Luke Pritchard, zanger en eerstaanwezend songleverancier van The Kooks, is een druk bezet man. Als hij al niet moet opdraven in klamme meisjesdromen of op tournee is met de Stones, schrijft hij platen die met miljoenen tegelijk de deur uitgaan. Maar helemaal vanzelf gaat dat niet: ‘Af en toe heb ik een ferme trap tegen mijn ballen nodig.’ Wij trokken onze stoute – en voor de gelegenheid staalgetopte – schoenen aan voor een verhelderend vraaggesprek.

e zijn er aan het Muziekconservato- rium van Antwerpen nog altijd niet goed van. Nauwelijks hadden Luke Pritchard en co. hun diploma van het Brighton Institute of Modern Music op zak, of de hele wereld lag aan hun voeten. Het gevolg: enkele hitsingles die elkaar estafettegewijs aflosten op de eerste plaats van de hitlijsten en een album, Inside In / Inside Out, dat liefst twee miljoen afnemers vond.

Benieuwd of The Kooks die tour de force nog een keer overdoen met Konk, opgenomen in de gelijknamige studio’s van Ray Davies onder auspiciën van producer Tony Hoffer.

Is Tony Hoffer het soort producer dat je naar je schrijfhok terugstuurt als hij je songmateriaal maar wat minnetjes vindt?

Pritchard: Wees daar maar zeker van! Daarom werken we ook zo graag met hem samen. We verwachten die no-nonsensekritiek van iedereen waar we mee samenwerken. I hate people who pussyfoot around me all the time. Van die mensen die op de toppen van hun tenen lopen om vooral mijn ego niet te kwetsen: kotsmisselijk word ik ervan.

Toen het plots heel erg goed begon te lopen met The Kooks, was ik bang dat we langzamerhand door zulke mensen omringd zouden worden. Het soort mensen dat zich aan je voeten werpt omdat je twee miljoen platen hebt verkocht. Terwijl: those two million records mean fuck all wanneer je aan een nieuwe plaat aan het werken bent. Voor die tweede cd begin je from scratch, hé. Elk idee moet een goed idee zijn.

Maar verdraag je altijd even goed de kritiek van anderen?

Pritchard: Euh, mag ik even mijn joker inzetten? (lacht) Nee, natuurlijk neem ik die kritiek niet altijd even sportief op. Als Tony een nieuwe song van mij afbreekt, denk ik evengoed: ‘Ik weet het tóch beter, want ik heb al twee miljoen platen verkocht!’ (lacht) Terwijl Tony er al véél meer heeft verkocht natuurlijk (Tony Hoffer is de producer van o.a. Beck en Supergrass, nvdr.). Tony is iemand die je echt niets kunt wijsmaken. He’s a walking bullshit detector. Toen we ‘m de eerste demo’s voor onze nieuwe plaat hadden bezorgd, belde hij me op. ‘Wat een saaie troep,’ zei hij, ‘begin maar opnieuw te schrijven’. Ik dacht: ‘Dat méént hij niet! I’ve been working my ass off!‘ Maar ik moest ‘m uiteindelijk gelijk geven. Blijkbaar heb ik af en toe een ferme trap tegen mijn ballen nodig.

Ik las dat jullie 80 à 90 songs klaar hadden voor deze plaat. Met permissie, maar daar geloof ik niks van.

Pritchard: En toch is het waar. Natuurlijk zijn die niet allemaal briljant of even goed uitgewerkt: de beste staan ten slotte op de plaat en diegene waar we niet – of nog niet – tevreden over zijn, blijven nog even liggen. Maar die 80 nummers hebben wel allemaal potentieel, ze missen alleen nog een goeie bridge of een solo. De probeersels waarmee het nooit wat geworden is, zijn niet eens bij die 80 songs inbegrepen. Tja, ik kan er ook niets aan doen, maar songs schrijven gaat ons gewoon heel makkelijk af.

Ik heb begrepen dat jullie bassist, Max Rafferty, na enkele verzoeningspogingen nu toch definitief uit de groep is gezet. Juist?

Pritchard:Yep, hij ligt er voorgoed uit. De maat was vol. We hebben zowat anderhalf jaar een soort knipperlichtrelatie met Max gehad. Hij zat erin, hij stapte eruit, we haalden hem terug maar moesten hem dan zélf ontslaan, waarop we hem opnieuw een kans gaven die hij dan weer verkwanselde, enzovoort. Tot we inzagen dat Max compleet onhandelbaar was geworden en een regelrechte bedreiging vormde voor het voortbestaan van de groep. Dat konden we onmogelijk gedogen en dus hebben we van ons hart een steen gemaakt en alle banden doorgeknipt.

Hij heeft het wel zwaar verkorven, zo te horen.

