Een dag vol deugdzaam werk en een dak dat nooit lekt: het zijn vast niet de mikpunten waarmee Lady Gaga in de popmuziek is gestapt. Maar wij hebben ook niet háár adres gekregen, wel dat van Tim Smith, patroon van de Amerikaanse softrockband Midlake. Zijn huis staat in Denton, Texas en het eerste wat ons treft, zijn de gave leien die het bedekken. Hopelijk valt tot de eigenaar wél een beetje door te dringen.

Fucked by the manager. Dat mantra maalt vier uur lang door ons hoofd, all the wayup Interstate 35, een met zwarte wolken overspannen en door beukende zijwinden geflankeerde sliert beton die ons van Austin naar het 370 kilometer noordelijker gelegen studentenstadje Denton brengt. Het zo moeizaam verworven interview met cultheld Roky Erickson is er tóch niet van gekomen – hoewel diens impresario het ons weken eerder had beloofd. Wij vloeken veelvuldig en in verschillende talen.

Oók omdat we nu al vier dagen door dit grauwe, kale en kuddeloze avondland dolen, zonder dat er één lassozwaaiende cowboy ons gezichtsveld is komen binnendraven. Gigantische totempalen overal, maar ze zeggen allemaal hetzelfde: hier een Buffet King! Wendy’s! Family Dollar! Whataburger! Best Western! Het daagt ons dat de laatste gids die we over dit stuk van de wereld lazen Willy Vandersteens De Texas-Rakkers moet zijn geweest. Misschien maar goed dat we toch nog eens zijn buitengekomen.

‘Amerika telt enorm veel wondermooie plekken’, glimlacht Tim Smith de volgende morgen. ‘Maar dit is er inderdaad niet één van.’ De zanger, multi-instrumentalist en bovenal songschrijver van Midlake heet ons minzaam welkom, samen met de teef die hem dit huis heeft doen kopen. ‘Zonder Gretchen was het weer een huurwoning geworden, maar we vonden niets treffelijks waar je ook een huisdier mocht binnenbrengen.’ Terwijl de pitbull zich twee uur te slapen legt, leren we dat Tim Smith zich nog wel méér belangrijke momenten in zijn leven gewoon heeft laten overkomen.

OBSESSIE

We zijn in Denton omdat Midlake een stek op het komende Rock Werchter heeft versierd, en dat zegt toch wel iets over een groep. Zéker als die naam en faam verwierf met een rustieke, escapistische song waarin steenhouwers, houthakkers en een tante genaamd Roslein figureren. Anders dan in Roscoe blijkt Tim Smiths woonst evenwel níét uit cederstammen opgetrokken. De ruime, ietwat kaduke bungalow leunt evenmin tegen een desolate bergkam aan, maar prijkt burgerlijk in een groene buitenwijk. We lopen een bewoonde kringloopwinkel binnen: pluizige tapijten, grote lampenkappen, donkerbruine boekenkasten, met dikke stoffen beklede vintagesofa’s en een oude piano in het kleinste slaapvertrek. Sjofel en studentikoos allemaal, maar merkbaar met zorg vormgegeven. Achteraan bevindt zich een kleine studeerkamer, waar naast een schaakbord ook de vinylverzameling is geëtaleerd. Elton John, Fairport Convention, The Doobie Brothers, ABBA, Simon & Garfunkel, Pentangle, Black Sabbath en véél Steeleye Span: we zien er maar weinig van ná 1980 tussen zitten.

