Ze zijn de beloftes van gisteren. De sterren van morgen. Maar vooral: de jeunes premiers van vandaag. Focus Knack portretteert een zomer lang zes jonge wolven. Drie mannen. Drie vrouwen. De jongste 25, de oudste 34. Een acteur. Een cineaste. Een fotografe. Een muzikant. Een schrijfster. En een neveneffect. Generatie Nu.Zijn familienaam heeft een haast mythische bijklank.Maar Matthias Schoenaerts redt het ook op eigen kracht, getuigen zijn opgemerkte rollen in ‘Meisje’, ‘Any Way The Wind Blows’, ‘Linkeroever’ en – binnenkort – ‘Loft’. Ontmoeting met de Vlaamse Sean Penn. ‘Mensen zijn als wiskunde.Ze kunnen alles verklaren, behalve zichzelf.’

Een middag op het dak van het Hilton in Antwerpen. Een acteur en een journalist zitten te praten.Twee maatpakken komen bij hen staan.

‘Goeiemiddag, heren. Security. Mogen wij u vragen wat u hier zit te doen?’

De acteur, zonder verpinken: ‘Wij hebben een afspraak met Erik Van Overbeke, mijnheer. Een gast in uw hotel. Hij vroeg of we hier konden wachten.’

‘Erik Van Overbeke, zei u?’

Een van de maatpakken haalt een telefoon uit zijn zak.

”Erik’ met ‘k’, jawel. En ‘Van Over-beke’ in twee woorden. Met één ‘e’.’

‘Even horen. Receptie? Security. We staan hier op het dak bij twee heren die beweren te wachten op ene Erik Van Overbeke. Kan u dat even check… Geen Erik Van Overbeke in het register? Weet u dat helemaal zeker? Goed. Dank u.’ (Tot de acteur en de journalist:) ‘Ik geloof dat we een probleem hebben, heren.’

De acteur, nog steeds zonder verpinken: ‘Momentje, we kunnen dit oplossen.’ (Vormt een ‘nummer’ op zijn gsm.) ‘Erik? Ja, voice mail, natuurlijk. Erik? Matthias hier. Zeg, Erik: we zitten op het dak van het Hilton. Zoals je gevraagd had. Maar de security vindt je naam niet in het register. Is er iets misgegaan? Bel me, Erik. Laat iets weten. Ciao.’ (Diepe zucht) Altijd hetzelfde met die gast. Niet te vertrouwen.’

En offwe go. Vijf verdiepingen naar beneden. Geëscorteerd door vier woedende ogen.

‘Vijftien jaar geleden’, zegt Matthias Schoenaerts op weg naar buiten, ‘zou ik rel geschopt hebben.’ ‘Ik heb alle recht om hier te zitten’, zou ik geprotesteerd hebben. ‘Het stad is van iedereen.’ Uiteindelijk zouden ze dan de politie gebeld hebben. Man, ik was een eikeltje, vroeger.’

‘Ik héb er trouwens nog vaak gezeten, op het dak van het Hilton. Heelder namiddagen. Ongestoord. Vandaar dat ik er voor het interview nog eens naar wilde terugkeren. For old times sake. Maar sinds Herman Brood in Amsterdam van het dak sprong, zijn ze duidelijk voorzichtiger geworden.’

Hij rolt een sigaret met zijn laatste kruimels tabak. (‘De enige zonde die ik niet kan laten.’)

‘Zullen we een koffie drinken?’, stel ik voor. ‘Op een terrasje? Zoals de grote mensen?’

‘Goed’, glimlacht hij. ‘Graag, zelfs.’

Matthias Schoenaerts. ‘Tegelijk jongen en man’, had regisseur Ivo Van Hove ons gewaarschuwd. Of nog: ‘Een speelvogel, maar van de intense soort’, in de woorden van Erik Van Looy. Een onverbeterlijke speelvogel die eind vorig jaar 30 werd. Maar die er toen wel al een heel leven opzitten had.

Was dat een grote kaap voor jou: 30 worden?

