Van 1 tot 8 mei trakteert het Leuvense Docville je opnieuw op het beste wat de documentaire film te bieden heeft. Daaronder ook vijf nieuwe rockumentaries, een genre dat gelet op de propvolle dvd-rekken bij de platenboer en tv-reeksen als Belpop en Classic Albums méér swingt dan ooit tevoren. Tien muziekdocumenten die eerder al filmgeschiedenis schreven.

Don’t Look Back

D.A. Pennebaker, 1967

De peetvader van de rockumentary is véritéboegbeeld D.A. Pennbaker, die genreklassiekers draaide als Monterey Pop (1968) en Ziggy Stardust and the Spiders from Mars (1973). Zijn eerste en bekendste bijdrage blijft echter dit verslag van Bob Dylans Britse tournee in 1965 . De film licht niet alleen een sluier van de persoonlijkheid van de buiten proportie bewonderde singer-songwriter, maar markeert ook het scharnierpunt binnen zijn oeuvre. Tot afgrijzen van zijn folkachterban ging Bawb plots de elektrische toer op. De genese van de bijna sektarische Dylancultus, met de bekende protovideoclip van Subterranean Homesick Blues, hotelscènes met (ex-)liefje Joan Baez en fragmenten uit zijn turbulente concert in de Royal Albert Hall.

Gimme Shelter

Albert & David Maysles en Charlotte Zwerin, 1970

Wat een gewone vlieg-op-de-muurrockumentary over de Amerikaanse tournee van de Rolling Stones uit 1969 had moeten worden, werd ongewild een wrang adieu aan de flowerpower. Tijdens het grimmige Altamont Free Concert kwam het tot een dodelijk incident: een zwarte man die voor de ogen van Jagger & Richards met een wapen liep te zwaaien, werd neergestoken door een van de Hells Angels die voor de veiligheid instonden. Het Altamantdrama zou de geschiedenis ingaan als de doodsteek van de Summer of Love, met dit staaltje Direct Cinema als getuigenverslag tegen wil en dank. Of hoe de Stonesklassieker Street Fighting Man plots een heel andere bijklank kreeg.

Woodstock

Michael Wadleigh, 1970

Optredens van The Who, Janis Joplin, Jimi Hendrix en andere sixtiesiconen, een half miljoen hippies, een gammel podium, plotse stortbuien en allerlei organisatorische chaos: het zijn maar enkele factoren die van het Woodstockfestival in augustus 1969 de hoogmis van de hippiegeneratie maakten. Die drie dagen van ‘Peace and Music’ werden door Michael Wadleigh gebundeld tot deze invloedrijke muziekdocumentaire, de eerste die ooit een Oscar won en later wegens zijn cultuurhistorische belang in The National Film Registry werd bijgezet. De moeder aller popfestivals revisited.

Pink Floyd: Live at Pompeii

Adrian Maben, 1972

Nog voor ze hun conceptplaat The Dark Side of the Moon voor eeuwig de hitlijsten inloodsen, nog voor bassist Roger Waters zijn bombastische The Wall optrok en nog voor ze met hun lichtspektakels stadions deden vollopen, huurden de progrockers van Pink Floyd het oude Romeinse amfitheater van Pompei af. Zonder publiek brachten ze er liveversies van zes songs, waaronder het epische Echoes, het beukende One of These Days en het psychedelische A Saucerful of Secrets. Die opnames werden aangevuld met studiofragmenten en interviews. Pink Floyd op zijn puurst, met inventief gebruik van splitscreens en een ritmische montage.

The Last Waltz

Martin Scorsese, 1978

Nadat Martin Scorsese aan zijn geflopte véritémusical New York, New York een depressie én een cokeverslaving had overgehouden, besloot de melomane maestro zijn blues van zich af te draaien met een concertfilm over het laatste optreden van The Band. Voor dit concert op 25 november 1976 in San Francisco liet de Canadese rockgroep zich assisteren door een indrukwekkende gastenlijst, met onder meer hun vroegere werkgever Bob Dylan, Joni Mitchell, Van Morrison, Neil Young en Ringo Starr. Fragmenten uit dat afscheidsconcert worden afgewisseld met studio-opnames en interviews waarbij Scorsese vooral bandleider Robbie Robertson aan het woord laat. Later zou de director’s director ook nog een docu maken over Bob Dylan ( No Direction Home) en de Rolling Stones ( Shine a Light), al blijft deze zijn beste en belangrijkste.

