Woensdag 25/11, 21.30 – één.

Wat Annick Ruyts en haar ploeg precies allemaal meemakenkun je ook lezen op de website van één, in smakelijke ‘annickdotes’.

Tijdens de druilerige herfstmaanden – en met goed nieuws als griepvaccins en eersteministergeruzie dagelijks in de kranten – wil iederéén wel eens exotischer oorden opzoeken. En blijkbaar zijn er een pak Belgen die dat dan nog doen ook – lucky bastards. Voor het tweede en laatste seizoen van We are from Belgium trekt Annick Ruyts opnieuw de wereld rond met als bestemming het nieuwe thuis van enkele voormalige landgenoten. ‘Blijkbaar zijn we avontuurlijker dan we vaak denken’, zegt ze.

Met Honduras, Tanzania en de Dominicaanse Republiek hebben jullie weer enkele gegeerde vakantiebestemmingen opde planning staan. Geef toe: je doet het erom!

Annick Ruyts: Toch niet, neen. (Lacht) We willen wel een zo gevarieerd mogelijke reeks maken – vandaar dat we proberen alle continenten aan te doen. Nu, ik moet wel bekennen dat ik heel erg blij ben dat we dit seizoen in India hebben kunnen filmen. Ik wilde er al lang eens heen, en ben dan maar via Google een Belgische inwijkeling beginnen te zoeken. En die man – de CEO van Securitas in India – bleek een heel fijne man. Van een meevaller gesproken. (Lacht)

Waarom verhuizen er toch zoveel Belgen naar het buitenland?

Ruyts: Het zijn er duizenden per jaar, inderdaad. Veel mensen verhuizen voor hun werk, en het weer en de stress spelen ook een grote rol. Zelfs als ze ginds keihard moeten werken, vinden ze er rust. Neem nu die man in India: hij doet er dezelfde job als hier, maar dan in zo’n vreemd land. ‘Als je alles er vreemd vindt, word je gek’, zegt hij. ‘Als je alles normaal vindt, ben je gek.’ (Lacht) Maar iedereen heeft zijn eigen redenen.

Bots je soms niet op schrijnende verhalen?

Ruyts: In de laatste aflevering bezoeken we Mieke en Marc in Brazilië. Mieke heeft het ergste meegemaakt wat een moeder kan meemaken: haar zoon is uit het leven gestapt. Zulk verdriet neem je mee. Echt vrolijk kan ze niet meer zijn, maar ze probeert wel iets van haar leven te maken. Denk nu niet dat het ons enkel om zulke verhalen te doen is. In Kreta bezoeken we een koppel waarvan de man absoluut een eigen sterrenwacht wilde. Dus bouwt hij er gewoon eentje in zijn Griekse tuin.

Hoe sprookjesachtig zo’n nieuw leven ook klinkt, het kantoch niet altijd even makkelijk zijn.

Ruyts: Ik herinner me een koppel uit de eerste reeks waarvan ik dacht: die staan binnen de kortste keren weer thuis. Maar ze wonen er nog steeds; zo zie je maar. Iederéén heeft wel eens een moeilijk moment. Het eerste jaar voelt alles nieuw en perfect – de zogenaamde Honeymoon. Dan durft de heimwee al eens toe te slaan, keihard op een mindere dag. En het derde jaar wordt het nieuwe land echt hun plek en noemen ze het hun thuis. Dat verloop keert vaak terug. Al blijven ze als Belgende clichédingen missen: een goed pak friet, een frisse pint en vreemd genoeg ook de terrasjes. Hoewel ze vaak in warmere landen gaan wonen, is dat er meestal niet de gewoonte – terwijl wij hier vanaf 15 graden met onze jas aan buiten zitten te drinken. (Lacht)

Worden onze landgenoten – ex-landgenoten, excuseer – overal goed aanvaard?

Ruyts: Verbazend goed – zeker zodra de plaatselijke bevolking weet dat ze geen Amerikanen zijn, want die blijken niet erg geliefd. Onze talenkennis is daarbij een uitzonderlijke troef: laat een Vlaming ergens drie maanden wonen en hij spreekt al een aardig mondje van de plaatselijke taal. Dat we niet erg chauvinistisch zijn, helpt ook natuurlijk. We staan open voor andere culturen, en daarom staan mensen ook open voor ons.

Zie je jezelf ooit nog naar het buitenland verkassen?

Ruyts: Goh, niet echt neen, ik leid hier een heel fijn leven. Niet dat ik niet begrijp dat mensen hun geluk in het buitenland beproeven, maar dankzij mijn baan kan ik al veel reizen enweer thuiskomen.

(B.D.C.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content