Matthias Schoenaerts: Dat heeft toch wel iets met me gedaan, ja. Plots was het besef daar dat de tijd niet stilstaat. En dat is tamelijk onzacht aangekomen, moet ik zeggen. Niet dat het gevoel van for-ever young nu weg is. Daar niet van. Maar forever voelt nu wel een pak minder eeuwig aan dan een paar jaar geleden.

Onlangs hoorde ik iemand bezig over zijn quarterlife crisis. Maar ik zie het eerder in termen van een all life crisis. Het leven is één lange reeks crisissenen catharsissen, nee? Dat is toch nietgebonden aan een bepaalde leeftijd?De puberteit bijvoorbeeld, die is ook nooit aan mij besteed geweest. Ik was niet opstandiger op mijn zestiende danop mijn negende. Ik werd gewoon in opstand geboren. (lacht)

Veel prille dertigers hebben welhet gevoel: ‘De speeltijd is voorbij.’ Jij ook?

Schoenaerts: Ik merk dat ik anders met tijd omga tegenwoordig. Zuiniger. Ik probeer er minder mee te morsen. Maar tijd verliezen hoort erbij, zeker, als je opgroeit? En dan nog. Kan een mens eigenlijk wel tijd verliezen? Verloren tijd is nooit helemáál verloren, toch?

Ik heb het gevoel dat ik vooral verantwoordelijker ben geworden. Werkbaarder, ook. De hoeken zijn wat ronder. Ik maak er tegenwoordig een erezaak van om mijn afspraken na te komen. Je kunt niet eindeloos een ongeleid projectiel blijven, hé.

Ik sport ook veel, dat helpt me om mijn energie een beetje te kanaliseren. Ik ga vaak voetballen. En twee avonden per week doe ik aan Thaibox.

Thaibox?

Schoenaerts: Klinkt louche, hé. (lacht) Maar er komt ook veel techniek, snelheid en psychologie bij kijken. Echt. ’t Is veel meer dan gewoon maar kracht en brutaliteit. Anyway. Ik doe geen competitie of zo. Ik heb genoeg aan de trainingen. Twee uur lang zweten als een rund: héérlijk.

Ongeleid projectiel

‘Je kunt niet eindeloos een ongeleid projectiel blijven’, zeg je. Ben je dat lang geweest?

Schoenaerts: O ja. Absoluut. Maar eigenlijk praat ik daar niet graag over. Dat gaat al snel richting sensatie, nee? Ik heb daar ook veel van ge deleted moet ik zeggen. Uit mijn hoofd gewist. Als ik ooit nostalgisch word, wil ik alleen goeie dingen om aan terug te denken.

(Na heel wat aandringen) Ik ben in zes scholen aan de deur gezet. Zelfs aan de filmschool in Gent, toch niet bepaald een jezuïetencollege. Ik heb lang een soort onweerstaanbare drang tot ongehoorzaamheid gehad. Alles wat ook maar een beetje naar regel rook, moest ik overtreden. Tragisch, hoor. Want zo verknoeide ik ook een hoop mooie kansen.

Tot mijn zestiende voetbalde ik bij den Beerschot. Linksbuiten. ‘Je hebt het, Matti’, kreeg ik daar ganse dagen te horen. ‘Je kan een hele grote worden.’ Alleen: daarvoor moest ik op gezette momenten trainen, natuurlijk. En dat was dan weer te veel gevraagd. Toen ik naar de B-kern kon, ben ik gestopt. Gedisciplineerd leven voor mijn sport, dat zag ik niet zitten. Op commando toch niet, want ik heb een ijzereren zelfdiscipline, en eigenlijk doe ik niets liever dan voetballen. Hadden ze me minder gepusht, dan was ik vanzelf voetballer geworden. Stoem, denk ik nu.

Op je zestiende werd je een tijdlang in een gesloten instelling in Brasschaat geplaatst. Hoe kwam het zover?

