positieve antwoord op de ruisende melancholie van zijn voorganger, maar de realtiet is anders: ‘Colors had eigenlijk jaren geleden moeten verschijnen, oorspronkelijk zelfs vóór Morning Phase. Die plaat zag ik als een tussendoortje, met songs die ik samen met mijn maten thuis in de keuken had opgenomen.’ Het onverwachte succes van die keukensessies gooit de timing van Colors nog meer overhoop. ‘Toen ik die Grammy won, was ik er al twee jaar aan bezig. Ik was blij, die avond, maar ik dacht ook: wat nú gezongen? De plaat waarin ik al zoveel werk had gestoken werd in één klap naar de achtergrond geschoven. Het maakte de hele situatie nog meer surreëel.’

Man zonder plan

Timing. In de muziekcarrière van Beck is het een niet al te strakke rode draad die regelmatig in de knoop raakte. Want het was allemaal niet zo bedoeld, eigenlijk. Er was geen plan, zo vertelt hij, toen hij in 1993-1994 vanuit het niets op de radio werd gekatapulteerd met de single Loser.

‘Ik was gewoon een jonge, creatieve knul die met kunst in de weer was – video’s, geluiden, fotografie, muziek. En toen was er Loser. Plots was daar ‘een publiek’, iets waar ik totaal niet op voorbereid was.’

Dat was eraan te zien, toen de 23-jarige Beck in 1994 te gast was in 120 Minutes, het voor punkrockers en andere muzikale weirdo’s gereserveerde laatavondprogramma op MTV. Geffen Records, dat enkele jaren eerder met Nirvana de alternatieve kip met de gouden eieren had binnengehaald, had Loser net op grote schaal heruitgebracht, en Beck mocht bij gastpresentator Thurston Moore van Sonic Youth een woordje uitleg geven. In plaats daarvan gooide hij zijn linkerschoen in het decor en prutste hij wat aan een dictafoon. De reputatie van Beck de slacker, de verstrooide stoner met zijn tegendraadse antifolkliedjes en absurde rapverzen, was meteen gevestigd. Niemand kon toen voorspellen dat die sjofele jongen in de loop der jaren gouden platen zou aaneenrijgen, zou uitgroeien tot een voorbeeld en inspiratiebron voor een nieuwe generatie artiesten, of in het voorprogramma van U2 zou spelen, iets wat hij vorige maand deed tijdens hun stadiontournee in de VS, ter gelegenheid van dertig jaar The Joshua Tree. Hijzelf nog het minst: ‘Ik denk niet dat de 23-jarige Beck zich had kunnen inbeelden dat hij ooit een podium zou delen met Bono. Ik bedoel maar: The Joshua Tree was een van dé grote rockalbums van de jaren tachtig, samen met Appetite for Destruction van Guns N’ Roses. Exact het soort grootsheid die ik zelf nooit ambieerde, waar ik zelfs nooit over droomde, toen ik met mijn gitaar kleine bars afschuimde. Ik dweepte met Arthur Rimbaud, met Woody Guthrie, met Jean-Luc Godard, weet je wel?’ (lacht)

Loser is een popsong, toch? Dat gevoel had ik gisteren, toen iedereen uit de bol ging wanneer ik het speelde.

Vergiftigd geschenk

Loser was een toevalstreffer, een half voor de grap opgenomen experiment met rap dat onbedoeld de tijdsgeest vatte, én een vergiftigd geschenk. In hun honger naar de volgende Kurt Cobain, een nieuw boegbeeld van de alternative nation, tillen de media Beck op een voetstuk, maar die wil daar helemaal niet staan. ‘Ik het uithangbord van de slackergeneratie? Slacker my ass!‘ vertelt hij in 1994 aan Rolling Stone. ‘Ik had tot nu toe vooral onderbetaalde jobs van vier dollar per uur, puur om in leven te blijven (…) Dit hele gedoe is me simpelweg in de schoot gevallen.’ Het duurt niet lang voor de media hun kar keren. Op het album Mellow Gold staat geen tweede Loser, dus krijgt Beck het statuut van onehitwonder toegewezen. Ook bij Geffen groeit de vrees dat ze een kat in een zak hebben gekocht wanneer hij twee jaar later opvolger Odelay op tafel legt. Samengeflanst met de producerstandem The Dust Brothers is dat een van de hak op de tak springende, met samples aaneengeregen collectie songs die de collageformule van Loser tegelijk uitvergroot en doet verbleken. Hiphop, folk, psychedelica, pop, noise en lofi blues samen met absurde humor in de blender, de platenbonzen zien er geen brood in. Het blijkt een meesterzet. Beck vindt ineens aansluiting bij de postgrungecultuur, de nieuwe skateboardgeneratie die naar Cypress Hill én Black Sabbath luistert en voor wie punk en hiphop perfect verenigbaar zijn met folk of country. Plots staat hij op gelijke hoogte met groepen als Beastie Boys, Sonic Youth en Pavement. Groepen die anno 2017 niet meer bestaan, in tegenstelling tot Beck.

