Precies twintig jaar geleden palmden Luc en Jean-Pierre Dardenne met La promesse voor het eerst Cannes in. Maar tijd om de verjaardag van hun grote doorbraak te vieren is er niet. De Belgische broers hebben wel wat beters te doen: met La fille inconnue jagen ze op een derde Gouden Palm, iets wat niemand hen heeft voorgedaan. ‘Maar we vertrekken met tien seconden achterstand op de rest.’

Van de dubbele Gouden Palmwinnaars kan alvast niemand hen dit jaar bedriegen. Shohei Imamura (De ballade van Narayama en Unagi) is al tien jaar dood. Francis Ford Coppola (The Conversation en Apocalypse Now), Bille August (Pelle de veroveraar en The Best Intentions) en Emir Kusturica (Toen papa op zakenreis was en Underground) hebben in geen tien jaar nog een meesterwerk afgeleverd en Michael Haneke (Das weisse Band en Amour) is er dit jaar niet bij. Luc (62) en zijn oudere broer Jean-Pierre Dardenne (65) hebben een gouden kans om dat selecte kransje als eerste achter zich te laten en met z’n tweetjes de club van de drievoudige winnaars te stichten.

Met hun tiende speelfilm La fille inconnue zijn de Luikenaars voor de zevende opeenvolgende keer geselecteerd voor de meest prestigieuze filmcompetitie ter wereld, die van het filmfestival van Cannes. Hoe ze straks Ken Loach, Pedro Almodóvar, Sean Penn en Ashar Farhadi, enkelen van hun concurrenten in de competitie, moeten kloppen is het laatste van hun zorgen op het moment van dit interview. Eerst moeten ze de film af krijgen. Een nerveuze race tegen de klok die ze voor Knack Focus graag even stilleggen. Als Cannes de broers straks diskwalificeert wegens niet op tijd klaar, weet u meteen wiens fout dat is.

JEAN-PIERRE DARDENNE: We zijn volop bezig met de mixage, de toevoeging van de dialogen en alle geluiden. We hebben dit al eens meegemaakt. Rosetta(de Gouden Palm-winnaar van de broers in 1999, nvdr.) was een nog veel grotere race tegen de tijd.

LUC DARDENNE: (knikt) Het festival was al begonnen toen we nog aan Rosetta zaten te prutsen. Deze keer zouden we tegen 9 mei, twee dagen voor de opening van het festival, moeten afronden.

Jullie doen het jezelf wel aan. Voorheen kon je je klok er gelijk op zetten: sinds Rosetta hebben jullie om de drie jaar een nieuwe film in Cannes gepresenteerd. Tot nu. La fille inconnue is gewoon een jaar te vroeg!

JEAN-PIERRE: We hadden een voorsprong. Het idee voor de protagoniste van La fille inconnue – een arts – hadden we in 2008 al.

Wat kunnen jullie al kwijt over de nieuwe film?

LUC: Niet veel. Het is het verhaal van een jonge vrouwelijke dokter. Op een dag wordt een onbekend meisje dood teruggevonden op enkele meters van haar praktijk. Ze gaat op zoek naar de identiteit van het meisje en komt méér te weten dan alleen haar naam.

De opvolgster van Emilie Dequenne, Déborah François, Cécile de France en Marion Cotillard, de hoofdrolspeelsters uit respectievelijk Rosetta, L’enfant (2005), Le gamin au vélo (2011) en Deux jours, une nuit (2014), is aanstormend Frans talent Adèle Haenel. Waarom zij?

JEAN-PIERRE: Als je de film ziet, zul je dat meteen begrijpen.

LUC: We kwamen Adèle tegen bij een prijsuitreiking in Parijs. We hadden iets gewonnen met Deux jours, une nuit, zij met Suzanne (2013). Ze beviel ons enorm. Haar spontaniteit en jeugdigheid zijn opvallend. Ze barst van de vitaliteit en heeft een bijzondere manier van bewegen. Omdat ze nog zo jong is, hebben we van de protagoniste van La fille inconnue een beginnende dokter moeten maken. Dat verplichtte ons om het scenario nogmaals te herschrijven.

