‘Reculer pour mieux sauter’ – een stap achteruit zettenom verder te springen: dat is de afgelopen jaren het devies geweest van Bent Van Looy. De zanger van Das Pop verdweenvijf jaar uit de spots, maar wil binnenkort vanuit Londende wereld veroveren. Gesprek met the next big thing.’Popmuziek is de nieuwe religie. Het is wat onze generatie bindt.’

Zijn tred, dat is het eerste wat me aan hem opvalt. In mijn herinnering stapte hij al ontzettend snel, maar de voorbije jaren is hij duidelijk nóg een paar versnellingen hoger geschakeld. Hij jogt meer dan hij snelwandelt tegenwoordig, het begint zelfs naar hardlopen te neigen. Het past in elk geval bij zijn nieuwe woonplaats (Parijs), zijn nieuwe stopwoordje (‘extreem’) en de drie gsm’s die hij als wereldburger op zak heeft. (‘Een Franse, een Britse en een Belgische.’)

Bent Van Looy (32), frontman van de Gentse popgroep Das Pop, heeft zijn leven de voorbije jaren grondig heringericht.

‘De ochtend na mijn 30e verjaardagben ik – letterlijk – gaan lopen’, vertelt hij, in een Parijse koffiebar. ‘Tot dan had ik sporten altijd kunnen vermijden. Maar die ochtend deed ik mijn schoenen aan – sportschoenen had ik niet – en ging ik een uur lang lopen. Ik was definitief gestopt met roken. Dat had er zonder twijfel mee te maken. Ik had extreem graag en veel gerookt, ik werd gek zonder sigaret. Maar ik denk dat ik ook weg probeerde te lopen van mezelf. Het besef dat ik 30 geworden was, kwam extreem hard aan. Plots had ik het gevoel dat ik heel dringend van alles werk moest maken. Dat het nu was, of nooit meer.’

En dus blééf Bent Van Looy lopen. Sneller dan ooit.

Eerst van Gent naar Parijs, waar hij ging samenwonen met zijn Zwitserse vriendin. En dan van Parijs naar Londen, om er een platencontract te tekenen. Binnenkort komt na vijf jaar eindelijk de derde, titelloze plaat van Das Pop uit. Het zou een plaat vol ‘perfecte pop’ moeten worden, als we de Britse krant The Guardian mogen geloven. ‘Full of hummable hooks and creamy choruses.’The Times noemde hun eerste single al ‘monumental’. Als de hautaine Britse pers zo lovend is over een Belgische groep, dan weet je: er staan grote dingen te gebeuren. Maar laten we beginnen bij het begin.

Parijs is geen jonge stad, laat staan een popstad. Hoe ben je hier terechtgekomen?

Bent Van Looy: Ik ben mijn vriendin gevolgd. Zij werkt in de mode, voor haar is het hier echt de place to be. En zelf was ik na 14 jaar Gent ook wel aan wat anders toe. Gent is fantastisch, maar klein. Ik was er zachtjes aan het indommelen, het ergste wat je als muzikant kan gebeuren. Ik wilde me weer een beetje ontheemd voelen: weg uit mijn comfort zone.

In het begin zei Parijs me niets. Ik had altijd gedacht dat ik in Londen zou gaan wonen. Of in Berlijn, dé muziekstad. Parijs vond ik te oud, te statig, te weinig rock-‘n-roll. Maar intussen vind ik het hier extreem leuk. Ik geniet enorm van de grootte van alles hier. En van de afstand met Gent. Dingen die vroeger het einde van de wereld waren, zijn nu ontzettend futiel. Parijs is ook erg relaxt. Een beetje kunstmatig – alle ongewenste elementen worden buiten de ring gehouden, maar toch.

In Gent had Das Pop een uitgebreide kliek vrienden, met zelfs een eigen café. Was Parijs bij momenten niet vreselijk eenzaam?

Van Looy: De eerste weken wel. Behalve mijn vriendin kende ik hier niemand. Maar daar verlangde ik net naar. Het was te gezellig geworden in Gent.En dat is het begin van het einde.

Toen ik op mijn 16e van Antwerpen naar Gent verhuisde, kende ik ook niemand. Maar daardoor werd ik wel beste vrienden met Reinhard (Vanbergen) en Niek (Meul), en zo ontstond Das Pop. Als ik bij mijn ouders was blijven wonen, in plaats van op een zolderkamertje, was dat allemaal nooit gebeurd.

Waarom ging je op je 16e alleen wonen?

Van Looy: Problemen op school. Maar daar praat ik niet graag over. Laten we zeggen dat ik een en ander extreem grondig opgefokt had. En dat ik voor mijn eigen bestwil… weg moest.

