De BBC bombardeerde ze tot derde beloftevolste ‘Sound of 2008’ – na Adele en Duffy – en ja hoor: inmiddels hebben The Ting Tings al twee songs tussen onze oren gemikt die zich daar niet meer weg laten branden. Een nadere kennismaking met the next big t(h)ing uit Engeland. ‘Wij spelen alleen voor onszelf.’

Imagine all the girls,

Ah ah aah aah, ah ah ah aaah

And the boys,

Ah ah aah aah, ah ah ah aaah

And the strings,

Ee ee eee eee, ee ee ee eeee

And the drums, the drums, the drums, the drums, the drums, the drums, the drums, the drums, the drums, the drums, the drums, the drums.

Geef toe: veel infantieler worden poplyrics niet, en de groepsnaam ‘The Ting Tings’ lijkt óók al geleend van een kleuter die trammetje speelt. Maar wie Katie White manisch in haar microfoon hoort gillen terwijl Jules De Martino al even bezeten de ezelsvellen geselt, hoort een volwassen popgroep met een apart, hoogst aanstekelijk geluid – dat zich, als er vergeleken moet worden, ergens tussen The Go! Team, Gossip en Hot Chip situeert.

Een groep die behoorlijk snel volwassen is geworden, dat wel. Pas eind 2006 vormden White (25, zangeres- gitariste) en De Martino (34, zanger-songwriter-drummer) The Ting Tings. Nog geen drie privéoptredens voor een handvol vrienden later struikelden de platenbonzen al over elkaar heen. En toen überproducer Rick Rubin hen vorig jaar in actie zag op Glastonbury, duurde het niet lang meer of een contract bij Columbia Records was een feit.

Great DJ – de song van het hoger vermelde refrein – is hun eerste single, maar wie het duo eind vorig jaar in Later… with Jools Holland zag, weet dat hun eerste album We Started Nothing minstens twee zulke vijfsterrensingles zal bevatten: ook That’s Not My Name is garagepop die schreeuwt om grote podia. The Ting Tings houden het hoofd koel onder alle hype: ‘Wij spelen voor ons eigen plezier, niet om miljoenen platen te verkopen.’

Is het waar dat jij een verleden in een meidengroep hebt, Katie?

Katie White: Schuldig (lacht). Wat kan ik zeggen? Ik ben opgegroeid met Take That en The Spice Girls en ja, ik heb deel uitgemaakt van een weinig succesvolle girl band, samen met enkele schoolvriendinnen: TKO. Ons voornaamste wapenfeit was een affiche delen met Atomic Kitten op een plaatselijk festival. Maar tussen ons en hen stonden er wel zo’n 30 andere bands.

Gelukkig ben je Jules tegen het lijf gelopen. Wisten jullie meteen dat jullie een winning team waren?

Jules De Martino: Ik had een heel andere achtergrond dan Katie. Ik heb nooit van mainstreampop gehouden; bij mij was het al songwriter en alternatief wat de klok sloeg. Maar het klikte en we waren allebei fans van Portishead, dus begonnen we samen te experimenteren met dat soort donkere, mellow muziek.

White: Alleen werden we telkens opnieuw in de richting van poppy, catchy songs gezogen, muziek die niets te maken had met triphop.

Aanvankelijk vormden jullie een trio, Dear Eskiimo.

De Martino: Samen met mijn vriend DJ Simon Templeman, ja. Maar ons label, Mercury, liet ons vallen voor we een album konden uitbrengen. Ik wou er toen de brui aan geven en me voortaan beperken tot songschrijven, maar Katie wist me te motiveren om het nog een laatste keer te proberen, nadat ze That’s Not My Name geschreven had. Dat is nu een jaar geleden.

Amper een jaar bezig en jullie staan op de rand van de grote doorbraak: begrijp je dat kwatongen insinueren dat jullie een geprefabriceerde band zijn?

White: Maar wie zou er nu een band zoals wij fabriceren? We zijn maar met zijn tweeën, we verschillen tien jaar in leeftijd en we waren nog minder dan onbekend. Nadat Dear Eskiimo geflopt was, beschouwde iedere platenfirma in Groot-Brittannië ons als een verloren zaak waar ze vooral hun broek niet meer aan moesten scheuren.

De videoclips bij ‘Great DJ’ en ‘That’s Not My Name’ zijn blits en energiek, maar zeer rudimentair. Huldigen jullie de doe-het-zelfethiek?

De Martino: We weten vooral heel goed wat we willen, en wat niét. Voor Great DJ hebben we twee video’s gemaakt. De eerste was rubbish: de platenmaatschappij had ons namelijk geholpen. We hebben dan maar onze eigen versie gemaakt, voor een fractie van de prijs. Op één dag was hij ingeblikt.

White: We kozen bewust voor een soort performance. Zo kunnen de mensen die ons nog niet live aan het werk gezien hebben, een beter beeld krijgen van wat ze mogen verwachten. We wilden de energie tonen die onze liveoptredens hebben.

De Martino: Een clip mag vooral de aandacht niet afleiden van de muziek. De nadruk moet op de song liggen: als die goed is, zal hij zijn werk doen. Als we een nieuwe song geschreven hebben en na een uurtje repeteren voelen we ‘het’ nog steeds niet, dan wissen we gewoon alles en gaan we iets anders doen. Dan is het een kwestie van wachten tot er inspiratie voor een volgend lied langskomt.

Jullie vormen ook privé een koppel. Hoe moeilijk is het om muzikale meningsverschillen uit de slaapkamer te houden?

White: Het valt niet mee om ons werk en ons privéleven van elkaar te scheiden. De twee lopen in elkaar over. ’t Is dus onvermijdelijk dat we af en toe in botsing komen, maar meestal gaan die ruzies toch over praktische zaken aangaande het concert van die avond. En dan is de crew er doorgaans om tussenbeide te komen als we elkaar te lijf willen gaan.

‘That’s Not My Name’ is een tirade tegen ‘objectificatie’. Last van oververhitte mannelijke fans?

White: Hoe raad je het? Ik heb schoon genoeg van die holbewoners die een jonge blonde vrouw zien en meteen ‘Get your tits out’ staan te roepen voor het podium. Dat soort venten ziet geen verschil tussen mij en Girls Aloud, terwijl je toch al na tien seconden ziet dat ik écht ben en dat ik passie in mijn muziek stop. Begrijp me niet verkeerd: ik vind sommige songs van Girls Aloud ook heel goed, alleen vind ik de mensen die die songs schrijven een stuk interessanter dan de meisjes in die groep.

‘WE STARTED NOTHING’

Nu uit bij Sony/BMG.

Door Karen Bracke

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content