Op aansturen van Smith omzwachtelde Midlake zijn jongste plaat The Courage Of Others helemaal in dik dertig jaar oude Britse folkrock. Eén plaat van Steeleye Span, op basis van de archaïsche hoes voor een dollar gekocht, bleek voor de bebaarde zanger voldoende om een obsessie voor een vergeten genre te doen ontbranden, waarmee hij vervolgens ook de rest van de band heeft weten aan te steken. Voor kluskoorts bestaat dat gevaar voorlopig niet. In de verwilderde tuin, links van het oude zwembad, staat nog een leegstaand gastenkwartier waarin Midlake een nieuwe studio zou willen onderbrengen. Tim Smith slaakt een zucht. ‘Ik ben hoogstens een derde van het jaar thuis. Dan wil ik tot rust komen en songs schrijven, zonder iets anders aan mijn hoofd. Een gitaar vastpakken als ik me slecht voel, dat doe ik nóóit. Ik ben al blij dat ik het huis zo gezellig heb kunnen inrichten voor mijn vrouw Aimee, die zo vaak alleen zit.’ Daarmee belanden we bij een verscheurende keuze. Welk van de drie salons palmen we in? Het wordt de beige en okergele combinatie bij de tv, naast de sanseveria. Het druivensap dat de gastheer ons aanreikt, past perfect bij het ebbenhoutkleurige parket.

CRUISESCHIP

‘Ik ben opgegroeid in een buitenwijk van San Antonio. Om de een of andere reden fascineerde de saxofoon mij enorm als kind, en dus ben ik dat maar gaan studeren. Zo ben ik vijftien jaar geleden in Denton verzeild geraakt: de University Of North Texas hier is heel prestigieus op dat gebied. Maar eigenlijk wist ik niet beter. Iemand vertelde me later dat een jazzdiploma in feite waardeloos is: je hebt toch geen velletje papier nodig om in een club te kunnen spelen? Wáár, natuurlijk. Tijdens die vier jaar studie was de competitie bikkelhard. Ik realiseerde me al snel dat ik niet goed genoeg was. Dat ik nooit naar New York zou gaan en een jazzplaat zou maken. Nadat ik was afgestudeerd, besloot ik terug te keren naar San Antonio om er houtblazers te repareren. Op een avond kwamen de andere jongens van de band het restaurant binnen waar ik met mijn toen-malige vriendin zat te eten. We kenden elkaar een beetje, en ik wist dat ze jazzfunk speelden. Ze vroegen of ik niet ’s wilde komen jammen. Dat heeft mijn leven veranderd. Als ik een ander restaurant had gekozen, had ik nu misschien een instrumentenwinkel in San Antonio gerund.’

Tot zijn 22e luisterde Tim Smith zelden of nooit naar popmuziek. De twee platen die hem van de jazz wegdreven, waren Radioheads OK Computer en Björks Homogenic. ‘Naar OK Computer heb ik een jaar lang bijna elke dag geluisterd, op mijn walkman. En The Bends heb ik gekocht op het cruiseschip waar ik tijdens mijn laatste semester zes weken lang cheesy lounge en Broadwaydeunen heb gespeeld voor bejaarden. ( Lacht) Ik had rock nooit ernstig genomen, maar plots had ik die muziek nódig. Ik ontdekte dat er nog een heel andere wereld bestond achter The Eagles en When I’m Sixty-Four, óók een met veel geniale muzikanten. Bijna van de ene op de andere dag had de sax afgedaan en begon ik gitaar te spelen. Omdat ik wist wat ik wilde doen: songs schrijven.’

ASOCIAAL

Drie platen heeft Midlake intussen gemaakt, en er valt geen lijn in te trekken. Lo-fi psychedelica, ribfluwelen seventiesrock en bucolische Britse folk: Bamnan And Slivercork (2004), The Trials Of Van Occupanther (2006) en The Cour- age Of Others tapten telkens uit een ander vat. ‘Tegenwoordig is platen maken aartsmoeilijk’, verontschuldigt Smith zich enigszins. ‘Er is geen leeg canvas meer om mee te beginnen. Je moet steeds opletten dat je niet in het kielzog van je voorbeelden wordt meegezogen.’

