In ons eindejaarslijstje van 2007 stond Fabrice Parme samen met zijn kompaan Lewis Trondheim nog te blinken met UFO, een experimentele strip voor alle leeftijden. Nu mag hetzelfde auteursduo zich vergrijpen aan de klassieker Robbedoes. ‘Niemand bij zijn volle verstand zou mij een Robbedoes laten tekenen.’

Een strip van Fabrice Parme (43) haal je er zo uit. Zijn boeken zien er veeleer uit als tekenfilms dan als strips, in een dynamische stijl die het resultaat is van een lange carrière in de animatie-industrie. Waarschijnlijk was het bij zijn strip-debuut Walter Polo uit 1991 gebleven als hij niet bevriend was met Lewis Trondheim, de auteur van succesreeksen als Donjon of Kobijn die sneller scenario’s schrijft dan zijn schaduw.

Het succes van hun gezamenlijke historische komedie Venezia (2001) bleef beperkt, maar Koning Snotneus (2001-2005) – hun reeks over een bedorven ventje dat een klein vorstendom regeert – sloeg wel aan en werd wereldwijd vertaald. Hun meest geslaagde samenwerking tot nog toe blijft UFO (2006). Bij deze unieke woordeloze strip volgt de lezer in één reusachtige tekening van 9,6 meter lang de avonturen van een ruimtewezen dat in de prehistorie op de aarde neerstort. Om weer met zijn ruimteschip te kunnen opstijgen, wandelt hij door de menselijke geschiedenis. Vanaf de crash kun je verschillende wegen volgen, maar alle routes – op één na – eindigen met de gewelddadige dood van het arme blauwe schepsel. Een strip die je moet zien om te geloven.

De afgelopen jaren is Parme druk bezig geweest met de tekenfilmserie naar dat onderschatte album, maar intussen beraamde hij samen met zijn vaste kompaan ook een aanval op een waar stripmonument. Aangezien Trondheim in zijn eigen Kobijn-reeks al eens een Robbedoes-hommage had gepubliceerd, moet uitgeverij Dupuis in hem een ideale kandidaat gezien hebben voor een deel in hun reeks Een verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot door… met eigenzinnige interpretaties van de lotgevallen van de bekende liftboy en reporter Kwabbernoot. Zopas verscheen dus Paniek op de Atlantische Oceaan. In de beperkte ruimte van een pakketboot die vijftig jaar geleden de Atlantische Oceaan overstak, onderwerpen Trondheim en Parme Robbedoes en zijn makkers aan burleske Titanicavonturen met nostalgisch tintje. Een plezier voor jong en oud.

Hoe is jullie ‘Robbedoes’ ontstaan?

Fabrice Parme: Lewis heeft me moeten overtuigen. Ik weet niet hoeveel keer hij me erover aangesproken heeft. Ik denk altijd dat mijn werk niets voorstelt, en nu ging ik er dus van uit dat niemand bij zijn volle verstand me een Robbedoes zou laten tekenen. Na drie jaar heb ik uiteindelijk toegezegd om het te proberen, omdat ik tijd vrij had en omdat Lewis zo van mijn kunnen overtuigd leek. Met lood in de schoenen heb ik naar de uitgever gebeld. Tot mijn verbazing klonk die ook meteen enthousiast.

Lewis en ik waren het snel over een aantal principes eens. Robbedoes is een piccolo, en een piccolo hoort in een hotel of vroeger op een pakketboot. Een piccolo die zomaar in zijn kostuumpje de hele wereld rondreist, vonden wij raar. We hebben dus van de nood een deugd gemaakt. Robbedoes’ beroep heeft interessante, vooral sociale kanten, al zijn er beperkingen. En als periode leken de jaren 50 of 60 ons ideaal, onder andere omdat mijn tekenstijl sterk gebaseerd is op de Amerikaanse tekenfilms van toen.

Er zit een zekere nostalgie in het album.

Parme: Dat klopt, maar dat is niet het enige. Het is een nostalgisch boek omdat we verwijzen naar de Robbedoes zoals die door Franquin getekend werd, met zijn kenmerkende elegantie. Toch zie ik in ons boek ook veel hedendaagse thema’s. Denk aan Kwabbernoot die zich tot een paparazzo van het ergste soort ontpopt en Robbedoes die het slachtoffer wordt van herstructureringen in het hotel.

Het is echt een verhaal voor alle leeftijden, wat tegenwoordig zeldzaam is.

Parme: Wij hebben Robbedoes zelf ontdekt toen we een jaar of tien waren. We wilden met onze Robbedoes opnieuw de onschuld uit de albums van Franquin terugvinden. We schamen ons niet om te zeggen dat we een kinderstrip wilden maken: deze strip is nadrukkelijk voor tienjarigen bedoeld. Voor veel jonge lezers is onze Robbedoes misschien de eerste die ze lezen, daarom wilden we dat je hem onmiddellijk begrijpt.

