Het gaat niet goed met The Kinks, en niet alleen omdat ze al tien jaar ontbonden zijn: Dave Davies raakt maar niet hersteld van zijn beroerte en broer Ray overleefde drie jaar geleden ternauwernood een kogel met zijn naam op. Maar die laatste is nog immer een ‘well respected man’ en heeft met ‘Working Man’s Café’ zonet zijn testament opgemaakt. ‘Of ik ooit opnames van The Kinks verbrand heb? Ik stak ze haast allemáál in de fik!’

Januari 2004. Van hurricane Katrina is nog geen sprake wanneer Ray Davies door New Orleans slentert en een voorbijrazende straatboef de handtas van zijn vriendin meegrist. Davies zet de achtervolging in, maar wordt op doortastende wijze afgeschud: een kogel treft hem vol in het bovenbeen. Dagenlang vecht Davies voor zijn leven, wekenlang blijft hij aan zijn ziekenhuisbed gekluisterd en maandenlang moet hij nog revalideren.

Hier kon dus evengoed al een in memoriam hebben gestaan. Over zijn pionierswerk met The Kinks, de enige groep die in de jaren 60 niet moest onderdoen voor The Beatles en The Stones. Over de schier eindeloze reeks hits die uit zijn pen is gevloeid – toon ons iemand die nog nooit Lola, You Really Got Me of Waterloo Sunset heeft meegezongen en wij tonen u een leugenaar. En over de al even eindeloze reeks Grote Namen die dat arsenaal popklassiekers heeft gecoverd: van David Bowie over The Jam en Queens Of The Stone Age tot The Fall en Tom Jones.

Maar gelukkig kan Ray Davies die aanslag op zijn leven nog navertellen, een incident waardoor hij overigens – pun very much intended – werd aangevuurd om zijn meest autobiografische plaat tot nog toe te maken.

Ray Davies: In zekere zin is Working Man’s Café een soort van testament geworden, ook al heb ik het niet zo bedoeld. Ik heb haast onbewust een round-up gemaakt van wat ik de voorbije jaren zoal heb doorgemaakt. Voor het eerst in mijn leven waren mijn persoonlijke ervaringen dankbaar materiaal om over te schrijven. Geloof me, ik had het graag anders gezien (lachje).

Over je vorige, ‘Other People’s Lives’, heb je meer dan zes jaar gedaan. ‘Working Man’s Café’ heb je in amper tien maanden in elkaar gebokst. Wat maakte deze plaat zo’n gemakkelijke bevalling?

Ray Davies: Op de teksten na had ik de meeste songs voor dit album al geschreven ten tijde van Other People’s Lives. Ik had toen zeker twintig, misschien wel dertig nummers klaar. Met wat geluk was die vorige plaat dus een dubbelaar geworden, maar daar heeft het lot een stokje voor gestoken. Net toen ik van New Orleans, waar ik toen woonde, naar Engeland wou trekken om de laatste hand te leggen aan een paar nummers, werd ik neergeschoten.

De muziek voor Working Man’s Café wás er dus al. En een groot deel van de teksten heb ik geschreven in het ziekenhuis. Al op de intensive care, toen ik nog tussen leven en dood zweefde, lag ik teksten te verzinnen. Misschien wel omdat ik dacht dat het mijn famous last words zouden worden.

Je hebt de voorbije tien jaar hoofdzakelijk in de VS doorgebracht, maar uit een song als ‘The Real World’ maak ik op dat je daar allerminst gelukkig bent geweest.

Davies: Mijn verhuizing naar de States was zeker geen onverdeeld succes. Er kwam een moment van ontnuchtering, wanneer ik besefte dat ik eigenlijk een illusie was achternagehold. The Real World gaat niet alleen over míjn ervaringen, maar ook over die van een jonge vrouw die ik in de States heb leren kennen. Ze heeft een fantastische job in Boston achter zich gelaten om bij mij in New Orleans te komen wonen. Ze was haar saaie kantoorleventje beu, wilde een party girl worden en stortte zich gretig in het nachtleven. Uiteindelijk is ze geëindigd als hulpje in een groezelig café, terwijl ze godverdomme een diploma van Harvard heeft! Vandaar de zin: ‘You were overqualified for the tips you earned in a bar’.

Dát is mijn probleem met Amerika: het lijkt wel the land of opportunity, maar eigenlijk zijn al die verlokkingen valstrikken. Mensen worden er zo tjokvol illusies gepropt dat ze met hun ogen wijd open in hun ongeluk lopen.

Wat ging jij eigenlijk zoeken in de States?

