Steven Spielberg ‘IK WAS MIJN EIGEN BOEMAN, MONSTER, SPOOK EN REUS TEGELIJK’

RUBY BARNHILL als Sophie, die door een grote vriendelijke reus ontvoerd wordt. 'Ik beschouw THE BFG als mijn eerste sprookje', zegt Steven Spielberg.

In het avonturensprookje The BFG wekt Steven Spielberg de Grote Vriendelijke Reus van Roald Dahl tot leven, en bij uitbreiding het kind in hemzelf én de kijker. Een exclusief gesprek met de grote, vriendelijke reus van Hollywood over ziekelijke fantasie, commercieel instinct en onstilbare filmhonger. ‘Met het ouder worden is mijn appetijt alleen maar toegenomen.’

Het was een wonderjaar voor alle kleine en grote kinderen. In 1982 liet jeugdschrijver Roald Dahl het warmhartige sprookje The Big Friendly Giant – kortweg The BFG; De GVR in het Nederlands – op de wereld los. En ongeveer tegelijkertijd wist Steven Spielberg minstens zoveel kinderharten te veroveren met zijn al even tijdloze sciencefictionavontuur E.T. the Extra Terrestrial. Het moest er ooit van komen, zo leek het toen al, dat de ene rasverteller iets met het werk van de andere zou doen. Nu, bijna 35 jaar later en precies een eeuw na de geboorte van de in 1990 overleden Welshe bestsellerauteur, is het eindelijk zo ver, met Spielbergs langverwachte verfilming van The BFG.

In die spin-off van Dahls nog beroemdere jeugdklassieker Daantje de wereldkampioen (1975), waarin Daantjes vader het verhaal van de GVR voor het slapengaan vertelt, wordt het Londense weesmeisje Sophie (Ruby Barnhill) op zekere nacht ontvoerd door een grote, vriendelijke reus die al even eenzaam en goedhartig blijkt als zij. Bovendien vindt hij mensen oppeuzelen, in tegenstelling tot zijn akelige soortgenoten uit Giant County, maar niks en houdt hij zich liever bezig met kinderen ’s nachts dromen in te blazen.

‘Dahl had een volstrekt unieke stem’, weet de inmiddels 69-jarige Spielberg, die indertijd het boek zelf luidop voorlas aan zijn oudste zoon Max. ‘Hij bracht je aan het schrikken en het glimlachen tegelijk, en dat is een gave die maar weinig schrijvers hebben.’

Om Dahls dubbelzinnige, tussen gruwel en grap schipperende toon te treffen klopte Spielberg, na eerdere, mislukte pogingen om een liveactionversie van The BFG te maken (in 1989 kwam er al een Britse tekenfilmbewerking uit) aan bij zijn goede vriendin Melissa Mathison. En niet omdat die ooit nog met Harrison Ford, oftewel Spielbergs Indiana Jones, was getrouwd. Mathison had namelijk ook al het scenario van E.T. gepend, en met een verhaal over de platonische liefde tussen een kind en een wonderlijk wezen wist de scenariste (die kort na de opnames, in november vorig jaar, aan kanker overleed) met andere woorden wel raad. In meerdere opzichten delen E.T. en The BFG dan ook hetzelfde DNA, al komt de een van een verre planeet en de ander uit reuzenland en bestaat de eerste uit plaaster, latex en kippengaas en de laatste uit bits en bytes.

Maar Hollywoods regerende blockbusterkoning, die de voorbije jaren vooral in serieuze modus schakelde met films als het Grote Oorlogavontuur War Horse (2011), het historische epos Lincoln (2012) en de Koude Oorlogthriller Bridge of Spies (2015), hoedt zich voor al te makkelijke, door nostalgie gekleurde vergelijkingen. ‘Het klopt dat beide films vertrekken vanuit de wereld van het kind’, knikt Spielberg. ‘Dat er eenzelfde, groothartige levensvisie en ritmiek uit spreken die alle scripts van Melissa (ze schreef ook The Black Stallion en Scorsese’s Kundun, nvdr.) met elkaar verbinden. Bovendien gaat het in essentie om de vriendschapsband tussen twee outsiders die elkaar leren vertrouwen en waarderen. Maar E.T. was meer een hedendaagse wensdroom, meer geworteld in realisme, zoals mijn Peter Pan-film Hook (1991) dat in feite ook was. Voor mij althans. Ik beschouw The BFG in elk geval als mijn eerste sprookje. ‘