Schoenaerts: Een samenloop van dingen. Ik spijbelde veel. De politie pakte me een paar keer kort na elkaar op voor van alles en nog wat. En ik had ook niet de meest stabiele thuissituatie. Vier jaar eerder, op mijn twaalfde, had de jeugdrechter al eens gedreigd met een plaatsing. En de tweede keer was er geen lieveheren meer aan.

Eigenlijk ben ik in die instelling acteur geworden. Of beter: eigenlijk heb ik daar voor het eerst beseft dat ik acteur was. De dag dat ik binnen moest, zei ik tegen mezelf: ‘Ik ga hier een heilige spelen. Ik ga ervoor zorgen dat iedereen hier denkt: ‘Dat ventje is hier per vergissing terechtgekomen.’ En zo gebeurde dat ook. Na drie maanden observatie – het absolute minimum – kon ik beschikken. (lacht)

Had het slecht met je kunnenaflopen?

Schoenaerts: Ik ben een paar keer door het oog van de naald gekropen, ja. En niet alleen door mijn eigen schuld. Toen ik vijf was, zweefde ik al eens een paar dagen tussen leven en dood. In coma geslagen door een marktkramer. Ik was in al mijn kinderlijke onstuimigheid met mijn fietsje tegen zijn kraam gereden. En blijkbaar sloegen bij hem de stoppen toen door. Maar op dat soort momenten – er zijn er zo nog geweest – heb ik altijd een fantastische bewaarengel gehad.

Ik wil niet dramatisch klinken, maar soms denk ik dat De Kleine Prins mijn redding is geweest. Die voorstelling die ik op mijn achtste samen met mijn vader deed. Die creatieve energie die ik daar voelde, maakte ontzettend veel indruk op me. Die passie, ook. Dat intense werk. Die prachtige tekst. En die heftige reacties van het publiek. Op de een of andere manier heb ik na die ervaring altijd onbewust een verlangen naar schoonheid in me gedragen. Scheppen, dat was wat ik wilde in het leven. Schoonheid creëren. Hoewel dat na De Kleine Prins nog een hele tijd voor mezelf verborgen bleef.

Graffiti beginnen spuiten was een eerste stap in de goede richting. Maar de grote ommekeer, die is er toch gekomen toen ik aan het Conservatorium theater ging studeren. Na het eerste trimester kreeg ik een fantastische evaluatie. Het maximum van de punten, maar dat mag je niet schrijven, dat komt te stoeferig over. Dat mensen als Dora Van der Groen en Ivo Van Hove in mij geloofden, dat was… Dat is belangrijker voor mij geweest dan ik ooit zal kunnen uitleggen.

In de goot

Opmerkelijk. In een vroeger interview verweet je je vader vaak dathij geen tijd had voor jou. Nu zeg je eigenlijk: ‘Hij heeft me geholpen om iets van mijn leven te maken.’

Schoenaerts: (Blaast)Hoe oud was ik toen ik dat interview gaf? Zestien? Zeventien? Dan neemt een mens zijn ouders al eens iets kwalijk, hé.

Ik heb onlangs een oud Humo-interview met mezelf teruggevonden. Zo hevig, zo brutaal, zo ongenuanceerd – pijnlijk. ‘Ik rot nog liever in de goot dan in ‘Familie’ mee te spelen’, was de kop. Dat zegt genoeg, nee? (lacht)

Wanneer kwam de kentering?Wanneer besefte je wat vooruitzonderlijke vader je had?

Schoenaerts: Toen hij op zijn 73e een tijd lang op sterven lag. In 1999 was hij in de psychiatrische afdeling van het Stuyvenbergziekenhuis opgenomen met een manisch-depressieve psychose.En daar was hij in een coma geraakt, door de medicijnen die dat moesten onderdrukken.

Toen ik bij hem ging waken in het ziekenhuis, voelde ik plots een enorme verbondenheid. Tot dan toe had ik nooit een goede relatie met hem gehad. Maar daar, aan zijn bed, voelde ik plots met elke vezel in mijn lichaam: ‘Ik hou zielsveel van deze man.’

