Na de triomftocht van De helaasheid der dingen, Lost Persons Area en Altiplano vorig jaar, worden er deze editie opnieuw twee jonge Vlaamse honden op de Croisette losgelaten. Soyez bienvenue Gust Van den Berghe (25) en Gilles Coulier (23), de respectieve makers van de langspeler Little Baby Jesus of Flandr en de kortfilm IJsland.

Je hebt aparte films, heel aparte films en dan nog Little Baby Jesus of Flandr (En waar de sterre bleef stille staan) van Gust Van den Berghe. Die zwart-witte debuutfilm naar het kerstverhaal van Felix Timmermans werd voor een habbekrats gedraaid, plus: de jonge regisseur deed enkel een beroep op amateuracteurs met het syndroom van Down.

‘Ik wilde mezelf als regisseur het vuur aan de schenen leggen’, legt Van den Berghe uit. ‘Ik had nooit eerder met gehandicapten gewerkt en het toneelstuk van Timmermans vond ik langs alle kanten rammelen. Daar toch iets poëtisch, grappigs en authentieks van maken, was voor mij de uitdaging. Ik hoop dat mijn onconventionele auteursfilm puurheid en eerlijkheid uitstraalt. Vandaar dat ik met de acteurs van Theater Stap wilde werken. Het heeft me veel tijd en kopzorgen gekost, maar hun openheid en hun engelenverstand geven de film de speelsheid die ik zocht.’

Zijn leraren aan het RITS verklaarden hem gek, maar Van den Berghes gok rendeert. De selectieheren van Cannes gaven de Nieuwe Vlaamse Primitief – zoals zijn producent hem graag noemt – een plaatsje in de Quinzaine, de prestigieuze nevensectie waarin eerder Scorsese, Herzog en de Dardennes werden ontdekt en Felix van Groeningen vorig jaar De helaasheid der dingen mocht presenteren. ‘Ik had gehoopt om ooit naar Cannes te kunnen’, glundert Van den Berghe. ‘Ergens in de verre toekomst. Ik heb geen idee wat me te wachten staat, maar laat het met plezier op me afkomen.’

Ook de nóg jongere Gilles Coulier wordt op de Croisette verwacht. Diens IJsland, over een pas vrijgelaten bajesklant die ’s nachts door Oostende doolt, dingt mee naar de Cinéfondationprijs voor beste kortfilm. ‘Ik ben vooral blij dat de film zal worden gezien, voor een filmstudent is dat niet evident’, aldus Coulier. ‘Als je weet dat er van de duizend zeshonderd inzendingen slechts twaalf genomineerd zijn, kan ik alleen maar supertevreden zijn. Hopelijk leidt het naar een volgende film en wie weet zelfs een langspeler. Ik heb een Wildcard gewonnen bij het Vlaams Audiovisueel Fonds en ik heb nog wel een paar ideeën klaar, al wil ik eerst slagen voor mijn examens aan Sint-Lukas. (Lacht)

Jawel, de jongste jaren lijken Vlaamse films steeds vlotter hun weg te vinden naar de Côte d’Azur. Zo zijn er naast Little Baby Jesus of Flandr en IJsland dit jaar nog de deels met Vlaams geld gefinancierde coproductie Illégal van Olivier Masset-Depasse (Quinzaine), plus het in Oostende gedraaide Copacabana (Semaine de la Critique) van Gilles Marchand. ‘Vroeger dachten Vlaamse filmmakers te vaak dat ze buitenlandse successen moesten navolgen’, zegt Coulier. ‘Maar tegen Hollywood kun je toch niet op. Nu zie je dat regisseurs als Fien Troch en Felix van Groeningen meer de Vlaamse kaart trekken: daarin schuilt volgens mij het succes. In het binnenland scoort zo’n film omdat hij herkenbaar is en in het buitenland vinden ze hem exotisch.’

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content