Om die maagdentrip door een nieuw genre zo levensecht mogelijk te maken, ging Spielberg niet alleen draaien in de Schotse Highlands, dat model stond voor Giant County. Of in Londen, waar Sophie en The BFG onder meer Buckingham Palace en de Queen bezoeken. Hij trok ook naar een filmstudio in het Canadese Vancouver, waar de grote, vriendelijke reus pas echt tot leven werd gewekt. Dat gebeurde met de hulp van motion capture, de digitale technologie die Spielberg en zijn kompaan Peter Jackson in 2011 ook al bezigden om de avonturen van Kuifje naar het witte doek te vertalen. En met die van zijn nieuwe fetisjacteur Mark Rylance, die al meedeed in Bridge of Spies en zijn lijf, gezicht en stem deze keer leende om tussen de green screens de door computers gerenderde reus een menselijke ziel in te blazen.

‘Technisch gezien is dit mijn moeilijkste film’, zegt Spielberg onomwonden, wat geen kinderachtige uitspraak is als je weet dat hij eerder filmmonsters als de grote witte haai uit Jaws (1975) creëerde, je door jungles en grotten slingerde in het kielzog van actieheld/archeoloog Indiana Jones en hongerige T-rexen op je losliet in Jurassic Park, de film waarmee hij in 1993 de blockbuster het digitale tijdperk in joeg. ‘Het is een combinatie van liveaction en mo cap, wat het extra lastig maakt. Het belangrijkste is het oogcontact tussen Sophie en de reus. Niet alleen moeten de acteurs emotioneel de juiste snaar raken, ook qua ruimte en timing moet het perfect zitten tussen die twee. Als je er een fractie van een seconde of een millimeter naast zit, doorprik je de hele fantasie voor de kijker.’

Hoe lastig is het om als 69-jarige, alom bejubelde Hollywoodmogol zelf nog mee te gaan in die kinderlijke fantasie?

STEVEN SPIELBERG: Niet. We zijn allemaal kind geweest en we hebben allemaal kinderen. We herinneren ons ook allemaal nog die momenten waarop we als kind bang, blij, ongelukkig of onzeker waren, maar nog niet de juiste woorden vonden om over die emoties te communiceren en voor de volle honderd procent gewoon bang, blij, ongelukkig of onzeker waren. Zonder rationele filter. Zonder inhibities. Als kind, de eerste paar jaren van je leven, ben je volledig vrij, tot je brein het overneemt en je je bewust wordt van je plek binnen je familie, je school, je gemeenschap. Ik herinner me die jaren nog levendig. En er zijn als volwassene maar twee manieren om die tijd te doen herleven. Door met je kinderen bezig te zijn, of door naar een goede fantasyfilm te kijken of een goed sprookjesboek te lezen.

Is dat de reden waarom je zo vaak met kinderen werkt? Van E.T. over Empire of the Sun (1987) en A.I. Artificial Intelligence (2001) tot The BFG?

SPIELBERG: Ik werk dolgraag met kinderen omdat die gewoon niet in staat zijn om oneerlijk te zijn. Dit keer kreeg ik de kans om met een kind van negen te werken, Ruby Barnhill, en met een van 56, Mark Rylance. Mark is ook niet in staat om oneerlijk te zijn. Ruby en Mark plaagden elkaar voortdurend op de set, ze plaagden mij en ze plaagden de hele crew. Het was een ongelofelijk spontane en speelse sfeer, en dat deed deugd. Ik hoefde me deze keer niks aan te trekken van de buitenwereld, van feiten of van een historisch keurslijf. De wereld van The BFG bestond alleen op de set en in onze dromen. Ik hoefde geen journalist met een camera te zijn, wat wel het geval was toen ik Amistad (1997), Schindler’s List (1995), Munich (2005) of Lincoln (2012) maakte. Die films lieten me zelfs niet toe om mijn verbeelding te gebruiken. Aangezien ik de voorbije jaren vooral historische films heb gemaakt, snakte ik naar pure, onversneden fantasie. Naar een film waarin ik een verhaal kon vertellen, niet zoals het gebeurd is, of gebeurd zou kunnen zijn, maar zoals het nooit gebeurd is en nooit zal gebeuren.

