De Amerikanen die in één stuk terugkeren uit Irak, zijn daarom nog niet ongeschonden. Na ‘Flags of Our Fathers’ – waarvoor hij het scenario pende – haalt Paul Haggis met ‘In the Valley of Elah’ opnieuw de oorlogsheld van zijn voetstuk. ‘Deze oorlog verandert soldaten in psychopaten.’

In London wordt Paul Haggis op handen gedragen. London, Ontario bedoelen we: de Canadese stad waar de cineast opgroeide en waar zijn ouders een theater uitbaatten. Toen hij er zijn broek versleet op de schoolbanken had niemand kunnen vermoeden dat de stad ooit een park naar hem zou noemen. Maar vandaag is de belabberde leerling van weleer een gevierd Hollywoodcineast. Na zijn studies filmkunde ontpopte hij zich immers tot een succesvol scenarist en vervolgens ook tot regisseur die in 2004 twee Oscars wegkaapte met Crash.

Waarmee hij in een positie is beland waar zijn woorden enig gewicht krijgen, iets waar Haggis dankbaar gebruik van maakt. Hij heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat hij een overtuigde liberal is, een progressieveling. Zo richtte hij mee de vereniging Artists for Peace and Justice op en is hij ook verbonden aan het Centre for the Advancement of Non-Violence. De link naar zijn nieuwe film In the Valley of Elah is snel gelegd. Daarin speelt Tommy Lee Jones een beroepsmilitair op rust die trots is dat zijn zoon in zijn voetsporen is getreden. Tot die zoon kort na zijn terugkeer van het Iraakse front op mysterieze wijze verdwijnt. Als het leger hem geen bevredigende uitleg kan of wil verschaffen, gaat de Vietnamveteraan met de hulp van een jonge politieagente (Charlize Theron) op zoek naar de ware toedracht.

U bent een Canadees. Voelt u toch een persoonlijke verantwoordelijkheid voor de oorlog in Irak?

Paul Haggis: Ik heb zowel het Amerikaanse als het Canadese staatsburgerschap. Ik ben geboren in Canada maar woon al 30 jaar in de States. Dus ja, ik voel me inderdaad persoonlijk verantwoordelijk, net zoals iedereen trouwens. Daarom vond ik het belangrijk om geen politieke kant te kiezen in deze film. Ik wou niemand met de vinger wijzen om de heel eenvoudige reden dat we allemaal even schuldig zijn. De ene helft steunde de oorlog in Irak, de andere liet het gebeuren. Dat was ook het uitgangspunt van Crash. Ik wou geen verhaal vertellen over die vreselijke racistische rednecks in het zuiden van de States, maar over de racistische trekjes in mezelf en bij alle andere progressievelingen in Santa Monica (lacht).

Is ‘In the Valley of Elah’ het resultaat van algemeen onbehagen of was er een specifieke aanleiding?

Haggis: Ik kreeg het idee voor de film midden 2003, toen ik online vreselijke beelden van de oorlog zag opduiken. Die beelden kwamen niet van het Pentagon of van de reguliere nieuwsmedia. Op dat moment stond 80 % van het land achter de koers die George W. Bush voer, zag je overal Amerikaanse vlaggetjes wapperen en werd iedereen die het aandurfde om vragen te stellen meteen bestempeld als een landverrader. Maar toen ik die beelden zag, kreeg ik het echt benauwd. Het eerste was een rockvideo die een van de soldaten in Irak had gemaakt op zijn laptop. Het grootste deel bestond uit shots van 18- of 19-jarige jongens die hun geweren afvuurden, maar er waren ook shots van een soldaat die poseerde naast een gruwelijk verbrand lijk of een afgerukte arm liet zien. Alsof het niets was. Toen ging er iets bij me dagen: het zijn geen psychopaten die we naar het front sturen maar mannen en vrouwen die veel dapperder zijn dan ik. Maar blijkbaar gebeurt daar iets met hen, iets wat ervoor zorgt dat ze afgestompt raken.

