Kindsterretjes: meestal zijn ze lang voor hun achttiende alweer vergeten – of in het geval van Vanessa Paradis en Natalie Imbruglia: besprongen door Lenny Kravitz. Niet zo Robyn. Het Zweedse popprinsesje heeft na een ongelukkige tienercarrière zowaar haar eigen platenlabel uit de grond gestampt. ‘Je eigen parcours uitstippelen: heerlijk.’

Robyn Mirian Carlsson, CEO of Konichiwa Records’: zo staat het op haar visitekaartje. Ze ziet eruit als het dwergzusje van Nina Persson, maar Robyn heeft er al een turbulente carrière opzitten. Aan het handje van producer Max Martin, de auteur van onder andere Baby One More Time en Oops!… I Did It Again, veroverde ze Scandinavië en de Verenigde Staten. Tot ze genoeg had van haar bazige platenfirma en de flauwe synthpop waarmee ze vereenzelvigd werd. Ze turnde zich om tot feministische discodiva en riep haar eigen platenlabel in het leven. Daarop is in Zweden drie jaar geleden het titelloze Robyn verschenen, dat op de tonen van hitsingle With Every Heartbeat nu eindelijk ook naar onze contreien is overgewaaid.

Ben je zo zoetjesaan niet uitgepraat over die plaat?

Robyn: Na de honderden, misschien wel duizenden interviews die ik de voorbije jaren heb gegeven, zijn er nog altijd journalisten die naar mijn favoriete kleur of mijn geluksgetal vragen. Dát soort interviews ben ik inderdaad beu, maar zolang het over mijn muziek gaat, blijf ik het leuk vinden.

Hoe kijk je ondertussen terug op de periode daarvóór, toen je je geketend voelde door allerlei foute platenbonzen en marketeers?

Robyn: Ik kan het in één woord samenvatten: tijdverlies. Weet je, ik ben in de jaren tachtig opgegroeid met de muziek van Bowie, Kate Bush, Prince en Cyndi Lauper: ontegensprekelijk popartiesten, maar wél met een eigen geluid en persoonlijkheid. Dat wilde ik ook kunnen: toegankelijke en zelfs ronduit commerciële muziek maken, maar wel voor honderd procent mezelf blijven. Het heeft lang geduurd voor ik inzag dat BMG, mijn toenmalige platenfirma, me die vrijheid niet zou gunnen.

Welke bemoeienissen vond je het ergst?

Robyn: Eigenlijk komt het erop neer dat een major al zijn artiesten promoot volgens een en dezelfde marketingstrategie. Als artiest heb je geen andere keuze dan je daarin te schikken; eigen ideeën aanbrengen heeft absoluut geen zin. Als ze niet in hun vastomlijnde zakenmodel passen, willen ze er niet eens over nadenken. Je bent dus in handen van een paar gehaaide zakenlui die verwachten dat je doet wat ze van je vragen. Zij beslisten bij welke radiozenders ik mijn plaat moest gaan promoten, en zij beslisten welke regisseur mijn videoclips zou maken. Dat die radiozenders volgens mij alleen maar slechte muziek draaiden, en dat ik die regisseur een charlatan vond: tant pis.

Naïeve tienermeisjes zijn misschien bereid om dat soort toegevingen te doen en compromissen te sluiten, maar ík niet. Mijn ouders hebben altijd met hun eigen theatergezelschap getoerd. Artistieke onafhankelijkheid was voor mij dus een evidentie. Maar BMG dacht daar helemaal anders over.

En dus besloot je een eigen label op te richten, Konichiwa Records. Hoe begin je daar in godsnaam aan?

Robyn: Op dezelfde manier waarop jij morgen een eigen tijdschrift uit de grond kan stampen: je vertrekt van je eigen ervaring en bouwt verder op je connecties. Ik ben beginnen rondbellen naar allerlei kennissen uit de business om te vragen of ze met mij een nieuw label wilden oprichten. Je hebt nu eenmaal expertise nodig, en die heb ik grotendeels gevonden bij het Zweedse filiaal van mijn gewezen platenfirma. Die mensen overtuigen van de levensvatbaarheid van zo’n label was niet moeilijk. Aangezien ik zowat de bekendste zangeres van Zweden ben, hadden ze er meteen vertrouwen in.

Voor de rest heb ik zelf veel geld geïnvesteerd, en op basis van mijn naambekendheid was het niet moeilijk om sponsors en partners te vinden om het businessmodel rond te krijgen. Op een mooie dag heb ik met mijn naaste medewerkers in mijn keuken officieel mijn onafhankelijkheid uitgeroepen (lacht). Zo simpel was dat.

Ik neem aan dat je als platenbaas iets gevoeliger bent geworden voor een fenomeen als illegaal downloaden.

Robyn: Ik ben altijd al tegen het illegaal downloaden van muziek geweest. Of een artiest nu bij een grote platenfirma zit of niet, het blijft broodroof. Maar je hebt wel gelijk: vroeger bleven die gemiste inkomsten iets abstracts, nu voelt het alsof ze letterlijk in mijn portemonnee zitten te graaien (lacht). Als die freeloaders al ergens goed voor zijn, dan wel omdat ze de ingedommelde platenbonzen hebben wakker geschud. Al tientallen jaren zitten die grumpy old men te teren op compleet voorbijgestreefde mechanismen en formules. Eén voorbeeld om je een idee te geven: toen ik tien jaar geleden mijn eerste platencontract tekende, stond daarin nog altijd een clausule die de uitkering van royalty’s koppelde aan de vergankelijkheid van schellak: het materiaal waaruit platen vervaardigd werden vóór men vinyl begon te gebruiken. Die clausule dateerde van de jaren dertig en veertig! Dat geloof je toch niet?

Is Max Martin, je vroegere producer die ook tientallen hits heeft geschreven voor *NSYNC, Backstreet Boys en Britney Spears, ook zo’n grumpy old man?

Robyn: Ik was zestien toen ik met ‘m samenwerkte, dus in mijn ogen was hij natúúrlijk een oude vent (lacht). Ik heb veel respect voor de meesterlijke songschrijver en producer die hij is, alleen jammer dat hij artiesten louter beschouwt als stemmen die zijn composities inzingen, vertolkers van zijn materiaal. Ik bel ‘m nog wel eens om advies te vragen als ik in de knoop lig met een liedje, maar alles bij elkaar ben ik blij dat ik nu een groot deel van mijn songs zélf schrijf. Tien jaar geleden, toen ik enkel uitvoerend werk deed, voelde ik me haast een zingende action doll. Nu heb ik voor het eerst in mijn carrière het gevoel dat ik als zangeres een levend wezen ben. Ik besta! Geen onaangenaam gevoel eigenlijk.

Door Vincent Byloo

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content