Voor Ruby Barnhill is het haar allereerste rol. Waar en hoe heb je haar ontdekt?

SPIELBERG: We hebben audities gehouden in Engeland, Ierland, Australië en Zuid-Afrika. Minder in Amerika, omdat ik niet wilde dat een meisje van negen een Brits accent zou moeten aanleren. We hebben Ruby ontdekt in Manchester, na zeven maanden casting en honderden audities. Tijdens de laatste draaiweek van Bridge of Spies in Berlijn zag ik haar tape en ik wist meteen: dat is onze Sophie. Ik liet haar onmiddellijk overvliegen, praatte en werkte met haar tussen de opnames door en was compleet overtuigd. Ze zat zelfs naast me, achter de monitor, toen Tom Hanks en Mark Rylance in Berlijn hun laatste scènes aan het spelen waren.

Rylance speelt de grote, vriendelijke reus. Eerder dit jaar won hij een Oscar voor zijn bijrol als Russische spion in Bridge of Spies, en met de voor begin 2018 voorziene sciencefictionfilm Ready Player One hebben jullie ondertussen alweer een nieuw project in de steigers staan. Het klikt duidelijk tussen jullie.

SPIELBERG: (knikt) Ik ken Mark al sinds Empire of the Sun, waarvoor hij auditie had gedaan. Ik had hem een bijrol aangeboden die hij eerst had aangenomen maar uiteindelijk besloot hij om toch maar in het theater te blijven. Jaren later – ik was dat voorval van weleer totaal vergeten – zag ik hem op Broadway in Twelfth Night van Shakespeare. Toen ik hem achteraf ging feliciteren, zei ik: aangename kennismaking. Mark antwoordde: ‘O, maar we hebben al kennisgemaakt. Ik heb je zelfs ooit al afgewezen.’ Ik geneerde me zo. (lacht)

Velen waren verrast toen Rylance dit jaar die Oscar won, niet het minst de gedoodverfde favoriet in die categorie: Sly Stallone.

SPIELBERG: Ik en Mark ook. We zaten klaar om Sly een staande ovatie te geven, tot de enveloppe openging en Marks naam afgeroepen werd. Ik was uiteraard superblij voor hem.

Speelt Rylance straks ook in de nieuwe Indiana Jones-film, die in 2019 in de zalen moet komen?

SPIELBERG: Normaal niet. Ik zie gewoon geen geschikte rol voor Mark in die film. Hij doet wel mee in The Kidnapping of Edgardo Mortara, een op feiten gebaseerde film over een Joods jongetje dat in de negentiende eeuw werd ontvoerd. Die komt na Ready Player One en ga ik eind volgend jaar in Italië draaien. Daarin mag hij de paus spelen, dus qua compensatie kan dat tellen. (lacht) Het is de eerste keer dat ik meer dan twee keer na elkaar met dezelfde acteur werk. Zelfs Tom Hanks (die meedeed in Spielbergs Saving Private Ryan (1998), Catch Me If You Can (2002), The Terminal (2004) en Bridge of Spies, nvdr.) is dat nooit gelukt.

Begin jaren negentig waren er al concrete plannen om The BFG te verfilmen. Waarom heeft het eigenlijk zo lang geduurd vooraleer de film er kwam?

SPIELBERG: Niet ik, maar mijn producente Kathleen Kennedy is er al zo lang mee bezig. Zij heeft indertijd de rechten op het boek gekocht, de goedkeuring gekregen van de erven Dahl en Melissa Mathison erbij gehaald. Ik was ondertussen bezig met al mijn andere films, en aanvankelijk wist ik geeneens dat ze het project op poten had gezet. Tot ze kwam aankloppen bij DreamWorks en ik als studiohoofd, en niet als regisseur of producent (oorspronkelijk zou John ‘Shakespeare in Love’ Madden The BFG regisseren, nvdr.), mee aan boord kwam. Het was pas in 2014, toen ik de eerste versies van Melissa’s script las, dat ik tegen mijn vrouw zei: dit moet ik doen, en wel nu. Meteen. Daarna is het razend snel gegaan.