Deux jours, une nuit kon, ondanks de hoofdrol van de Franse filmster Marion Cotillard, het succes van Le gamin au vélo niet evenaren.

JEAN-PIERRE: Deux jours deed het minder goed dan verhoopt. Maar wat wil je? Het was de hele tijd slecht weer en vlak voor de release, begin juni 2014, brak verdorie de zon door! Alle films die toen uitkwamen, zijn geflopt. Ook de onze. We hebben die slechte start niet meer kunnen goedmaken. Kan gebeuren. Je mag dagen nadenken over de beste dag om je film uit te brengen, het is geen exacte wetenschap. De filmdistributeurs vinden La fille inconnue geen film voor de zomer. Bovendien: dit jaar is er in juni de concurrentie van het Europees kampioenschap voetbal.

LUC: Dat de film pas in de herfst uitkomt, was overigens al beslist voordat we in Cannes geselecteerd waren. En in Frankrijk is het drummen op de affiche. Een week met twintig nieuwe films in de bioscoop is daar geen uitzondering. Gekkenwerk.

2014 was ook de eerste keer dat jullie met lege handen uit Cannes terugkeerden. Alle keren daarvoor stonden jullie films op het palmares. Zitten jullie daarmee?

LUC: Nee, dat is normaal. Vroeg of laat moest het gebeuren dat we eens niet in de prijzen zouden vallen. Het is laat geworden. We zitten daar niet mee. Vraag het maar na, bij al onze collega’s: een selectie voor de competitie in Cannes is op zich al formidabel. We zijn oprecht blij dat we er opnieuw bij zijn. Vallen we in de prijzen, des te beter. Rapen we niets, jammer maar helaas.

Ik denk dat ik jullie grootste handicap ken. Jullie film moet niet alleen de beste in de hele competitie zijn, eender welke jury zal jullie geen derde Gouden Palm gunnen als hij niet beter is dan jullie vorige films. Jullie zijn je eigen grootste concurrent.

JEAN-PIERRE: Misschien wel. Iedereen weet welke prijzen we in Cannes al allemaal gewonnen hebben. In die zin klopt wat je zegt. We verschijnen aan de start met een verschrikkelijke handicap. Dus houden we het hoofd koel.

LUC: Vergelijk het met een paardenkoers, waarbij wij pas vijf seconden na de anderen mogen vertrekken.

JEAN-PIERRE: Dat is onvermijdelijk zo. We klagen daar niet over.

LUC: Nu ik erover nadenk: maak daar maar tien seconden achterstand van. (lacht) Ach, voor ons telt vooral dat we erbij zijn en dat we de kans krijgen om onze film aan de wereldpers en de vele exploitanten – onderschat hun belang niet – te tonen.

Via coproducties financieren jullie twee grote concurrenten in de competitie dit jaar: Ken Loach (I, Daniel Blake) en Cristian Mungiu (Graduation), Gouden Palm-winnaars die staan te springen om toe te treden tot die exclusieve club van tweevoudige winnaars. Hoe dom is dat?

LUC: Inderdaad! (en nadat hij uitgelachen is) We hebben hun films nog niet gezien, maar we hebben de scenario’s wel kunnen lezen. Die waren zeer goed.

Driewerf helaas.

JEAN-PIERRE: Mais non!