Diep vanbinnen had ik altijd wel geweten dat mijn vader een wonderlijke man was. Ook al was met hem samenleven vaak minder wonderlijk. Maar in het licht van de dood sloeg alle wrok plots om in liefde.

Toen je vader uit het ziekenhuis ontslagen werd, kwam hij bij je wonen. Dat was jouw idee, niet?

Schoenaerts:(knikt) De dokters hadden hem opgegeven toen hij in coma ging. De gedachte dat hij zou sterven was ondraaglijk, werkloos zitten toekijken was de hel. Toen kwam het idee: ‘Als hij hier uitkomt, ga ik dit fiksen.’

Een paar extreem kritische dagen later werd mijn vader als bij wonder weer wakker. En na een heel moeilijke revalidatie hebben we toch nog zes ongelooflijke jaren gehad. Op de valreep zijn we toch nog vader en zoon geworden. En zoveel meer. Dat was het mooiste cadeau dat het leven me kon geven.

Jij was 21 toen hij bij jou kwam wonen. Dat is jong om zo’nverantwoordelijkheid te nemen.

Schoenaerts: Ja, maar ik dacht daar niet over na, vreemd genoeg. Jeugdige overmoed, zeker? Plus: ik stond er ook niet alleen voor, mijn moeder hielp me bij alles.

Weet je, iedereen heeft het altijd over mijn vader, en wat voor grote meneer hij was. En dat is ook absoluut zo. Maar mijn moeder, dat is pas een straffe madam. Amai. Net zo begeesterd en bevlogen als mijn vader. Iemand die voor drie leeft, maar altijd liefdevol. Een vrouw om te koesteren. Groot.

Je acteert en je schildert, tweedingen waarin je vader ook uitblonk. Heb je daar wel eens bijstilgestaan?

Schoenaerts: Ja, maar ik probeer me daar niet al te veel vragen bij te stellen. Waarom zou ik ook? ’t Is iets puur gevoelsmatigs. Ik kan niks verzinnen dat ik liever zou doen.

’t Is met mensen zoals met wiskunde, heb ik al gemerkt. De wiskunde kan alles verklaren, behalve zichzelf.

Aarde, wind & vuur

Je vader stond bekend als een genie dat zichzelf met moeite aankon. Hij zei een paar keer dat hij – letterlijk – ziek werd als hij niet werkte.Zit die obsessieve kant in jou?

Schoenaerts: Ik moet daarvoor opletten, ja. Als ik heel erg in iets opga, kan ik mezelf compleet verliezen. Dan vergeet ik te eten en te slapen, en dan kom ik in een roes terecht. Aan de ene kant is het mooi om zo intens met iets bezig te kunnen zijn. Als de controle wegvalt, overstijg je de vaste formats en word je authentiek. Maar aan de andere kant heeft dat ook iets… griezeligs.

Manisch-depressiviteit is eenerfelijke aandoening. Heb je jezelf ooit laten screenen?

Schoenaerts: Nee, en ik zou ook niet weten waarom. Allez, stel dat ik een verhoogd risico heb om het te ontwikkelen, wat zou ik dan met die informatie moeten doen? Me hele dagen zorgen lopen maken? Nu al neuroleptica beginnen slikken, om alle pieken en dalen te vervlakken? Da’s ook geen optie, hé: preventief flatlinen. Nee. Het enige wat ik kan doen, is waakzaam zijn. En als het ooit zou toeslaan: het zoveel mogelijk uitbuiten. (grijnst)

Je vader zei ooit: ‘Je kan nietmanisch-depressief genoeg zijn.’Begrijp je dat?

Schoenaerts: Absoluut. Want wat hij eigenlijk bedoelde was: je kunt niet intens genoeg leven.