Je kende het boek toch al sinds het uit was?

SPIELBERG: Ja, maar toen ik het in de jaren tachtig aan mijn kinderen voorlas, zag ik er weliswaar prachtige vignetten in, maar geen film. Het is pas toen ik Melissa’s script las, die er verschillende lagen en een narratieve ruggengraat aan toegevoegd heeft, dat de onweerstaanbare drang in me opwelde om de film zelf te regisseren. Gelukkig vertrouwden de erven Dahl ons en gaven ze ons de toestemming om het boek aan te passen.

Is dat voor jou het criterium om een project te kiezen: een onweerstaanbare drang voelen?

SPIELBERG: (knikt) Ik hoef niet te regisseren. Ik heb mijn eigen bedrijf. Ik kan ook regisseurs inhuren en films produceren. Ik regisseer alleen wanneer het project me passioneert en ik ervan overtuigd ben dat ik de meest geschikte man ben voor de job. Het is geen intellectuele beslissing. Of commerciële. Het is ervoor zorgen dat ik achteraf geen spijt krijg dat ik projecten die me nauw aan het hart liggen, en mijn pols de hoogte in jagen, laat passeren.

Heb je al spijt gehad van projecten die je liet passeren?

SPIELBERG: Weinig, eerlijk gezegd. Weet je waar ik wel spijt van heb? Dat wijlen Melissa niet mee met ons op de rode loper kon voor de première van The BFG in Cannes. Ik troost me met de gedachte dat ze nog een ruwe versie heeft kunnen zien en voor eeuwig voortleeft in haar werk. Ze is onze grote, vriendelijke reuzin en we missen haar enorm.

Je bent zowel regisseur als producent. Komen die twee nooit met elkaar in botsing?

SPIELBERG: Nee. En ik waak er ook over dat ik de regisseurs die ik als producent kies, behandel zoals ik zelf als regisseur behandeld wil worden. Dat komt ongeveer op het volgende neer: leave me the hell alone. (lacht) Het kan gebeuren dat een film tegenvalt, maar ik ben diegene die de regisseur kiest, dus neem ik de volle verantwoordelijkheid. Hand op het hart: ik heb me nog nooit met het werk van een andere regisseur bemoeid.

Je eigen keuzes zijn in de regel alvast voltreffers. Heb je een verklaring voor je commerciële vernuft?

SPIELBERG: Ik ben altijd op mijn instinct afgegaan. Op mijn buikgevoel. Een paar keer is dat misgelopen. 1941 (Spielbergs oorlogsfarce uit 1979, nvdr.) was een flop en heeft me geleerd dat broad comedy me niet ligt, hoezeer ik ook van dat genre hou. Maar meestal zat ik juist. Ik heb ook altijd geluisterd naar mijn kinderen. Het zijn zij die me jong en relevant hebben gehouden, en ik heb het geluk er zeven te hebben – de oudste is veertig, de jongste negen – dus dat verklaart meteen waarom ik zo lang jong en relevant gebleven ben. Ze zijn de beste verzekeringspolis die ik me kan wensen. (lacht) Dankzij hen ben ik mee met mijn tijd, met sociale media, met muziek, met films. Niet alles wat ze me aanreiken of aanraden, vind ik daarom goed. Maar ze dwingen me om mijn oude brein af te stoffen en mijn oren en ogen open te houden.

Veel kinderen spelen tegenwoordig wel liever videogames dan dat ze naar een film over reuzen kijken. Ben je niet bang dat ze een klassiek sprookje als The BFG niet cool genoeg zullen vinden?