LUC: Ik zou liegen als ik zou zeggen dat de competitie ons niets kan schelen. Eraan deelnemen is erg plezant. De adrenaline stijgt, je wilt winnen… Dat slijt nooit. Tegelijk blijven het films, kunstwerken. Het zijn geen paarden in een wedren. Het is geen sportieve prestatie. Er is geen fotofinish die de winnaar met absolute zekerheid aanduidt. Negen juryleden bekijken een twintigtal films en beslissen vervolgens welke zij de beste vinden. Die negen mannen en vrouwen kennen iets van film. Maar het blijven mensen. Stel een andere jury samen en het palmares ziet er anders uit. Het komt er dus op aan om de kalmte te bewaren. En wij hopen dat álle films in de competitie goed zijn.

Waarom die coproducties? Valt daar geld mee te verdienen of is het een vorm van engagement?

LUC: Voorlopig wegen vooral vriendschappen door. We zijn bevriend met Ken Loach en zijn ploeg. Dat betekent nog niet dat we blind in alles stappen waar hij mee afkomt. Cristian Mungiu hebben we net als Loach leren kennen via Pascal Caucheteux van het Franse productiehuis Why Not Productions. Net zoals wij een verwoede voetbalsupporter (de broers zijn supporters van Standard, nvdr.). Op een dag vroeg hij of we mee in Looking for Eric (2009) wilden stappen, een Ken Loach-film met voetbalster Eric Cantona. Dat zagen we wel zitten, en van het een kwam het ander. In de Cannes-nevensectie Un Certain Regard zitten trouwens nog twee coproducties van ons. La danseuse is een film van Stéphanie Di Giusto met Soko en Gaspard Ulliel. Pericle il nero van Stefano Mondini is een adaptatie van een Italiaanse strip.

In 2014 was er kritiek dat jullie altijd dezelfde film maken. Je kunt zo’n rotopmerking ook een positieve draai geven: je zou jullie films ook als verschillende hoofdstukken van een dik boek kunnen zien.

LUC: Bedoel je zoals Balzacs Comédie humaine?

Of de Decamerone.

LUC: De Decamerone, ho maar. (lacht) Eens denken… Er zijn overeenkomsten, ja. Onze films delen min of meer dezelfde locatie: Seraing en omstreken. Ze spelen zich allemaal in ongeveer hetzelfde tijdperk af: eind 20e, begin 21e eeuw. Een aantal acteurs duikt meermaals op: Olivier Gourmet, Jérémie Renier, Fabrizio Rongione. En ongetwijfeld keren een aantal van onze obsessies regelmatig terug. Aan de andere kant: er is geen personage dat de tien films met elkaar verbindt. De acteurs keren terug maar spelen telkens andere personages. We vertellen geen vervolg.

Het is precies twintig jaar geleden dat jullie met La promesse zijn doorgebroken. Gaan jullie in Cannes ook de tijd nemen om daar nostalgisch over te doen?

JEAN-PIERRE: Neen. Die verjaardag vieren we op 26 juni in Bologna. Cinematek heeft La promesse gerestaureerd, en de nieuwe kopie wordt daar op Il Cinema Ritrovato (festival voor gerestaureerde en oude films, nvdr.) in openlucht op de Piazza Maggiore vertoond.

LUC: Daarna volgt nog een vertoning in het Institut Lumière in Lyon.

Iets helemaal anders: Luc, jij woont al jaren in Brussel. Is er een Brussel voor en na 22 maart?

LUC: Het vreselijke is dat de aanslagen niet als een verrassing kwamen. Dit land zit met belangrijke islamistische netwerken. Door de aanwezigheid van de Navo en de Europese instellingen kon je je verwachten aan grotere aanslagen dan de antisemitische aanslag op het Joods Museum. De aanslagen van 22 maart lijken op die van 13 november in Parijs: ze waren tegen om het even wie gericht, tegen het volk.