Ik vind het wel grappig dat veel lezers van Robbedoes intussen grootouders zijn. We merken dat die mensen in onze versie iets van de charme vinden die ze er als kind in lazen. Tijdens signeersessies in Parijs kwamen er oudere mensen naar ons toe. Ze vertelden ons dat ze al jaren geen Robbedoes meer gekocht hadden, maar dat ze de onze nu voor hun kleinkinderen in huis haalden. Zo werken Lewis en ik aan de uitbreiding van Robbedoes’ lezerspubliek.

Is de ‘Robbedoes’ van de jaren 50 en 60 voor jou de interessantste?

Parme: Toch wel. Ik heb Robbedoes ontdekt met Z van Zwendel. Dan ben ik alle Robbedoezen in de bibliotheek gaan lenen om ze vervolgens minstens tien keer te lezen. Het interessantste vond ik de aandacht van Franquin voor design. De machines en de basis van Zwendel, de uniformen van zijn handlangers: daar zat een duidelijke esthetiek in. In een scène bij Robbedoes thuis zag je dat er zelfs was nagedacht over de bloemenvaas in het decor. Ik ben opgegroeid in een appartement dat heel duidelijk de atmosfeer van de jaren 60 uitstraalde, zodat Robbedoes lezen als thuiskomen aanvoelde. Alleen Franquin had zo’n aandacht voor interieurs. Veel andere tekenaars bedienden zich van oude stereotypes, waardoor het stripinterieur alleen nog bij je grootouders te zien was. We hebben ons ook door die voorkeur voor design laten inspireren voor onze eigen Robbedoes. Als Franquin Robbedoes uit zijn gewone omgeving haalde, bleef hij hem in een designomgeving tekenen, zoals een luchthaven of een ander moderngebouw. De stap naar een pakketboot was dus niet zo groot.

Het is ook een heel dynamische ‘Robbedoes’, met veel actie, net zoals bij Franquin.

Parme: Samen met Morris en Peyo had Franquin voor de Amerikaanse tekenfilmindustrie gewerkt, net als ik. In de Amerikaanse tekenfilm leer je anders tegen personages aan te kijken. In Europa zoekt de tekenaar voor elk lichaamsdeel de ideale houding en zal hij daarna al die onderdelen met elkaar verbinden. In Amerika is tekenfilm iets industrieels, waarbij je geen tijd over hebt om de ideale houding te zoeken. Als een personage een glas neemt, tekenen ze ginds eerst de beweging van de arm en daarna die van de rug – in volgorde van belang voor de beweging dus. Pas helemaal aan het eind is het gezicht dan aan de beurt. De dynamiek is het allerbelangrijkste.

Lewis vindt dat ik soms overdrijf. Omdat ik met stilstaande beelden niet dezelfde mogelijkheden heb als in een tekenfilm, probeer ik soms verschillende bewegingen in één beeld te vangen of vergroot ik de gezichtsuitdrukkingen uit. Dat ziet er inderdaad soms hyperkinetisch uit. Maar als ik niet overdrijf, werkt het niet, vind ik. Uderzo doet hetzelfde in Asterix. In één tekening kan hij soms drie of vier gezichtsuitdrukkingen verwerken.

Jij hebt van Trondheim al het grootste aantal scenario’s getekend. Waarom houdt niemand het lang met hem uit?

Parme: Lewis en ik zijn erg complementair. Lewis werkt ontzettend snel en intuïtief: hij neemt beslissingen in drie seconden. Hij heeft tijdsdruk nodig om te functioneren. Ik ben zijn tegenpool. Mijn rol is die van de perfectionistische goudsmid. Ik begin eindeloos opnieuw tot ik de ideale oplossing heb gevonden.

Ik werk ook ontzettend veel. Lewis staat op om 12 uur ’s middags, maar ik ben dan al van 7 uur aan het tekenen. 10 uur per dag, 7 dagen per week: dat kan ik gemakkelijk aan zonder uitgeput te raken. Ik gooi vier tekeningen in de prullenbak voor ik er één overhoud die ik wil publiceren. Voor Lewis is het nooit snel genoeg. Hij wil tien à vijftien boeken per jaar maken, terwijl ik misschien wel voldoende tekeningen maak voor tien boeken, maar daaruit liever één haal dat echt de moeite is. UFO is de laatste strip die ik voor deze Robbedoes uitgebracht heb. Ik ben dan wel dezelfde tekenaar, maar de tekeningen zijn compleet verschillend. Hetzelfde geldt voor Koning Snotneus en Venezia of voor mijn illustraties. Bij elke nieuwe opdracht bekijk ik welke stijl er het best bij past. Elke keer meng ik al mijn invloeden om iets nieuws te verkrijgen. En dat kost tijd.

Robbedoes door Fabrice Parme en Lewis Trondheim:

Paniek op de Atlantische Oceaan

Uit op 19 mei bij Dupuis.

Win 5 exemplaren van Paniek op de Atlantische Oceaan! Kijk snel op pagina 6.

Trakteert op

KNACKFOCUS .BE

door Gert Meesters

‘Mijn rol is die van perfectionistische goudsmid. Ik begin eindeloos opnieuw tot ik de ideale oplossing vind.’

– FABRICE PARME

‘Veel Robbedoes-lezers zijn nu grootouders. Zij kopen onze strip voor hun kleinkinderen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content