JAN HAUTEKIET DIALECTEN

‘Bij ‘erfgoed’ denken we in de eerste plaats aan monumenten. Met de jaren is bij mij het besef gegroeid dat ons taaleigen nog het belangrijkst van al is. Onze dialecten vormen een rijkdom, alleen zijn we ons daar niet altijd van bewust. Je hoort tegenwoordig alleen nog een tussentaal, heel wat sappige uitdrukkingen dreigen verloren te gaan. Maar ík kan nog altijd veel plezier aan dialecten beleven. Al ga ik er helemaal anders mee om dan sommige reclamejongens, die redeneren: ‘We gooien er wat Antwerps tussen en het wordt per definitie geestig.’ Nee, dialecten kunnen heel smakelijk zijn. En vaak treffen ze raak. Ik ken geen enkel algemeen Nederlands woord dat zo de nagel op de kop slaat als ‘absjaar’, wanneer je het over een onbetrouwbaar individu hebt.’

‘Ik heb een zwak voor dialectwoordenboeken, zoals Uude ma good…?. Ik amuseer me met het imiteren van dialecten, al zal ik natuurlijk altijd bepaalde schakeringen missen om mij een streektaal volledig eigen te maken. Ik kan me nooit voordoen als een native West-Vlaming, maar als ik een mondje in hun dialect kan meepraten, dan wekt dat toch wel enig vertrouwen. Geregeld pik ik een woord van een vreemd dialect op. Ik heb daar een antenne voor ontwikkeld, net zoals ik er eentje heb voor correct taalgebruik. Ik ben gewoon graag met taal bezig. Een goeie, creatieve standaardtaal spreekt me al evenzeer aan. Het is in die zin een genot om met een verbaal sterk iemand als Rick de Leeuw op tournee te gaan. We steken op het vlak van taalgebruik veel van elkaar op. In het begin had hij enige pudeur om het woord ‘afwerken’ uit te spreken. Bleek dat het bij onze noorderburen een erotische bijklank heeft, het betekent klaarkomen.’

‘Ik ben een rasechte Brusselaar, maar mijn moedertaal was Mechels. Ik vind dat tot op de dag van vandaag, samen met het Gents en het Brussels, tot de sappigste dialecten behoren. De charme van het Mechels heeft met de fonetiek en de directheid te maken, terwijl de kracht van het Brussels eerder in de mengelmoes van de woordenschat schuilt. Een taal zegt veel over een volk. In het Brussels hoor je er de zwans door, uit de dialecten van Tienen en Sint-Truiden komt het klagerige naar boven.’

‘Ik vraag me af: ként de generatie -30 zijn dialecten nog? In Gent komen jongeren vaak niet verder dan het vree wijs-taaltje, met enkel de juiste tongval en wat modieuze uitdrukkingen. Vorig jaar laste Mark Uytterhoeven in De Laatste Show een week uitzendingen in dialecten in. Toen merkte je dat sommigen er wel wat moeite mee krijgen. Zo herinner ik mij dat Will Tura al snel overschakelde op een soort verbasterde standaardtaal. Je moet toegeven dat het niet meer zo diep in onze vezels zit. Hoe dat komt? Toen in de jaren 60 het ABN werd gepromoot, zijn we het dialect beginnen afzweren, wat heel jammer is. Ik weet niet of we de klok nog kunnen terugdraaien. Eigenlijk léven de dialecten niet meer, ze verrijken zich niet langer met nieuwe woorden.’

‘Figuurtjes als de Gentse bokser Firmin Crets of het Kempense duo Petrik & Jehán (foto) tonen aan dat de streektalen wel nog aantrekkingskracht uitoefenen. En Flip Kowlier heeft de muzikaliteit van het West-Vlaams onderstreept. Met zijn zachte klanken leent zijn Izzegems zich tot liedjes waarvoor het Antwerps te hard is. Het is geen toeval dat mensen zo positief op Flip Kowlier reageren. Zelfs als ze zijn taaltje niet echt begrijpen, appreciëren ze toch de authenticiteit ervan.’

‘Zelf bezig ik mijn eigen dialect, het Mechels, nog zelden. Met mijn moeder spreek ik het steeds minder, zo merk ik. Zoiets heb je niet in de hand, je kan dat ook niet forceren. Mijn vrouw en ik hebben geen gemeenschappelijk dialect. Bijgevolg spreken we bij ons thuis een Nederlands dat niet altijd even verzorgd, maar toch redelijk correct is. Af en toe sluipt er nog een dialectwoord in, zoals scheurpen, Mechels voor zagen.’

Opgetekend door Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content