U bent met heel wat oorlogsveteranen gaan praten. Had u het niet moeilijk met al de gruwelverhalen die ze u vertelden?

Haggis: Dat kwam vreemd genoeg pas later. Ik heb met honderden veteranen samen gezeten en de dingen die ze me vertelden waren vaak echt verschrikkelijk. Maar omdat ik aan mijn film dacht, zat er als het ware een filter tussen hun woorden en mijn hoofd. Ik dacht voortdurend aan hoe ik die gruwelverhalen in het script kon verwerken. Het was pas toen ik de film helemaal af had en ging praten met twee soldaten die de film net hadden gezien, dat ik het moeilijk kreeg. Die filter was weg en toen ik hun anekdotes hoorde, kon ik alleen nog maar luisteren. Een van die twee was een ex-soldaat van een jaar of 25 die al verschillende onderscheidingen had gekregen maar die plots problemen kreeg. Hij had te veel dode burgers en verminkte lijken gezien en begon alles in vraag te stellen. Dus ging hij naar zijn overste, ook een beroepssoldaat, en die zei hem dat hij een keuze had: ofwel psychologische hulp zoeken, ofwel aan zijn carrière denken. Hij besloot het laatste te doen en op zijn tanden te bijten. Maar op de duur voelde hij zichzelf een automaat worden, compleet gevoelloos. Op een dag is hij doorgeslagen, zei hij, zonder details te geven. Hij werd terug naar huis verscheept, waar dokters de diagnose stelden dat hij aan een zware vorm van posttraumatisch stresssyndroom leed en dringend hulp nodig had. En wat denk je dat het leger gedaan heeft? Ze hebben hem een dwangbuis omgedaan, een helm op zijn hoofd gezet en drie maanden in eenzame opsluiting gestoken, tot hij zichzelf trachtte op te hangen met zijn schoenveters. Dan hebben ze hem ontslagen met de boodschap dat zijn probleem niets te maken had met de oorlog, maar er al was voor hij in het leger ging. Met als gevolg dat hij geen steun kreeg, medisch noch financieel. Vandaag is die man dakloos. Schandalig is dat.

Is het ooit anders geweest?

Haggis: Je kunt deze oorlog moeilijk met een andere vergelijken. Elke oorlog brengt vreselijke trauma’s mee, dat staat vast. Mijn grootvader, een trotse man, heeft nog meegevochten in de Eerste Wereldoorlog en hij heeft er nooit over willen praten. De Vietnamveteranen zijn vandaag een hele hulp en ze doen veel om die jonge soldaten te helpen, maar Vietnam was een heel ander conflict. Die oorlog werd uitgevochten in de jungle, terwijl de soldaten in Irak zich in steden bevinden. Ze worden met andere woorden veel vaker en directer geconfronteerd met menselijk leed. Leed dat ze vaak ongewild zelf aanrichten. Ze bevinden zich voortdurend in een situatie waar er burgers lopen tussen hen en de vijand, met alle gevolgen van dien. In de Tweede Wereldoorlog had je een soort morele plicht om te strijden tegen de nazi’s, om die onmensen een halt toe te roepen. In het geval van Irak is die morele plicht lang niet zo duidelijk en daar hebben veel soldaten het moeilijk mee. Ze vragen zich af waarom ze daar zijn, wat hun taak is. Ik vroeg aan zo’n soldaat of hij blij was dat hij aan vredehandhaving mocht doen en hij antwoordde dat hij geen idee had van wat vredehandhaving betekende. ‘Ik ben een strijder’, zei hij. ‘Ik ben goed opgeleid om wapens af te vuren en vijanden te doden. Het enige wat je moet doen, is me met de juiste reden naar het juiste doelwit sturen.’ Maar in Irak weten veel soldaten niet wat die juiste reden is.