‘Dat was best een leuke periode, ja’, reageert hij droog op die vaststelling. ‘Maar eigenlijk voelde ik me zelfs in die kliek niet echt thuis. I was never part of one thing. Ja, Odelay werd vaak vergeleken met Paul’s Boutique van Beastie Boys, omdat die plaat ook door The Dust Brothers was geproducet. Maar ik kom elders vandaan. Mijn referenties aan oude blues waren er niet zomaar, ik hing in Mississippi echt rond met vreemde oude rakkers als R.L. Burnside. Mijn songs werden opgenomen door mannen als Tom Petty. Ik was 24 toen Johnny Cash een cover van mij op zijn plaat zette. Tegelijk raakte ik, tijdens de Odelay-tournee, bevriend met Patrick Carney, de drummer van The Black Keys, die toen nog op de schoolbanken zat. Dat was nog voor er van The Black Keys sprake was, lang voor ze een megaband werden. En toen ik als twintigjarige nog in cafeetjes speelde, deelde ik regelmatig een affiche met de mannen van Green Day. Ook zij zaten nog op de middelbare school, maar ze waren toen al een echte rockband, met alles erop en eraan: gillende meisjes, poses, catchy songs. Zij hadden duidelijk wél een plan. (lacht) Zo is het dus altijd geweest voor me, de verschillende connecties die ik maak komen voornamelijk uit het verleden en de toekomst. In het heden val ik overal een beetje uit de boot, daardoor zie ik mezelf ook niet als deel van één generatie.’

Beck, de immer transformerende doeal, eeuwig jong, nooit uit de mode wegens nooit modebewust. Vooral het album Mutations (1998) bevestigt die status, wanneer Beck demonstreert dat hij ook zonder two turntables and a microphone, los van ironie en knipogen, een songschrijver van hoog niveau is. Terwijl iedereen natuurlijk op een tweede Odelay zat te wachten. Ook Geffen, dat aanvankelijk toestemming geeft om de plaat op een klein indielabel uit te brengen, vervolgens terugkrabbelt en Mutations in de markt zet als een ‘onofficieel’ vervolg op Becks succesalbum. Een tussendoortje, met andere woorden. Toen ook, ja.

BECK: 'Niet elke song hoeft een baby te zijn.'
BECK: ‘Niet elke song hoeft een baby te zijn.’

Vergrijzende pop

Met Mutations, geproducet door Nigel Godrich, de man aan de knoppen van het een jaar eerder verschenen OK Computer van Radiohead, is de knutselaar een vakman geworden, klinkt de algemene teneur. Derde album, derde gedaante. ‘En toch is het een en dezelfde persoon, dezelfde artiest’, aldus de kameleon zelf. ‘Ik snap het wel, hoor, dat mensen moeite hebben om telkens de switch te maken. Maar in mijn ogen, of oren, zijn genres een oppervlakkig, kunstmatig iets. Geloof me, binnen tweehonderd jaar zal niemand het verschil horen tussen mijn platen. Het zal gewoon allemaal als oude muziek klinken, net zoals vandaag haast niemand het verschil tussen Bach en Rachmaninov hoort. Hun muziek ligt eeuwen uit elkaar, niet eens decennia, maar voor 98 procent van de mensen is het allebei simpelweg ‘klassieke muziek’, weet je wel? Ik zou je vijftig verschillende songs uit de jaren twintig kunnen laten horen, zonder dat je een onderscheid tussen de verschillende artiesten of auteurs kunt maken. Zo benader ik ook mijn eigen songs. Op een dag worden ze gewoon samen op één hoop met andere muziek gegooid. Uiteindelijk zal alle popmuziek een grijs geheel worden.’ Begrijpt u meteen waarom timing een relatief begrip is voor Beck.

