Getroebleerde tieners, benauwende beelden en rauwe, onverwerkte emoties: Gus Van Sant sampelt opnieuw al zijn visuele en inhoudelijke dada’s in de pakkende skaterskroniek ‘Paranoid Park’. ‘Vijftien zijn is overal problematisch, maar in Amerika nog net iets meer.’

Van zijn dromerige zwart-witdebuut Mala Noche, over de mainstreamhit Good Will Hunting tot de hallucinante indietriptiek Gerry, Elephant en Last Days. Niemand die met zoveel empathie en visueel vernuft de gekwelde psyche van Amerikaanse kids kan vatten als Gus Van Sant. En ook in zijn nieuwste film Paranoid Park – bijeengesampled uit de gelijknamige roman van Blake Nelson – is het van dattum. Daarin volgt Van Sant zijn piepjonge, deels via MySpace gerekruteerde cast op een mentale zwerftocht nadat de 15-jarige Alex, een knul die dagelijks gaat skaten in Portlands Burnside Park, mede verantwoordelijk blijkt voor een vreselijk treinongeval waarbij een nachtwaker om het leven kwam. ‘Het is een soort Schuld en Boete gesitueerd in de wereld van de skaters’, aldus Van Sant die met zijn poëtische beelden in tv-formaat, subtiele flashbacks, expressieve klankdecors en rake observaties opnieuw tekent voor een meeslepend meesterwerkje dat kolkt van de teenage-Angst.

Net als ‘Mala Noche’, ‘Drugstore Cowboy’, ‘My Own Private Idaho’ en ‘Elephant’ speelt de film zich af in je geboortestad Portland, Oregon. Was dat een belangrijk element?

Gus Van Sant: Absoluut. De meeste van mijn films zijn in Portland gedraaid en de roman van Blake Nelson, een dichter en schrijver die ik al een poos ken, speelt zich daar ook af. Dat hij een goed beeld schetst van de lokale jongerencultuur was dan ook een van de voornaamste redenen waarom ik het wilde verfilmen. Ook dat Burnside skate- park intrigeert me al jaren. Het is wellicht zelfs een van de bekendste skateparken ter wereld. Het werd indertijd illegaal gebouwd onder een brug door enkele skaters, maar is ondertussen erkend door de stad en er wordt jaarlijks ook een groot skatefestival georganiseerd. De meeste junks en hoeren die er rondhingen, zijn dan ook weggetrokken, al blijft er nog altijd een vreemd soort goedhartig crimineel en gevaarlijk undergroundsfeertje hangen. Die dubbelzinnigheid wilde ik ook in de film stoppen.

‘Paranoid Park’ is opnieuw een gewichtige film, maar toch al iets lichter dan je vorige.

Van Sant: (knikt) Gerry, Elephant en Last Days waren inderdaad donkerder, maar wees gerust: deze film gaat ook over dood, lijden, schuld en boete. Hoe dat komt? Niet omdat ik een depressieve misantroop ben, maar omdat ik als filmmaker de wereld om mij heen tracht te interpreteren en te becommentariëren. De jongste jaren werden we overspoeld door slecht nieuws. 9/11, de oorlog in Irak, de schietpartij op de Columbine Highschool, het religieuze fanatisme dat overal weer in de lift zit. Het is duidelijk niet makkelijk om tegenwoordig jong en onbekommerd te zijn. Het is alsof je als tiener meteen al een enorme verantwoordelijkheid moet dragen en verplicht bent om morele keuzes te maken en een kamp te kiezen. Ik heb dan ook gemerkt dat veel jongeren daardoor met schuldcomplexen worstelen. Alsof ze zich schuldig moeten voelen over het feit dat zij zich amuseren terwijl de rest van de wereld in brand staat. Dat is het claustrofobische klimaat waarin Paranoid Park zich afspeelt.

En is dat een Amerikaans of een universeel fenomeen?