SPIELBERG: Ik ben 69 en opgegroeid met videogames. Ik speel ze nog elke week. Ik heb alle spellen van Assassin’s Creed en Call of Duty gespeeld, en ik heb zelfs een tijdje mijn eigen gamebedrijf gehad, DreamWorks Interactive. Mijn vader zat in de elektronica- en computerbusiness en dankzij hem leerde ik als kind al allerlei nieuwe snufjes en gadgets kennen. Dat heeft me er echter nooit van weerhouden om tegelijk ook van sprookjes te houden. Of van tekenfilms. Of van boeken. En dat geldt voor de meeste kinderen. Op goede fantasyverhalen staat geen vervaldatum.

Veel kinderen zijn bang van reuzen. Waar was jij bang van als kind?

SPIELBERG: Van mezelf. Ik was mijn eigen boeman, monster, spook en reus tegelijk. Ik had als kind zo veel fantasie dat ik overal enge dingen zag. Een wolk was een mooie zwaan, tot die plots in een brullende dinosaurus veranderde, en ik gillend wegliep. Echt. Ik herinner me nog dat we bij ons thuis in New Jersey een antieke stoel hadden, met van die lange, krullende poten. In mijn overactieve verbeelding werd die stoel een reuzenspin die ’s nachts de trap zou opwandelen en me opeten. Toen ik vijf, zes jaar was, maakten mijn ma en pa zich zelfs zoveel zorgen over die ziekelijke fantasie van mij dat ze mij naar een psychiater stuurden. Ik zag voortdurend dingen die er niet waren, behalve dan voor mij. Voor mij waren ze er wel en heel echt. In zekere zin is dat nooit overgegaan. Allicht had ik als kind effectief mentale problemen, zoals mijn ouders vreesden, maar die hebben wel tot een grote carrière geleid. (lacht)

Dat is nog zacht uitgedrukt. Je hebt meerdere klassiekers gemaakt, je hebt je eigen filmstudio, je bent geridderd, je hebt Oscars gewonnen… Wat beschouw je zelf als je grootste verwezenlijking?

SPIELBERG: (beslist) Dat ik al die tijd mijn creatieve vrijheid heb kunnen garanderen. Ik kan zelf kiezen wat mijn volgende film wordt, en dat is alles waar ik als filmmaker ooit naar gestreefd heb. Al de rest – het succes, de prijzen – is bijkomstig. Niemand kan ‘nee’ tegen me zeggen. Dat is de reden waarom ik mijn eigen studio heb opgericht. Niet omdat ik graag baas over anderen speel, maar omdat ik baas wil spelen over mezelf. Ik besef dat ik een van de weinige filmmakers ben die dat kunnen zeggen. Anderen – behalve Peter Jackson en James Cameron misschien – moeten rekening houden met directieraden, aandeelhouders en marketeers, zeker als ze een film op een behoorlijke schaal willen maken. Ze zijn niet langer vrij en over hun schouders regisseren al die instanties met hen mee. Al toen ik mijn eerste film Duel (1971) maakte, hield ik me voor: ‘Dat nooit. Ik ben niemands slaaf.’ Ik deed er alles aan om aan de controle en beperkingen van bovenaf te ontsnappen. Liever in vrijheid werken met een klein budget dan voortdurend zo’n studiobobo in je nek te voelen hijgen. Zo dachten de meeste regisseurs van mijn generatie erover. Coppola, Lucas, De Palma, Scorsese… die vrijheidsdrift was wat ons verbond en voortdreef, hoe verschillend we ook waren.

Ironisch genoeg ben je, als maker van blockbusters en franchises als Jaws, Indiana Jones en Jurassic Park, wel mee verantwoordelijk voor de vermarkting van Hollywood. Is het nu niet lastiger voor jonge filmmakers dan toen jij begon?

SPIELBERG: Mijn eerste ambitie was: een job vinden. Een commercial, een tv-soap … ik deed alles, om de stiel te leren en een film te kunnen maken, maar zodra ik binnen was, werd ik gulzig en die honger is sindsdien gebleven. Met ouder worden is mijn appetijt zelfs alleen maar groter geworden omdat ik besef dat het eeuwige leven aan niemand is besteed. Het klopt dat het lastiger geworden is voor jonge filmmakers om hun eigen film te maken, zonder bemoeienissen van bovenaf, maar het is wel makkelijker geworden om een job te vinden. De vraag naar content is groter dan ooit, dankzij het internet, streamingdiensten, YouTube en noem maar op. Het komt erop aan om je talent te tonen en vervolgens de juiste mensen te vinden die je vertrouwen en je creatieve vrijheid willen geven om je film te maken zoals jij die zelf ziet.

