Gay cinema, geen pretje – Professor Robin Griffiths houdt het bijzonder droog in zijn academische bloemlezing over Europese homofilms. ‘Queer Cinema in Europe’ bevat wel veel theorietjes, maar slechts weinig pleziertjes.

Edited byRobin GriffithsIntellect Bristol, UK/Chicago, USA, 228 blz., euro32,95

Begin jaren 90 werd de goegemeente opgeschrikt door enkele radicale onafhankelijke Amerikaanse films waarin cineasten zonder schroom, schuld of excuses hun homoseksualiteit beleden en op oneerbiedige wijze vrijgevochten gays ten tonele voerden. Roze vaandeldragers Gus Van Sant ( My Own Private Idaho), Tom Kalin ( Swoon), Todd Haynes (Poison) en Gregg Araki (The Living End) maakten korte metten met de Celluloid Closet en ruimden baan voor de New Queer Cinema, een aanvankelijk Amerikaanse beweging die al snel school maakte in Europa. Net dat Europese luik is de focus van de anthologie Queer Cinema in Europe, waarin de Britse universiteitsprofessor Robin Griffiths een aantal essays bundelt over de representaties van gender, seksualiteit en identiteit in films door en over homo’s.

Het spectrum aan onderwerpen, landen, regisseurs en genres is zeer ruim: van provocerende psychodrama’s van François Ozon, over Turkse melodrama’s, Zweedse docu’s over transseksuelen en Britse coming-outverhalen tot queer animatiefilms en gay bars in films. Het boek bevat zelfs een verregaande analyse van de sensuele homo-erotische kortfilms ( Matroos, Kampvuur) van de Gentenaar Bavo Defurne.

Ondanks deze brede waaier levert de bloemlezing weinig prettig leesvoer op. De meeste scribenten verslikken zich in het academische jargon en lijden zwaar aan structuralistische stuiptrekkingen en psychoanalytisch hineininterpretieren – wat draken van zinnen oplevert als ‘ a queer identity-formation proposes an open mesh of possibilities, gaps, overlaps, dissonances, and resonances, lapses and excesses of meaning (wherein) the constituent elements of anyone’ s gender, of anyone’s sexuality aren’t made (or can’t be made) to signify monolithically.’ Jammer, want onder de theorieën en het onverteerbare taalgebruik liggen boeiende psychosociale en cinematografische inzichten bedolven. Ook kan je uit dit boek zeker niet afleiden dat er aan queer cinema – met dank aan de sensibiliteit voor camp, het gevoel voor ironie, de zin voor esthetiek en het hedonisme van vele homoseksuele filmmakers – ook heel wat genot te beleven valt. Een boek over ‘bevrijdende’ cinema dat leest als een bestraffing, het heeft iets sadomasochistisch, maar helaas niet in de wellustige vorm die in een aantal van de beschreven films prominent aan de orde is.

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content