Pritchard: (zucht) Het is een triest verhaal, really. Max is mijn beste vriend en dat zal hij ook altijd blijven, maar de drank en de drugs hebben iemand anders van hem gemaakt. Aanvankelijk kwam hij alleen maar te laat opdagen in de studio, of stond hij dronken of met een kater op het podium: niet ideaal, maar ook niet onoverkomelijk. Maar gaandeweg is hij de pedalen helemaal kwijtgeraakt. Het is zover gekomen dat hij zich met de taxi van de ene pub naar de andere nachtclub laat voeren. Hij heeft het voorbije jaar zoveel verbrast dat hij zich hopeloos in de schulden heeft gewerkt. Ik wéét hoeveel hij de laatste twee jaar heeft verdiend en het is me een raadsel hoe hij er al die centen zo snel heeft kunnen doorjagen. Het Brian Jones-syndroom, vrees ik.

Maar hij kan nog altijd op mijn vriendschap rekenen. Ik zal nog altijd zijn hachje redden als hij zich weer in de nesten heeft gewerkt en ik blijf met plezier borg betalen om hem nog maar eens uit de gevangenis te krijgen. Tot ook mijn geld op is, natuurlijk (lacht).

De jongens van Arctic Monkeys hebben ook met een losgeslagen bassist moeten afrekenen. Zegt ons dat iets over de almaar toenemende druk op jonge rockmuzikanten?

Pritchard: Het zal wel geen toeval zijn, zeker? Veel mensen benijden ons om onze status en ons succes, maar ze weten niet wat zich achter de schermen afspeelt. Niet dat ik te klagen heb, maar het blijft hard werken. Stel het je maar eventjes voor: luchthaven in, vliegtuig op, luchthaven uit, podium op, televisiestudio in, enzovoort. En als je denkt even rust te hebben – wachtend op een vlucht in de luchthaven bijvoorbeeld – word je lastiggevallen door fotografen. Het houdt nooit op.

Zelfs hun vrienden, ouders en (ex-)liefjes worden door de pers belaagd, vertelden Arctic Monkeys . Is het bij jullie ook zo erg?

Pritchard: Erger! Zij krijgen tenminste nog goeie recensies, ons lachen ze alleen maar uit omdat we een groep voor meisjes zijn (lacht). Maar in ons privéleven wordt ook duchtig gespit, ja. Ik heb de pech dat een van mijn ex-liefjes een nogal bekende zangeres is (Katie Melua, nvdr.), waardoor tabloids zich per definitie het recht toe-eigenen om over mijn privéleven te schrijven. Ik kan je verzekeren dat het niet fijn is om in zulke blaadjes een – uiteraard compleet verzonnen – analyse van de breuk met je lief te moeten lezen. Zeker niet als ze er een van je songs bijsleuren om ronduit lasterlijke dingen te schrijven. (Het Britse muziekblad NME bracht zijn breuk met Katie Melua in verband met het nummer ‘Eddie’s Gun’, een song over erectieproblemen, nvdr.)

Op Channel 4 werd je ooit geïnterviewd door de Britse komiek Simon Amstell, die jou maar bleef bestoken met insinuaties omtrent je breuk met Katie Melua. Je bleef daar merkwaardig kalm onder.

Pritchard:(veert recht) Ten eerste was dat mijn allereerste televisieoptreden. En ten tweede hebben ze het in de montage alleen maar doen lijken alsof ik zijn insinuaties over mijn kant liet gaan, terwijl ik me daar in werkelijkheid verschrikkelijk kwaad heb zitten maken!

Kijk, ik kan tegen een plaagstootje, maar de manipulatieve manier waarop hij me te kakken zette, was echt beneden alle peil. Katie zei me dat ze had zitten huilen van schaamte omdat ik me niet verweerd had. Probeer dan maar eens uit te leggen dat je hebt staan roepen en tieren tegen die lul maar dat ze dat er allemaal hebben uitgeknipt. Op tv zag je die flurk van een Amstell een smerige opmerking maken en in het volgende beeld zit ik vriendelijk te glimlachen. Walgelijk.

Hoe voelde het om het voorprogramma van je favoriete groep, The Rolling Stones, te mogen verzorgen?

Pritchard: Die optredens met de Stones waren de grootste teleurstelling van mijn leven. In de eerste plaats omdat het zo verschrikkelijk ongezellig was. Zo’n tournee van de Stones is één grote machine. De verschillende Stones hebben allemaal een aparte backstageruimte, waardoor ze nauwelijks met elkaar praten, laat staan met ons. Als we ze al eens te zien kregen, draaide het steevast uit op een ontluisterende vertoning. De keer dat we Keith tegenkwamen, botste hij van zattigheid tegen ons op en begon ons dan te commanderen omdat hij dacht dat we roadies waren. Ronnie Wood hebben we een keer uit zijn kleedkamer zien strompelen terwijl Gimme Shelter uit zijn stereo knalde. Die man zit dus te snuiven terwijl hij naar zijn eigen muziek luistert: how fuck- in’ sad is that? En Mick Jagger blijkt gewoon een hyperkinetische dwerg te zijn, een wandelende karikatuur.

Maar hey, we hebben toch maar mooi een affiche gedeeld met The Rolling Stones, hé. Dat pakken ze ons niet meer af.

Dit interview in Focus Knack ook niet. Proficiat!

Door Vincent Byloo

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content