Het internet heeft de filmindustrie niettemin rake klappen toegediend, vooral door piraterij.

SPIELBERG: Ik weet niet of het internet een bedreiging is. Ik heb in mijn 45-jarige carrière veel onheilsprofetieën moeten aanhoren. Toen ik begon, was het tv die de dood van cinema zou betekenen, daarna video en dvd, en nu het internet. Maar bioscopen bestaan nog steeds en er komen elke dag nog schermen bij – in China wel 35.000 per jaar. Mensen zijn sociale wezens. In prehistorische tijden zaten we samen rond het vuur om naar verhalen te luisteren. Nu gaan we samen naar de cinema. En dat zal altijd zo blijven. Uit onderzoek blijkt dat een bepaald deel van het publiek sowieso nooit naar de bioscoop gaat en ook niet voor films wil betalen, maar dat betekent niet dat je daarom het medium moet afbranden of cinema opgeven. Aan de mensen die liever films bekijken op hun computer of tv moet je andere, alternatieve kijkplatformen aanbieden. Zonder de traditionele windows (de periodes die bij releases worden gehanteerd, van de maanden waarin je een film alleen in de bioscoop kunt zien, tot de dvd-release, nvdr.). Neem nu Bridge of Spies. Die heeft alleen al in de Amerikaanse bioscopen 73 miljoen dollar opgebracht, wat een hit is, maar misschien had dat meer dan honderd miljoen kunnen zijn mocht hij tegelijk ook online in première zijn gegaan. Ik weet het niet, maar ik ben sowieso niet bang voor wat de toekomst brengt. Ik ben net heel nieuwsgierig.

Je heet dan ook een eeuwige optimist te zijn, wat ook uit je films blijkt. Waar komt die tomeloze energie vandaan?

SPIELBERG: Enerzijds word ik moe van films maken, fysiek en mentaal. Van alle stress en moeite die erbij komt kijken. Maar anderzijds: hoe meer ik werk, hoe meer goesting ik heb om nog meer te werken. Ik heb ook alles aan cinema te danken. Ik was een verlegen jongetje en op school zeker niet de populairste, maar toen ik van mijn ouders een camera kreeg en mijn eigen 8-millimeterfilmpjes begon te maken, vonden klasgenootjes die cool, was ik plots niet langer de nerd en bloeide ik steeds meer open. Ik maak nog altijd home movies. Elk jaar met Kerstmis monteer ik een familiefilm van een uur, gecut uit alle opnames die ik en mijn kinderen dat jaar van onszelf gemaakt hebben, met muziek, én special effects. We houden een familiescreening en delen daarna de dvd’s uit aan tantes, neven en nichten.

Zowat elke filmliefhebber heeft wel zijn of haar favoriete Spielbergscène of -film. Heb je die zelf ook?

SPIELBERG: Dat is een lastige. De film waar ik de warmste herinneringen aan overhoud, is allicht E.T., omdat die mijn kinderwens heeft wakker geschud. Ik had geen kinderen op dat moment en E.T. deed me voor het eerst ten volle beseffen dat ik dat echt miste in mijn leven, dat ik absoluut een vader wilde zijn.

En wat was de belangrijkste?

SPIELBERG: Mijn belangrijkste film is zonder twijfel Schindler’s List. Die heeft cultuurhistorisch belang gehad en is ook lang blijven nazinderen. Hij heeft geleid tot de oprichting van de Shoah Foundation, een database met getuigenissen van Holocaustoverlevenden, en de film wordt nog altijd getoond op congressen en aan universiteiten. Wat historisch bewustzijn voor de gevaren van haat en racisme betreft, inzake het belang van openheid en tolerantie, is dat het beste en belangrijkste wat ik ooit heb gerealiseerd. De film heeft me wel uitgeput. Na Schindler’s List ben ik drie jaar gestopt met regisseren. Die film plaatste zo’n embargo op elke andere nieuwe film. Ik moest wachten tot ik enerzijds het trauma van mijn Joodse achtergrond had verwerkt en anderzijds bekomen was van de blijdschap omdat ik iets gewichtigs als de Shoah Foundation had opgericht. Ik had tijd nodig om mezelf te heroriënteren.