The Kids are Alright

Jeff Stein, 1979

De Amerikaanse The Who-fan Jeff Stein had nog nooit een camera in handen gehad toen hij in 1975 aan gitaargesel Pete Townsend toestemming vroeg én kreeg om een documentaire te maken over zijn favoriete band. Daarvoor haalde Stein interview- en concertfragmenten uit de archieven die hij aanvulde met bootlegmateriaal en nieuwe opnames, onder meer van drummer Keith Moons 31e verjaardagsfeestje. Samen vormen ze de non-chronologische kroniek van een van Blighty’s invloedrijkste rockbands, van hun zwart-witte begindagen over hun destructieve passage op het Montereyfestival tot hun Amerikaanse tournee in 1975. De ultieme Who-mage, gekruid door het sociopathische gedrag van Keith Moon, die nog voor de release overleed.

This is Spinal Tap

Rob Reiner, 1984

Rob Reiner zet alle rock-‘n-rollclichés nekhoog in de zeik met deze onverslijtbare satire over de fictieve Britse groep Spinal Tap, mét niet-fictieve umlaut op de -n. De film blikt terug op de weinige ups en talloze downs van dit wijdbeens rockend zootje ongeregeld dat net bezig is aan zijn elfendertigste comebacktournee door de States. Het gevolg is een hilarische cavalcade aan ontploffende drummers, labyrintische backstageruimtes, minuscule megalieten, volumeknoppen op elf en heerlijk foute hits als Sex Farm en Big Bottom. De film die samen met de Beatlesparodie All You Need is Cash het subgenre van de mockumentary op de kaart zette.

Stop Making Sense

Jonathan Demme, 1984

Toen Talking Heads in 1976 het podium van punkkeet CBGB’s betrad, geloofde geen hipcat dat de New Yorkse artrockers zich ooit de hitlijst, laat staan de bios in zouden swingen. Dat was buiten geluidengenie Brian Eno gerekend, die de kale punkpop van David Byrne en co met Afrikaanse polyritmes en demente funk injecteerde. De daaropvolgende uitverkochte tournee van hun zelf geproduceerde plaat Speaking in Tongues werd door de latere TheSilence of the Lambs-maker Jonathan Demme en opper-Head David Byrne tot een conceptuele concertfilm verpakt. De sloganeske achtergrondprojecties, de van Dr. Strangelove geleende typografie en Byrnes veel te grote maatpak en spastische dansjes maakten er een klassieker van.

Some Kind of Monster

Joe Berlinger & Bruce Sinofsky, 2004

‘Zouden we geen making-of-dvd bij onze nieuwe plaat St Anger stoppen?’, dachten de headbangers van Metallica toen ze in 2003 opnieuw de studio indoken. Buiten hun wil om groeide die making-of uit tot een even ontluisterend als hilarisch portret van een megagroep die zowel artistiek als persoonlijk het noorden kwijt was. Met sessies bij de groepstherapeut, puberale ruzies en drummers die vooral in moderne kunst geïnteresseerd bleken, leken een pak scènes zo uit een sequel van This is Spinal Tap geplukt. De koningen van de speedmetal worden ontmaskerd als zeurderige burgertrutjes met een knoert van een midlifecrisis.

U2 3D

Catherine Owens & Mark Pellington, 2007

De grootste rockband ter wereld – toch qua verkoopcijfers – pleurt de rockumentary de derde dimensie in met deze concertfilm over hun Vertigo-toer. Bravoureuze camera-bewegingen en blitse diepte-effecten moeten je de indruk geven dat je Bono en zijn ego van op het podium de hand kunt schudden. De eerste poging om het livegevoel te vatten in digitale 3D, met meebrullers als Sunday Bloody Sunday en New Year’s Day.

DOCVILLE

1-8/5, verschillende locaties, Leuven

Info: www.docville.be

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content