De films die over Vietnam zijn gemaakt, kwamen er pas jaren nadat de oorlog afgelopen was. Nu is het conflict nog volop aan de gang. Is dat omdat de oorlog dit keer zichtbaarder is?

Haggis: Nee, hij is net meer onzichtbaar. Wij burgers hebben geen idee van wat zich daar allemaal afspeelt. Het grote verschil is dat de pers tijdens Vietnam haar werk deed. Ze bracht verhalen naar buiten die niet zo fraai waren en toonde ons dingen die we liever niet wilden zien. Nu weigeren de media de oorlog eerlijk te verslaan omdat ze bang zijn om het publiek van zijn stuk te brengen. Dat is namelijk slecht voor de kijk- en leescijfers. Terwijl we ons vandaag net niét op ons gemak moeten voelen. We zouden ons net zo slecht moeten voelen als de soldaten die daar in onze naam het vuile werk opknappen.

Is het de taak van cinema om de tekortkomingen van de pers op te vangen?

Haggis: Natuurlijk! Je hoeft maar te kijken hoe weinig journalisten de moed hadden om kritische vragen te stellen bij de richting waarop de regering-Bush aanstuurde. Iedereen knikte braaf ja. Een maand na de invasie stapte ik in Hollywood mee in een manifestatie tegen de oorlog, samen met duizenden anderen. De L.A. Times presteerde het om met geen woord over die betoging te reppen. Geen woord! Niemand had de moed om bedenkingen te maken, om zich af te vragen hoe je terrorisme kunt bestrijden door zelf nog meer terreur aan te richten. Daar geloof ik alvast niet in. Ik geloof wel in rechtvaardige actie. Ik ben niet van mening dat we ons straffeloos moeten laten aanvallen. Maar je moet er wel voor zorgen dat je om de juiste redenen handelt, niet omdat je makkers meer controle en olie willen grijpen in het Midden-Oosten.

Een duidelijk standpunt, maar daar is in de film weinig van terug te vinden.

Haggis: Dat komt omdat ik er alles aan gedaan heb om mijn persoonlijke opinie buiten de film te houden. Die is namelijk niet relevant. Het gaat niet om je politieke overtuiging, het gaat om een probleem waar we allemaal mee geconfronteerd worden. We moeten ons dus vooral niet laten verleiden tot een welles/nietes-spelletje over de vraag of de oorlog al dan niet gerechtvaardigd was.

Het personage van Charlize Theron wordt gekleineerd door haar collega’s omdat ze een vrouw is. Waarom vond u het belangrijk om dat element ook in het verhaal te verwerken?

Haggis: Ik weet ook niet altijd waarom ik dingen doe, maar het heeft zeker iets te maken met de manier waarop sommige vrouwelijke soldaten behandeld worden in Irak. Ik heb zoveel mogelijk realiteit door de film willen weven. Er zit maar één element in dat ik verzonnen heb, en dat is de vermoorde vrouw in de badkuip waar Charlize Therons personage naartoe geroepen wordt. En wat lees ik een paar weken nadat de film af is? Dat een soldaat die uit Irak teruggekeerd, was bekend heeft dat hij zijn vrouw verdronken heeft in hun bad (haalt zijn schouders op).

Bent u optimistisch over de komende jaren? Kan een nieuwe regering de knoop ontwarren?

Haggis: Ik weet nog niet zo zeker of we volgend jaar een nieuw bestuur krijgen en ik weet ook niet zeker of de Democraten zoveel beter zijn dan de Republikeinen. Vergeet niet dat het twee Democratische presidenten waren die de oorlog in Vietnam zijn begonnen, John Kennedy en Lyndon Johnson. Maar toch ben ik hoopvol gestemd, zij het eerder vanwege individuele personen dan politici. Politici zijn de laatsten van wie ik heil verwacht (lacht).

Door Ruben Nollet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content