Davies: Geluk, zeker? (lachje)Achteraf bekeken werd ik niet zozeer aangetrokken door Amerika; ik wilde vooral weg uit Engeland, denk ik. Ik had het gevoel dat ik er vastroestte. Weet je, de meeste mensen slaapwandelen door het leven en volgen slaafs een zorgvuldig uitgetekend parcours de vie. Daar wilde ik aan ontsnappen. Dát, en aan Tony Blair. Kijk, ik ben een socialist in hart en nieren, maar toen Labour aan de macht kwam, kreeg ik het hier in Engeland serieus benauwd. Ze hebben de persoonlijke vrijheid van de mensen uitgehold en de politieke onafhankelijkheid van ons land op het spel gezet.

Vreemd dat je dan uitgerekend naar Amerika trekt, waar Blairs maatje George Bush het voor het zeggen heeft.

Davies: Toen ik tien jaar geleden naar de VS trok, zwaaide Bill Clinton daar nog de plak, hé.

Het begint me plots te dagen waar die ene zin in ‘Vietnam Cowboys’ over gaat: ‘Wake up in the White House / Zip up your pants and get it together’.

Davies:(lacht) Ik heb daar nog de laatste naweeën van de zaak-Lewinsky meegemaakt. Alles bij elkaar een periode om bijna vertederd aan terug te denken. Toen ging het land ook door een politieke crisis, maar wel om zoiets tri-viaals als een affaire van de president. Dan hebben ze daar nu toch met ergere dingen af te rekenen.

Ik geloof trouwens niet dat Blair en Bush vrienden zijn. Blair was de politieke slaaf van Bush, that’s it. Ze schudden elkaar wel de hand en ze wisselden voor de camera’s al eens een vriendschappelijk schouderklopje, maar verder vertrouwden ze elkaar voor geen haar. Ik denk dat Blair en Bush nog een toekomst in Hollywood hebben: het zijn verdomd goede acteurs.

In ‘Morphine Song’ heb je het over de moeilijke revalidatie na het schietincident in New Orleans. Heeft je leven écht aan een zijden draadje gehangen door die kogel in je been?

Davies: Jazeker. Dat schot in mijn been bracht een hoop complicaties mee. Vooral mijn hart was er niet te best aan toe. Op een bepaald moment had ik een hartslag van amper 22, waardoor ik om de haverklap een infarct deed. Nog erger was dat de dokters niet hadden gemerkt dat mijn been door de impact van die kogel gebroken was. Na een paar dagen wilden ze me dus door de gang van het ziekenhuis laten wandelen, maar na anderhalve stap zakte ik in elkaar. Mijn been was volledig in tweeën geknakt.

Maar intussen kijk ik met enige weemoed terug op mijn verblijf in het ziekenhuis. Ik leerde er een zekere Brenda kennen, die kwam afkicken van de heroïne, en ene Nelson, de man van een van de verpleegsters. Hij was zo’n typische redneck die elk weekend op wilde everzwijnen gaat schieten, maar diep vanbinnen bleek hij een ongelooflijk warme man. Ik heb me daar echt kunnen optrekken aan die mensen, en dat is niet evident voor een pathologische mensenhater als ik.

Draag je vier jaar later nog nare gevolgen van dat incident?

Davies: Fysiek in elk geval. Er zit nu een stalen bout in mijn been, en mijn heup en knie doen daar soms nog lastig over. Maar ik mag van geluk spreken, want ik ben nog onder de levenden. Dat heb ik aan mijn conditie te danken: als ik niet zo fit was geweest voor mijn leeftijd, zat ik hier nu niet met je te praten.

Hoe gaat het trouwens met je broer Dave, die rond dezelfde tijd getroffen werd door een beroerte?

Davies:(zucht) Zijn herstel verloopt veel trager dan verwacht. Jammer, want hij wil graag weer met mij muziek gaan maken – en ik met hem uiteraard – maar dat zit er voorlopig niet in. Ik bid elke dag dat hij snel beter wordt.

Nu we toch bij het thema geloof zijn aanbeland: in ‘Hymn For A New Age’ lijk je ervan uit te gaan dat jou het hellevuur of op z’n minst het voorgeborchte te wachten staat: ‘My soul’s too far to be saved’, zing je.

Davies: Nu raak je een delicaat onderwerp aan, want ik worstel de laatste tijd nogal met dat geloof. Toen ik op de intensive care lag te ijlen, vroeg ik me plots af: ‘ Is this it? Houdt het hier op of is er meer?’ Ik heb nooit veel belang gehecht aan geloof en heb al helemaal geen godsvruchtig, laat staan een vroom leven geleid. Maar op dat moment, toen de dood heel even in mijn nek kwam hijgen, wilde ik plots héél graag geloven dat er meer is tussen hemel en aarde. En tegelijk besefte ik: als er een leven na de dood is, kan ik de hemel wel op mijn buik schrijven (lachje).

