‘If you try to be an icon, then the icon becomes you.’ Op zijn 5e soloplaat Manhay neemt Daan openlijk afstand van de karikatuur die hij de voorbije jaren zo gretig gevoed heeft. Of hoe een gelouterd man met zijn alter ego afrekent. ‘Ik zou gemakkelijk nog een paar Housewives kunnen schrijven, maar ik wil geen wandelende gimmick worden.’

Op een stralende lentedag ontvangt Daan Stuyven ons in de voortuin van zijn buitenhuis in de Ardennen. Precies dezelfde voortuin overigens die hij twee jaar geleden met een hegschaar naar zijn eigen beeld en gelijkenis herschiep. Dát was voor onze rubriek Zelfbeeld. Het staaltje landschapsarchitectuur dat nu op het belendende perceel ligt te pronken – een gigantisch hart – heeft hij op eigen initiatief bij elkaar getrimd. ‘Een attentie voor mijn vriendin.’

Daan Stuyven (39) kijkt niet op een Groot Gebaar. Als hij de voorbije jaren niet in een flashy wit kostuum met een fietspaard over ’s lands podia raasde, zat hij in zijn home-studio wel pompeuze hymnes als Victory, Housewife of Swedish Designer Drugs te componeren. Altijd met dat ene voornemen in het achterhoofd dat hij ten tijde van zijn groepje Volt al zo treffend verwoordde: ‘Infiltrate the hitparade. ‘

Maar ook Daan Stuyven wordt er niet jonger op: de dandy young man is een goede huisvader geworden. Een goede huisvader met een optrekje nabij Manhay.

Daan Stuyven: Ik wilde weg uit Brussel, en eigenlijk zelfs uit België. Maar voor een huis in het buitenland kreeg ik bij de bank geen lening vast. Voor een optrekje in de Ardennen wél, al heb ik er zwaar blufpoker voor moeten spelen. Ik kon dat huis langs geen kanten betalen. (Lacht)

Ondertussen ben ik wel blij dat ik op rijafstand van Brussel woon: zo kan ik de twee combineren. In de week zitten we in Brussel en in het weekend hier. De ideale combinatie. In Brussel leef ik op het helse ritme van de grootstad, in de Ardennen kom ik tot rust. Ik voel me al ontspannen als ik in Overijse de E411 oprijd.

Op ‘Manhay’ kom je een beetje terug van de bombastische elektrokitsch die je laatste paar platen domineerde. Ligt dat óók aan je nieuwe leefomgeving?

Daan: Ik ben geneigd te denken van wel. Al zat ik met die symfonische synthpop natuurlijk ook gewoon tegen een plafond aan. Ik kon mijn muziek onmogelijk nóg bombastischer maken. Daar komt nog eens bij dat ik mezelf niet meer in mijn muziek herkende. Mijn laatste paar platen werden alsmaar larger than life – op het schreeuwerige af – terwijl ik zelf juist rustiger aan het worden was. Als ik Victory of The Player nu beluister, denk ik: ‘Daan, in godsnaam, waar zat ge met uwe kop?’ Die platen weerspiegelen helemaal niet de mens die ik toen was. Dat moest met Manhay wél het geval zijn. Ik wilde met deze plaat een stand van zaken opmaken: even recapituleren en eens onderzoeken waar ik in deze fase van mijn leven ben aanbeland.

Drie jaar geleden maakte je in ‘Focus Knack’ een onderscheid tussen Daan-de-performer en Stuyven-de-privépersoon. Is ‘Manhay’ een plaat van Stuyven-de-privé-persoon?

Daan: In ieder geval veel meer dan mijn twee vorige platen. Eigenlijk is het simpel. Als het goed gaat, is het fijn om over mijn eigen leven te zingen. Maar als mijn leven een puinhoop is, wil ik daar in mijn muziek zo ver mogelijk van wegvluchten. Neem nu Victory: veel optimistischer kan een nummer niet klinken, maar het staat volledig haaks op hoe ik mij toen voelde. Ik was op een all time low aanbeland, ik zat mentaal aan de grond. Daarover zingen bij wijze van therapie kwam niet in me op. Ik zou mezelf alleen maar dieper in de put gewerkt hebben. Neen, mijn therapie is: de dingen negeren en lekker doen alsof het leven fantastisch is. Maar nu mijn privéleven weer eingszins op wieltjes loopt, voelt het veel comfortabeler aan om als muzikant dicht bij mezelf te blijven.

Je lijkt ook afstand te nemen van het ‘personage’ Daan. ‘If you try to be an icon, then the icon becomes you’, luidt het in ‘Icon’. Je hebt de voorbije twee-drie platen dus maar een rolletje gespeeld?

Daan: Deels wel, en dat begon me zuur op te breken. Een typetje spelen is leuk, zolang het een typetje blijft. Maar uiteindelijk werd ik door mijn eigen personage ingehaald. Ik kreeg zelfs het onaangename gevoel dat ik in opdracht van dat typetje aan het werken was. En god weet dat ik niet graag in opdracht werk. (Lacht) Ik moest dus dringend ingrijpen of ik was een karikatuur geworden van een karikatuur die ik zélf had gecreëerd. Maar zelfs als dat ‘personage’ niet in de weg was komen te zitten, had ik hem vroeg of laat afgevoerd. Ik heb nu eenmaal een aangeboren reflex om mezelf – of mijn imago, zo je wil – op gezette tijden een flinke stamp te verkopen. Daarover heb ik het ook in Friendly Fire.