Van Sant: Die generatiekloof – dat gevoel van isolement waarmee veel jongeren kampen – is ongetwijfeld universeel, maar in Amerika is het toch een stuk intenser. In Europa praten kinderen makkelijker met hun ouders. Men doet ook niet zo paniekerig over dingen. Hier staat er gewoon wijn op tafel bij het eten, zelfs als er kinderen bij zijn. In Amerika is dat al voldoende voor een rel, alsof kinderen later per definitie alcoholici worden als er bij het eten een glaasje gedronken wordt. Begrijp je wat ik bedoel? In Europa heeft men meer zin voor perspectief. Er is meer communicatie. Vijftien zijn is overal ter wereld diep problematisch en alle pubers moeten zich afzetten tegen de oudere generaties die van de wereld een zootje hebben gemaakt, maar om de een of andere reden blijkt dat proces in de States veel pijnlijker en problematischer. Vandaar dat jeugdculturen van oudsher ook een Amerikaans fenomeen zijn. Zoals de skatecultuur die voor veel jongeren een soort ersatzfamilie vormt, of de MySpace- cultuur waarmee jongeren elkaar opzoeken op het internet. Het zijn dingen die het eerst zijn doorgebroken en het populairst zijn in Amerika.

Was het moeilijk om tot die skaters door te dringen?

Van Sant: You bet. Het is een besloten wereldje en aangezien geen van die kids mijn films kende, duurde het een tijdje voor ik hun vertrouwen kon winnen. ‘Wat komt die ouwe zak hier doen?’, was hun eerste reactie. ‘Zou hij iets raars willen?’ Kids, you know. (lacht)

Waarom ben je nog altijd zo gefascineerd door jeugdculturen?

Van Sant: Omdat opgroeien per definitie problematisch is, wat uiteraard dankbaar is voor een filmmaker. En omdat de keuzes die je als tiener maakt je hele verdere leven beïnvloeden. De dramatische impact is met andere woorden veel groter. Komt nog bij dat jongeren energieker en meer ‘onbevangen’ zijn dan volwassenen – een beter woord dan ‘onschuldig’ – en dat jeugdculturen meestal een frissere en originelere look hebben dan de kunst van de mainstream. Ook puur formeel – dan spreek ik vanuit mijn achtergrond als fotograaf en designer – biedt het dus meer mogelijkheden om een interessante film te maken.

‘Paranoid Park’ werd op Super8 en 35mm gedraaid, wordt verteld via flashbacks, bevat slowmotion en opvallende geluidsdecors. Net als ‘Gerry’, ‘Elephant’ en ‘Last Days’ is het dus een film die heel veraf ligt van de mainstream waar je eind jaren negentig met ‘Good Will Hunting’ en ‘Finding Forrester’ nochtans even mee flirtte. Geen interesse meer in boxofficehits?

Van Sant: Nooit interesse in gehad. Een stijl vloeit ook voort uit het verhaal. Super8 is bijvoorbeeld de standaard voor skatevideo’s, het leek me dus logisch dat we dat formaat zouden gebruiken om authentiek te zijn. En de roman wordt verteld vanuit de ik-persoon, zodat het even logisch is dat je een subjectieve beeldentaal hanteert om de leefwereld van het hoofdpersonage te schetsen. Misschien dat ik ooit nog eens een commerciëlere film maak, maar zolang ik projecten als deze gefinancierd krijg – waarbij ik volledige artistieke vrijheid heb – ben ik de gelukkigste mens ter wereld. Ik ga daarover volgende week trouwens eens praten met David Fincher. Zijn film Zodiac vind ik een van de sterkste en meest gedurfde films van de jongste maanden en toch werd hij door een grote studio gefinancierd en heeft hij 90 miljoen dollar gekost. Ik wil écht wel eens weten hoe Fincher dat voor elkaar gekregen heeft. Heeft hij de studiobonzen gehypnotiseerd? Had hij bezwarende foto’s met hun maîtresses? Ik ben zéér benieuwd (lacht).

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content