Toch zit er regelmaat in de afwisseling. Na Mutations volgt het door Prince beïnvloede funkfeestje Midnite Vultures (1999), gevolgd door het met weidse strijkers gearrangeerde, door hartzeer gekleurde Sea Change (2002), en een terugkeer naar de samplecollages van Odelay met Guero (2005). Telkens zet Beck pers en publiek op een ander been, maar geen stijl is ook een stijl, en zijn trouwe schare fans volgt gedwee al zijn bokkensprongen. Pas met The Information (2006), opnieuw onder auspiciën van Nigel Godrich, en Modern Guilt (2008), een met Danger Mouse vormgegeven, hedendaagse draai aan psychedelische rock, lijkt er mot te komen in de routine-zonder-routine. ‘Het wordt tegenwoordig steeds moeilijker om songs te schrijven’, bekent hij aan The New York Times in 2008. ‘Ik vraag me constant af: “Ligt dit er te dik op?”‘

De volgende zes jaar houdt Beck, die voor het eerst in vijftien jaar geen platencontract heeft, zich op de achtergrond, onder meer met productiewerk voor andere artiesten, zoals Thurston Moore, Stephen Malkmus van Pavement en Jamie Lidell. De langste periode zonder een nieuw album, tot de release van Morning Phase in 2014. Zelf houdt hij de tel niet bij: ‘In mijn hoofd heb ik al een dertigtal platen gemaakt. Alleen heb ik ze niet allemaal uitgebracht. (grijnst) Niet alles wat ik maak is heilig, ik heb er geen probleem mee om een halve dag aan een zanglijn te werken en ze vervolgens in de vuilnisemmer te kieperen. Niet elke song hoeft een baby te zijn. Schrijvers kunnen ook jarenlang op een zin zweten, schilders zetten ook soms het mes in een canvas wanneer ze niet tevreden zijn. Ik schaaf vijf jaar aan een plaat tot ze goed zit.’

In mijn hoofd heb ik al een dertigtal platen gemaakt. Ik heb ze alleen niet allemaal uitgebracht.

Geen nieuwe Beck

Waarmee we bij Colors zijn aanbeland. Zijn meest poppy, volgens velen minst tegendraadse, meest rechtlijnige plaat tot nu toe. Was ook de bedoeling, geeft hij grif toe, onder enig voorbehoud: ‘Akkoord, de songs op Colors zijn pretty straightforward. Maar het was verdomd hard werken om ze zo zuiver, simpel en clean te krijgen. Probeer maar eens met de losse hand iets simpels zoals een perfecte, rechte lijn te tekenen, dan weet je wat ik bedoel.’ Dat er met Colors alweer een nieuwe Beck is opgestaan, daar wil hij niet van weten. ‘De gedachte dat ik nu plots “pop” zou maken, vind ik vreemd. Alsof ik nooit eerder popsongs met vlotte refreinen heb geschreven. Loser is een popsong, toch? Althans, dat gevoel had ik, toen iedereen uit de bol ging toen ik het gisteren speelde.’ (lacht)

Meer dan twintig jaar en vele gedaanteverwisselingen later staat zijn doorbraakhit nog steeds op de setlist, blijkbaar. Een vanzelfsprekendheid, vindt hij zelf. ‘Ik ben niet het type artiest dat verheven boven de mensen staat, als een soort uitzonderlijke verschijning. Ik wil geen museum zijn. Toen ik nog in cafés speelde, stond ik vlak voor een optreden een praatje te maken met mijn vrienden, en eigenlijk ben ik nog steeds dezelfde.’ Nog steeds dezelfde loser? ‘Eigenlijk wel’, lacht Beck. ‘Voor mij is een optreden als een etentje met vrienden. Je haalt herinneringen op, zoals Loser, en je vertelt nieuwe dingen, zoals de songs op Colors. Maar de essentie blijft dezelfde: muziek spelen is een dialoog, of er nu tien of duizenden mensen in de zaal staan. Voor mij is er de voorbije twintig jaar niets veranderd. Ik ben nog steeds bezig met die ene plaat te maken die ik móét maken. Ik blijf proberen.’

Colors

Nu uit via Capitol.

BECK

Geboren op 8 juli 1970 als Beck David Campbell, in Los Angeles.

Verandert zijn naam in Hansen, de meisjesnaam van zijn moeder Bibbe, die in de jaren zestig deel uitmaakte van de entourage van Andy Warhol.

Verbroedert met zijn vader, componist David Campbell, op het album Sea Change (2002).

Laat zich inspireren door zijn grootvader, Al Hansen, collagekunstenaar en actief bij het avant-gardecollectief Fluxus.

Huwt in 2004 met actrice Marissa Ribisi, tweelingzus van acteur Giovanni Ribisi.

Noemt zijn kinderen Cosimo (13) en Tuesday (10).

Is lid van de Scientologykerk, net als zijn vader, echtgenote en schoonbroer. Het onderwerp is taboe in interviews.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content