Nochtans: als Tim Smith door The Incredible String Band of Jethro Tull bevangen raakt, of – zoals op Van Occupanther – door Fleetwood Mac, America en Neil Young, dan is dat er meteen aan te horen. Hij leunt voorover en haalt de schouders op. ‘Daarom geloof ik ook niet dat wij de beste band ter wereld zijn. We drukken op record en doen wat we kunnen. Ik besef dat wij nooit miljoenen platen zullen verkopen. Maar zolang we iets maken dat eerlijk is en waarin we zelf hard geloven, zullen er altijd wel een handvol mensen op onze golflengte blijven. Of ik onzeker ben als muzikant? Integendeel: ik ben juist heel overtuigd van wat ik doe. Omdat ik weet waar ik als zanger sta. Ik waan me Rufus Wainwright niet. Als ik vind dat meerdere songs dwarsfluit nodig hebben, haal ik dat instrument boven zonder die keuze in twijfel te trekken. Want ik houd enorm veel van platen maken. Alleen het toeren zou ik geen seconde missen. Ik vrees dat ik nogal asociaal ben. Optreden is geen drug voor mij. Elke keer als we op moeten, word ik overmand door de drang om naar huis te vliegen en met een pizza voor de buis te gaan hangen. ( Grinnikt) Nu, zodra ik daar sta, valt het wel mee. Mensen vragen me na een show soms waarom ik zo kwáád keek. Dan moet ik zeggen dat ik gewoon hard mijn best deed om een song opnieuw te kunnen vóélen.’

VOSSENJACHT

Een advertentie van Ralph Lauren – voor parfum of polohemden, dat kan Smith zich even niet meer voor de geest halen. Wel dat het die ene foto was die zijn hoofd genoeg op hol bracht om er prompt de helft van de songs op Van Occupanter uit te kunnen puren. ‘Ik werd bezeten door het idyllische leven van de Engelse adel, dat magnifieke platteland, die prachtige bordeaux jasjes en blinkende rijlaarzen, en, tja, de vossenjacht. Thomas Hardy heb ik verslonden. Die hunker naar een lang vervlogen tijd blijft zich in mijn songs vastzetten. Lach niet, maar ik heb altijd gewenst dat we met Midlake in een soort commune zouden gaan leven. Zoals de Amish of zo. Wij mannen die het land bewerken en uiteraard muziek maken, terwijl onze vrouwen op vrijdag samen lachend de was ophangen. ( Grijnst) Ik heb niet veel op met onze moderne tijd. Wellicht heeft dit Wal-Martland waarin ik leef er wel iets mee te maken. Ik begrijp tv-reclame niet, ik begrijp MTV niet, ik begrijp Pink niet. Het lijkt me allemaal zo onecht, emotieloos, op geld belust. Dat is natuurlijk wat kort door de bocht, want Fleetwood Mac maakte indertijd óók platen voor de poen.’ ( Denkt na)

‘Misschien is mijn probleem met deze tijd wel de schreeuw om onmiddellijke voldoening. Niemand zit nog een symfonie van Prokofiev uit, niemand heeft nog tijd voor Rachmaninov. Zelf ben ik een geboren nostalgicus. Het verleden is per definitie mooier. Ik ben onlangs samen met mijn vrouw en mijn ouders op vakantie geweest. Ik vond er niets speciaals aan. Pas toen we al een week thuis waren, drong het tot me door wat voor een fijne tijd we hadden beleefd. Ik leef niet voor het moment, en eigenlijk is dat verkeerd. Want ik zie het al gebeuren dat ik over dertig jaar – als ik dan nog leef – met veel weemoed aan Pink zal terugdenken. ( Lacht) Dan kan ik maar beter nú haar platen inslaan, denk je niet?’

Ons druivensap is op, de vragen ook. In zijn gammele zwarte sedan rijdt Smith ons nog even voor naar de studio van de band, nog geen mijl van zijn huis vandaan, vanwaar hij ons een goede terugvlucht wenst. Twee weken later voelen we ons een beetje lullig om het gesakker waarmee we bij hem zijn gearriveerd, en willen we hem melden dat het met Roky Erickson verdorie nog goed is gekomen. ‘ That’s the thing‘, weerkaatst de Amerikaanse promojongen, ‘ Tim doesn’t have email‘. Dat hadden we moeten weten.

DOOR KURT BLONDEEL

‘Ik ben hoogstens een derde van het jaar thuis. Dan wil ik tot rust komen en songs schrijven. Een gitaar vastpakken als ik me slecht voel, dat doe ik nóóit.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content