Ik dacht dat je het daarin vooral over het terroriseren van je nabije omgeving had.

Daan: Dat ook, ja. Maar aangezien ik mijn eigen beste vriend ben, geldt dat evengoed voor mezelf. (Lacht) Nu, ik bén wel iemand die zijn vrienden terroriseert. Ik ondermijn mijn vriendschappen voortdurend door mijn baldadige parler vrai. Door hen bijvoorbeeld aan te spreken op iets dat ze in mijn ogen fout hebben gezegd of gedaan, maar dat dan zodanig op te blazen dat het meer van een scheldtirade wegheeft dan van een goedbedoelde opmerking. En zo trakteer ik mijn vrienden dus geregeld op een aanval van Tourette. Het gekke is dat de meesten me die uitvallen nog vergeven ook. Ze weten wellicht dat het sterker is dan mezelf. Ik ben wantrouwig van aard, ik argwaan alles wat op geluk of comfort lijkt. Hetzelfde met vriendschappen: onbewust wil ik de oprechtheid van mijn vrienden op de proef stellen, denk ik.

Nóg in ‘Friendly Fire’ zing je: ‘Like sentimental stunt men, I got bored of easy fame.’ Je was het beu om in een hitfabriek te staan?

Daan: Zo zou je het kunnen omschrijven. Als ik tijdens de laatste tournee aan Housewife of Swedish Designer Drugs begon, had ik maar af te tellen tot het applaus losbrak. Het is erg om te zeggen en het zal ook wel blasé klinken, maar dat soort easy fame begon me flink te vervelen. Kijk, ik zou zonder al te veel moeite nóg enkele Housewives kunnen schrijven, maar ik vertik het. Gewoon omdat er geen uitdaging aan is. En ik heb ook geen zin om een wandelende gimmick te worden.

Kan je vriendin ermee lachen dat je met ‘Exes’ een nummer over je stukgelopen relaties als single uitbrengt?

Daan:(Lacht) Er is toch wat overredingskracht en mentale massage bij komen kijken. Maar ik heb haar meteen uitgelegd dat het vooral badinerend bedoeld is. Het nummer barst zeker niet van nostalgisch verlangen naar mijn exen.

Een intrigerend zinnetje uit ‘Exes’: ‘They liked the sting but not the cactus.’ Verklaar je nader.

Daan: Het is jarenlang mijn grootste frustratie op amoureus gebied geweest: dat vrouwen wel voor een páár van mijn stekelige kantjes vielen, maar nooit met ál mijn défauts konden leven. Ze vinden het leuk als een man een beetje prikt, maar geen enkele vrouw wil een cactus in haar bed. (Lacht) Bijna al mijn relaties zijn daar op stukgelopen. Terwijl ik al mijn stekelige kantjes als een ondeelbaar pakket beschouw. Ik ben een cactus, te nemen of te laten.

De intro van ‘Exes’ lijkt trouwens héél erg op die van Nick Lowes ‘(What’s So Funny ‘Bout) Peace, Love & Understanding’, terwijl de koortjes aan ‘Satellite of Love’ van Lou Reed herinneren.

Daan: Dat van die intro had ik nog niet eens door… (Zingt de twee na elkaar) Verdorie, het is bijna krek hetzelfde. Okay, you got me there! Aan die koortjes ga ik niet te veel excuses vuilmaken: ik heb zelfs lang overwogen om ze eruit te halen omdat ik ze te referentieel vond. Hoewel: je bent de eerste die het opmerkt. Zó duidelijk zal de gelijkenis dus niet zijn.

Als ik dan toch bezig ben: ‘A Great Retriever’ deed me aan Elton John denken.

Daan: Tja, pianoballades doen altijd aan Elton John denken. Als je nog nooit een piano hebt aangeraakt en je zet vier vingers op een klavier, kun je er gif op innemen dat je binnen de kortste keren op Song For Guy van Elton John uitkomt. En vijf minuten later op Enola Gay van OMD.

Nu je het zegt: de synths in ‘Crawling From The Wreck’…

Daan:… hebben veel weg van Enola Gay, zeker? (Lacht) Het is al goed, ik betrap mezelf al vaak genoeg op muzikale kleptomanie. Zeker als ik op de piano componeer. Ik heb zelfs een alarm op mijn piano laten installeren: telkens als een melodie te veel naar Billy Joel zweemt, gaat er een sirene af. Dat is doorgaans het teken om een pint te gaan pakken. (Lacht)

Met ‘The Stealing Kind’ sla je op het einde van de plaat wel een mea culpa over je lange pianovingers.