Ik ben niet oorlogszuchtig, maar ik denk dat we geconfronteerd worden met een nieuwe oorlog. We moeten daar zo snel mogelijk een antwoord op formuleren en de fanatieke islamisten neutraliseren. Linkse mensen zoals ik hebben lang geloofd dat de haat beperkt bleef tot een kleine minderheid, maar die haat is wijdverspreid en diepgeworteld. Analyses van het jihadisme brengen de religieuze factor volgens mij onvoldoende in rekening. In veel moskeeën preken sinds de jaren negentig wahabitische imams. Ik laat me vertellen dat weinigen de jihad prediken maar ze sturen wel aan op separatisme, op een onderscheid tussen ‘zij’ en ‘wij’. Indoctrinatie en religieus fanatisme moeten we een halt toeroepen.

Dat is klare taal.

LUC: Zie wat ervan komt als je zwijgt. We mogen geen schrik hebben om de dingen te benoemen, zonder alles op een hoopje te gooien. Ik ben bang voor de islamisten, maar ik ben niet islamofoob. Ik heb niets tegen godsdienstvrijheid en vind het normaal dat de godsdienst en cultuur van de moslims deel uitmaken van de Europese tradities. Maar islamistisch fanatisme is niet compatibel met de democratie. Islamisten koesteren een blinde haat tegen het Westen. De Europese intellectuelen, beleidsmakers en opinieleiders die zich daar niet bewust van zijn en die er niet in slagen onze vijand aan te duiden – zonder er een amalgaam van te maken – dragen een enorme verantwoordelijkheid.

Ik ben het niet eens met de analyse van een bepaald deel van de linkerzijde als zou die radicalisering sociale oorzaken hebben. In de jaren negentig gaf ik in een Brusselse huiswerkschool les aan Marokkaanse kinderen. Een leerling bleef maar klagen over een racistische leerkracht op school. Zijn vader sprak niet goed genoeg Frans en vroeg mij die leraar daarop aan te spreken. Dat heb ik gedaan. De leerkracht bleek helemaal geen raciste te zijn. De situatie in de klas werd haar soms wat te veel, dat wel, en de leerling in kwestie kon heel nerveus zijn. Dat had ik zelf ook al gemerkt. Het drama was: door rond te bazuinen dat hij slachtoffer van racisme was, kon die jongen iedereen wandelen sturen en zijn broek vegen aan zijn studies. Zo raak je alleen maar nog meer geïsoleerd en ben je nog moeilijker op te voeden.

Er zijn natuurlijk pijnpunten. Er is sociale achterstand, er lopen racisten rond, de discriminatie op de arbeidsmarkt is onloochenbaar. Maar dat mag geen reden zijn om je op te sluiten in een slachtofferrol en geen klap meer uit te voeren. Zo verhinder je jezelf vooruitgang te boeken.

Jullie hebben in jullie films altijd gepast voor goedkope sociologische verklaringen, genre: het is de schuld van het kapitalisme of van de werkloosheid bij jongeren.

JEAN-PIERRE: Uiteraard. Als je daar niet voor past, begin je maar beter helemaal niet aan een film.

LUC: Iemand van de linkerzijde verweet ons dat Le silence de Lorna (2008) geen fraai beeld schetst van de migranten. Omdat Lorna een migrante is en zich niet voorbeeldig gedraagt. Mag het even? Wij zien geen migrant, wij zien een mens. Met alle sterktes en zwaktes die daarbij horen. Maak geen engeltjes van de migranten. Het zijn mensen zoals jij en ik.

Hoe het jihadisme in België voet aan de grond heeft gekregen, zit daar geen film in?

LUC: Dat zou niet gemakkelijk zijn.

JEAN-PIERRE: Laat ons eerst deze afmaken.

LA FILLE INCONNUE

Dit najaar in de bioscoop.

DOOR NIELS RUËLL

‘Vroeg of laat moest het eens gebeuren dat we niet in de prijzen zouden vallen. Het is laat geworden. We zitten daar niet mee.’

‘Ik ben niet oorlogszuchtig, maar ik denk dat we geconfronteerd worden met een nieuwe oorlog. We moeten daar zo snel mogelijk een antwoord op formuleren.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content