Of ik gelovig ben, weet ik nog altijd niet. Maar ik weet wél dat ik meer dan ooit wil genieten van de tijd die mij in het ondermaanse gegund is.

Dat is ooit anders geweest. In de jaren 70 stond je bekend als een zelfdestructieve junk en er werd zelfs gefluisterd dat de overdosis die je in ’73 overleefde geen ongelukje was. Hoe kijk je daar nu op terug?

Davies: (ontwijkend) Het leven is een draaideur van vergissingen, my friend. We leren zelden uit onze fouten. Kijk naar het hoofdpersonage in Return To Waterloo: die wil zijn leven overdoen, maar maakt van meet af aan dezelfde fouten. Zo heb ik me altijd gevoeld, zeker in de liefde. Mijn leven is een aaneenschakeling geweest van catastrofale relaties, maar denk je dat ik daar lering uit getrokken heb? Integendeel, mijn relaties – of eerder: mijn aandoenlijke pogingen daartoe – draaien nog altijd in de soep.

En toch heb je tevreden teruggekeken naar de beruchte film van je leven: ‘It’s been great to watch the sights / Playing the edited highlights’, zing je ergens op de plaat.

Davies: Ja, maar zo’n ‘film van je leven’ vertelt niet het hele verhaal. Weet je, kort voor dat schietincident was ik begonnen met een videodagboek. Toen al viel me op dat een mens geneigd is alleen de hoogtepunten vast te leggen. Op een slecht moment of tijdens een crisis haal je die camera niet boven om de miserie op tape vast te leggen. Zo gaat het met herinneringen ook, denk ik. De film die ik in de ambulance gezien heb, was een opeenvolging van gelukkige momenten. Alle ellende ertussenin had mijn geestesoog er zorgvuldig uitgeknipt (lacht).

Maar heeft Het Leven je gegeven waar je als tiener of twintiger op hoopte?

Davies:Not really. Ik wilde voetballer worden, bij Arsenal in de spits spelen en later bondscoach van de Engelse nationale ploeg worden. Ik kan niet zeggen dat ik die droom verwezenlijkt heb (lacht). Maar ik klaag niet. Alleen had ik aan The Kinks graag wat beter verdiend, want door allerlei schimmige deals die ze ons indertijd hebben opgedrongen, hebben we een groot deel van de inkomsten door onze vingers zien glippen.

Is het waar dat jij in ’65 een opname van ‘Dedicated Follower Of Fashion’ in brand hebt gestoken omdat je het nummer maar niks vond?

Davies: Ik stak de opnames van The Kinks bijna allemáál in de fik! Ik rolde de tape af, knipte hem in stukken en stak die vervolgens in brand. Dat was standard procedure in die tijd. Niet omdat de songs niet deugden – ik had ze tenslotte zelf geschreven (lacht) – maar omdat de platenfirma er was in geslaagd de foute versie van onze eerste single uit te brengen. De take die ze van You Really Got Me hebben uitgebracht was er een waar we zelf niet tevreden over waren, ze hebben de verkeerde opnameband op vinyl gezet. Dat zou ons geen tweede keer overkomen, hadden we gezworen, en dus vernietigden we elke opname waarover we niet tevreden waren. Een bijkomend voordeel is dat de platenfirma veertig jaar later geen cd’s vol demo’s en alternate takes kan uitbrengen. Die kunnen ze alvast in hun zak steken. Ha!

Tot slot: stel dat je de jonge Ray Davies carrièreadvies kon geven op basis van wat je nu weet. Welke raad zou je hem meegeven?

Davies: Don’t sign any contracts! Je kunt niet geloven hoeveel geld de kleine lettertjes op de contracten die we indertijd hebben getekend met The Kinks ons tot op vandaag nog kosten. Woest word ik daarvan. Zelfs een moordenaar die levenslang heeft gekregen, komt na tien of twintig jaar in aanmerking om weer vrij te komen. Wel, ik vind dat hetzelfde zou moeten gelden voor contracten. Die zouden ook na een bepaalde tijd in aanmerking moeten komen voor evaluatie. Dat zou ik maar gerechtigheid vinden.

Nog famous last words, meneer Davies?

Davies: Oké, misschien nog één goede raad: achtervolg nooit een boef die met een revolver zwaait. Tenzij je een rapper bent en je street credibility wilt opkrikken, natuurlijk.

Genoteerd!

‘WORKING MAN’S CAFé’

Uit bij V2.

Door Vincent Byloo

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content