Het kan vreemd klinken, maar soms denk ik dat de ‘gekte’ die mijn vader werd toegeschreven zijn grote geluk is geweest. Ik zeg bewust ‘gekte’ en niet ‘ziekte’, omdat ik het zelf nooit als een ‘ziekte’ heb ervaren. Mijn vader was van nature een uiterst gevoelige mens, met een uitzonderlijke verbeelding. Een geniaal talent. En zijn manische depressiviteit hielp hem om daarmee in tune te blijven. Waarom reageerden mensen zo fel als hij speelde, denk je? Waarom keken ze zo gebiologeerd? Omdat hij buitengewoon intens was. En omdat hij daardoor aarde, wind en vuur tegelijk kon zijn.

Kwetst het je dat veel mensen…

Schoenaerts:(onderbreekt) ‘Ziekte’, dat heeft ook veel met perceptie te maken, denk ik. Zeker in het geval van mijn vader had ik soms eerder het gevoel dat hij verlost was dan ziek. Hij had de grootste moeite met de praktische, alledaagse kanten van het leven, dat is zeker. Daar maakte hij telkens een gigantische, niet te overziene puinhoop van. En dat wil ik zeker niet romantiseren. Maar je geen fluit aantrekken van regels, verwachtingen en normen, dat heeft toch ook iets… schoons?

Gezocht: kloten

Een quote van Josse De Pauw:’Een acteur moet zijn ego goedsoigneren, want dat is het enige wat hij heeft.’

Schoenaerts:Hmmm. Ik denk dat een acteur vooral zijn verbeelding moet soigneren. En zijn verwondering. Een acteur moet nieuwsgierig blijven. Lezen. Tentoonstellingen bezoeken. Mensen observeren op straat. Zichzelf openstellen voor dingen.

Acteren is niet doen alsof, dat is een misverstand. Een acteur moet niet in de huid kruipen van iemand anders. Hij moet zoveel mogelijk dingen onder zijn huid laten kruipen. Een acteur moet eerlijk zijn, dat is het. Authentiek. Zelfs als hij liegt, moet hij oprecht zijn.

Een wat vreemde vraag, misschien. Maar is acteren eigenlijk moeilijk?

Schoenaerts: Moeilijk? Da’s een beetje een raar woord als het daarover gaat, vind ik. Bij ‘moeilijk’ denk ik aan turners. Acteren heeft voor mij meer met intensiteit te maken. Met de gevoeligheden van het mens-zijn. Bij momenten vind ik dat toch een vrij complex, heftig en vermoeiend gebeuren.

Er is wel een devaluatie aan de gang van de acteursstiel, merk ik tot mijn grote spijt. Metier ruimt steeds meer plaats voor opportunisme, precies zoals Andy Warhol voorspeld had. Maar da’s eigen aan deze tijd, zeker?

Daar wilde ik naartoe. Vroegerhadden acteurs vaak een mythische status. Je vader niet het minst. Zulke impact hebben jonge acteurs niet meer. Zeker niet in het theater.

Schoenaerts: Toeschouwers die zitten te huilen van ontroering, zoals vroeger, dat zie je inderdaad niet meer. Maar de vraag is waarover dat het meest zegt: de acteurs of de manier waarop we met onze gevoelens omgaan tegenwoordig. We zijn er niet echt fijngevoeliger op geworden, hé.

Mensen hoeven ook niet meer naar theater te gaan om ontroerd te worden, of een schop te krijgen waar het pijn doet. Daar hebben ze tegenwoordig driehonderd televisiekanalen voor.En een paar miljard websites.

Jijzelf hebt al jaren geen theater meer gedaan. Omdat film meer leeft?

Schoenaerts: Op dit moment ben ik er gewoon veel liever mee bezig. Film is voor mij het medium der mediums – dat heb ik altijd al gevonden. Ik ben ook al een tijdje aan een script voor een langspeelfilm aan het schrijven, die ik ook graag zelf zou regisseren.

Plus, ook niet onbelangrijk: voor film moet je minder ver vooruitkijken.Theaterproducties worden heel ver op voorhand gepland. Eén, soms zelfs twee jaar. Maar daar heb ik het enorm moeilijk mee, met mijn temperament. Ik wil het gevoel hebben dat ik elk moment op wereldreis kan vertrekken. Ook al doe ik het niet.