Word je nooit nostalgisch als je naar je oude films terugkijkt?

SPIELBERG: Ik heb geen tijd om nostalgisch te zijn. Ik heb zeven kinderen en ik moet nog zoveel films maken. Ik herbekijk mijn oude films ook nooit meer. Behalve voor een dvd-release. Of wanneer ze toevallig op tv passeren. Mijn eerste films Duel en The Sugarland Express (1973) heb ik in geen jaren meer gezien. Ik kijk alleen naar mijn films als mijn kinderen daarom vragen. De film die ik het vaakst heb teruggezien, is dan ook met voorsprong E.T. De voorbije 25 jaar heb ik die negen keer teruggezien. Zeven keer met mijn eigen kinderen en twee keer met mijn kleinkinderen. En geloof het of niet, maar ook Hook (1991) is populair bij mijn nageslacht. (lacht)

Niet bij jou dan? Veel mensen beschouwen het in elk geval als een van je minste films.

SPIELBERG: Blake Edwards zei ooit: ‘Al mijn films zijn mijn kinderen. Alleen gaan sommige naar de universiteit en andere naar de tuchtschool.’ Tegen die geweldige quote kan ik niet op, en hij geldt ook voor mij. Ik ga je wel niet zeggen wat mijn probleemkinderen zijn. Omdat ik de mensen die van mijn probleemkinderen houden niet wil schofferen. In het verleden heb ik mezelf vaak kritisch uitgelaten over sommige van mijn films, maar nu doe ik dat niet meer. Uit respect voor de fans.

The BFG speelt zich af in Londen en werd door een Welshmen gepend; voor Bridge of Spies trok je naar Berlijn; Munich ging over de terreuraanslagen tijdens de Olympische Spelen van 1972; en Schindler’s List en Saving Private Ryan waren films over de Tweede Wereldoorlog in Europa. Je hebt duidelijk iets met het oude continent.

SPIELBERG: (knikt) Ik heb altijd een nauwe band gehad met Europa. Niet alleen omdat mijn Joodse familie uit Europa kwam (Spielbergs grootouders emigreerden begin twintigste eeuw van Oekraïne naar de States, nvdr.), maar ook gewoon door de Europese cinema. Mijn eerste filmliefde als kind waren de Disney-films. Als puber kwamen daar de Amerikaanse films bij van John Huston, John Ford, Orson Welles en noem maar op. En toen ik film ging studeren, volgden al die fantastische, Europese films: Fellini, Lean, Antonioni, Melville, en vooral ook François Truffaut. Dat was echt mijn mentor, diegene die me als filmmaker de weg heeft gewezen. Dat hij een rol wilde spelen in mijn film Close Encounters of the Third Kind (1977) vervult me dan ook nog steeds met trots en dankbaarheid. De cinema is ook uitgevonden in Europa. Méliès, de broers Lumière: in Europa is het allemaal begonnen. Laat die luidruchtige, arrogante Amerikanen maar kakelen. What the hell do they know?! (lacht)

THE BFG

Of De GVR als u hem in het Nederlands bekijkt: vanaf 20/7 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

‘Als kind had ik zo veel fantasie dat ik overal enge dingen zag. Een wolk was een mooie zwaan, tot die plots in een brullende dinosaurus veranderde, en ik gillend wegliep.’ Steven Spielberg

‘Mijn eigen films bekijk ik alleen nog als mijn kinderen daarom vragen. De voorbije 25 jaar heb ik E.T. dus negen keer opnieuw gezien.’ Steven Spielberg

‘Ik word moe van films maken, fysiek en mentaal. Maar hoe meer ik werk, hoe meer goesting ik heb om nog meer te werken.’ Steven Spielberg

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content