Daan: Mijn platenfirma heeft me ten sterkste afgeraden om dat nummer op de plaat te zetten: een open deur voor advocaten met te veel vrije tijd, vinden ze daar. (Lacht) Kijk, er speelt altijd wel een liedje in mijn hoofd. Ik kan er ook niet aan doen dat zo’n melodie dan plots in een van mijn eigen songs opduikt. Vooral omdat ik de gewoonte heb om geregeld in verre staat van dronkenschap achter de piano te kruipen. En tijdens zo’n roes staat de deur naar je onderbewuste nu eenmaal wagenwijd open. Ik zou mijn interne harde schrijf best wel eens willen formatteren, maar jammer genoeg staat de wetenschap daarvoor nog niet ver genoeg.

Ik meen te weten dat je ook buiten de muziek kleptomane trekjes vertoont.

Daan: Neenee, ik heb niet zozeer last van kleptomanie, wel van de drang om in te breken. Stiekem ergens binnensluipen en al even stiekem weer naar buiten glippen: dat heb ik vroeger vaak gedaan. Maar ik heb zelden of nooit iets gepikt.

Wat is het laatste voorwerp dat je gestolen hebt?

Daan: Oei, dat kan ik niet zeggen. (Mysterieus) Er gaapt nog altijd een groot gat waar het bewuste voorwerp hoorde te hangen. Het is overigens eigendom van de gemeenschap, perfect vervangbaar en helemaal niet duur. Maar meer ga ik er echt niet over zeggen. Ik ben een verantwoordelijke huisvader nu. (Grijnst)

Vertel dan eens over het ongeval waarover ‘Crawling From The Wreck’ gaat.

Daan: O, maar ik heb in de aanloop naar élke plaat wel een ongelukske, hoor. Bel me zeker nog eens vóór dit interview verschijnt, want de kans is groot dat ik je nog een primeur kan meegeven. (Lacht) Dat auto-ongeluk dateert van net voor de release van The Player. Na mijn optreden op 0110 had ik tot vier uur ’s nachts doorgewerkt om de laatste nummers af te mixen. Toen ik uiteindelijk naar huis reed, bevond mijn geest zich ergens tussen opperste euforie en fatale vermoeidheid: ik heb een paaltje te laat opgemerkt en ben over de kop gegaan.

Amper een paar seconden heb ik boven de grond gezweefd, maar in die korte tijdsspanne is er veel door mijn hoofd geflitst. Eerst was er de bijna gelaten vaststelling dat het met me gedaan was, meteen gevolgd door het vreemde, bijna gelukzalige gevoel eindelijk te weten te komen wat er na de dood komt. Maar daarna – nog altijd in diezelfde twee of drie seconden – overviel mij het beklemmende gevoel dat ik twee vaderloze kinderen zou achterlaten. Gek, hé? Aan mezelf kreeg ik mijn eigen dood gemakkelijk verkocht. Maar dat mijn kinderen eronder zouden lijden, vond ik een verschrikkelijke gedachte.

Soit, ik heb dat ongeval zonder een schrammetje overleefd – leve de airbag! – maar de restenergie is lang in mijn lijf blijven hangen. Een beetje zoals de sporen van een toxische stof na een vergiftiging als een half maantje door je vingernagel groeien: zo traag ebde die schrik maar weg. Maar het besef van mijn eigen vergankelijkheid is gebleven.

Excuus voor de tactloze overgang, maar je wordt er dit jaar veertig. Houdt dat je bezig?

Daan:(Lacht) Om eerlijk te zijn: nauwelijks. Ik heb mijn midlifecrisis al op de vooravond van mijn dertigste verjaardag beleefd. Ik had toen geen idee welke richting ik met mijn leven uit wilde, maar dat probleem heeft zich vanzelf opgelost. Ik werd namelijk vader: een gebeurtenis die me helemaal van die dertigste verjaardag heeft afgeleid. Ondertussen heb ik er nog een dochtertje bij en voel ik me zelf óók weer een klein kind.

Je hebt twee kinderen, je bent gesetteld en je hebt een plaat gemaakt die verdacht veel wegheeft van een ‘coming of age’-album. Zou de twintigjarige Daan de huidige Daan geen braaf burgermannetje vinden?

Daan: Integendeel: de twintigjarige Daan zou blij zijn dat de huidige Daan eindelijk zijn privéleven op orde heeft. En dat ik enigszins gesetteld ben, betekent nog niet dat ik één en al lethargie ben geworden, hé. In mijn hoofd ben ik nog altijd een anarchist. Ga op een willekeurige weekdag met me op de lappen in Brussel, en je zal merken dat ik nog altijd graag het zwijn uithang. (Lacht) Alleen heb ik nu een onderduikadres om af en toe te ontsnappen aan de uitwassen van het rock-‘n-rollbestaan.

Laat ik mijn leven eens met een fietstocht in de Ardennen vergelijken. Het leven gaat voortdurend bergop en bergaf, en af en toe kom je een plateau tegen. Wel, ik denk dat ik nu op mijn twee kilometer plat zit. In het beste geval volgt er hierna nog een klim, maar voor hetzelfde geld gaat het weer steil bergaf. In afwachting daarvan ben ik allang blij met mijn twee kilometer plat.

MANHAY

Op 25/4 uit bij PIAS

Door Vincent Byloo / foto’s Charlie De keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content