Een veel gehoorde klacht is datde Belgische filmmarkt nauwelijks leefbaar is: ‘De enige manier om hier films te maken, is iedereente weinig betalen.’

Schoenaerts: Ik denk dat we daar heel erg mee moeten oppassen. Met een paar honderdduizend euro een film maken die eruitziet alsof hij een miljoen heeft gekost: allemaal goed en wel. Maar dat gaat wel ten koste van een hoop dingen, hé. Het mag niet vanzelfsprekend worden dat hele filmploegen, inclusief acteurs, hier onderbetaald worden, vind ik. Of onmenselijke uren moeten kloppen.

Centen zijn ontegensprekelijk het grootste probleem van de Vlaamse film. Maar ik heb het gevoel dat we ook kloten missen, en een smoel. Ik wil niet veralgemenen, er worden hier ook goeie dingen gemaakt. Maar veel Vlaamse films vind ik toch ontzettend vrijblijvend. Alleen al de verhalen die we hier vertellen: zijn dat ónze verhalen wel? En worden die verhalen wel verteld vanuit een oprechte noodzaak? Ik weet het niet, hoor.

Je hebt de reputatie heel kieskeurig te zijn. Terecht?

Schoenaerts: Iets moet honderd procent juist aanvoelen voor ik ‘ja’ zeg, dat klopt. Zowel het script als de rol en de mensen met wie ik werk. Het leven is te kort om dingen te doen waar je niet achter staat, toch?

Ik besef wel dat het een enorme luxe is, zo streng kunnen zijn. Wat dat betreft, is België wél het paradijs op aarde. In het buitenland is de economische realiteit veel dwingender. Daar hebben ze geen sociaal vangnet zoals hier.

Droge boterhammen

Heb je het gevoel dat je veel offers moet maken om het leven te kunnen leiden dat je nu leidt?

Schoenaerts: Offers? Dat niet, nee. Maar ik heb het mezelf wel al moeilijk gemaakt door zo kieskeurig te zijn. Zeker financieel. Er zijn maanden geweest – jaren, zelfs – dat ik moest rondkomen van een uitkering van 600 euro per maand. Omdat ik projecten geweigerd had waar ik niet achter stond, maar waar ik wel goed van had kunnen leven. Gelukkig heb ik nooit veel meer nodig gehad dan een paar droge boterhammen en een plek om te slapen.

Voor alle duidelijkheid: ik haal daar verder geen trots uit, hoor. En ik voel me zeker niet beter dan mensen die andere keuzes maken. Ik besef goed dat het een luxe is om zo kieskeurig te kunnen zijn. Dat kan alleen omdat ik geen gezin heb, en geen andere verantwoordelijkheden van die orde.

Morrissey zei een tijdje geleden in dit blad: ‘Ik heb soms het gevoel dat het beroep van artiest speciaal voor mij uitgevonden werd. Iemand als ik op de arbeidsmarkt – je mag er niet aan dénken.’

Schoenaerts: Dat herken ik dan weer wél helemaal. Ik heb een paar vrienden die heel zwaar werk doen, in de bouw en in de haven en zo. En daar heb ik grandioos veel respect voor. Maar zelf zou ik al na twee dagen knettergek worden.

Nee. Een wereld met allemaal mensen zoals ik, dat zou geweldig fout aflopen.

Heb je het ooit een eerlijke kansgegeven: een échte job?

Schoenaerts: Buiten de artistieke wereld? Nee. Of toch, wacht. Op mijn vijftiende heb ik een keer een studentenjobje gehad. Afwasser in een pizzarestaurant. De vuilste schotels verstopte ik in de schuiven en onder de kasten. (Droog) Na een paar dagen belde de baas dat ik niet meer terug moest komen. Maar goed. Il faut de tout pour faire un monde, zeker?

Door Wouter Van Driessche Foto’s Jurgen Rogiers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content