Je klinkt alsof je de school in brand gestoken had.

Van Looy: Op een bepaalde manier wel, ja. (grijnst) Nee, serieus. Tot mijn 16e was ik heel verlegen. Typisch zo’n onderdeurtje dat gepest werd, en geslagen. Toen ik dan in mijn puberteit kwam… Ja, toen was de tegenreactie veel te extreem, natuurlijk. In minder dan zes maanden waren al mijn bruggen opgeblazen én al mijn schepen verbrand.

Toen ik in Gent ging wonen, was mijn pubercrisis wel helemaal voorbij. Ik wilde heel graag verder studeren aan de academie. Dat mocht ik van mezelf niet verprutsen, en dat motiveerde me om me te herpakken.

Bye bye Belgium!

Dit najaar brengt Das Pop na vijf jaar eindelijk een derde plaat uit, het titelloze ‘Das Pop’. Waarom hebben we daar zo lang op moeten wachten?

Van Looy: Omdat we helemaal van nul begonnen zijn. De plaat zelf was in een mum van tijd klaar. In veertien dagen stond alles op band, drie jaar geleden al. Maar toen we de CD-R met de rough mixes in handen hadden, wilden we het totaal anders aanpakken. We hadden geen zin om nóg eens langs dezelfde zalen te toeren, nóg eens op dezelfde festivals te spelen, en nóg eens tegen hetzelfde glazen plafond te botsen. Van dat vooruitzicht alleen al werden we ontzettend moe. En dus maakten we tabula rasa, en lieten we alles achter wat we tien jaar lang hadden opgebouwd.

Ik zie ons nog aan tafel zitten, de lange nacht dat we die beslissing namen: Reinhard, Niek en ik. Iemand had lekker gekookt, iemand was pintjes gaan halen bij de Pakistaan, en plots vroeg iemand: ‘Moeten we met deze plaat niet hoger mikken dan België alleen?’ We speelden alle drie met dat idee, bleek meteen. En dus besloten we om eens écht all the way te gaan.

Zoiets besluiten is één ding, maar hoe begin je daar concreet aan?

Van Looy: Als een kip zonder kop, natuurlijk. Vandaar dat het ook allemaal veel langer heeft geduurd dan voorzien. Zes maanden hadden we onszelf gegeven. In het worstcasescenario een jaar. Het werden er uiteindelijk vier. Had iemand ons dat toen gezegd, we warener nooit aan begonnen.

Eerst gingen we met heel veel pijn in het hart weg bij Rock’O Co, ons management- en boekingskantoor. Dat voelde bijna als een scheiding, want dat waren vrienden die samen met ons begonnen waren. Ze waren tien jaar lang heel correct geweest tegen ons, wat allesbehalve evident is in deze industrie. Ik ken genoeg muzikanten die nog altijd schulden afbetalen die anderen in 1993 maakten. Maar het plafond van Rock’O Co was ook ons plafond geworden. In het buitenland konden ze niks van gewicht in de schaal leggen.

In al onze naïviteit geloofden wedat weggaan bij ons management het halve werk zou zijn. We dachten dat we onze demo gewoon naar een paar Britse platenbonzen moesten sturen, en dat die elkaar de ogen gingen uitkrabben om ons te tekenen. Maar zo zit de wereld niet in elkaar, natuurlijk. Zelfs als je CD-R bij wonder op het juiste bureau terecht zou komen, zou niemand ‘m beluisteren. Ook bij kleine, crappy platenfirmaatjes is de standaardreactie: ‘Belgian band? I don’t think so.’ Alleen: vooraleer we dat begrepen hadden, was er al meer dan een jaar gepasseerd. En dan hadden we er nog drie te gaan.

Vier jaar lang was er echt niks meer. Alles hadden we opgeblazen, het enige wat we nog hadden, was een CD-R met veertig minuten muziek. Ons nieuwe contract met Ugly Truth tekenden we pas eind vorig jaar, op Kerstmis.

Ugly Truth is een sublabel van Sony BMG, een van de grootste Britse platenfirma’s. Hoe kwamen jullie bij hen terecht?

Van Looy: Door heel koppig te blijven verder wroeten. De voorbije jaren hebben we in de meest ondankbare achterafkamertjes gespeeld. Vaak voor – letterlijk – twee of drie man. Maar elke keer hielden we ons voor: ‘We moeten extreem goed spelen. Misschien is een van hen wel een talentscout die het licht ziet vanavond.’ Je hebt er zo maar één nodig, hé.

Uiteindelijk is het zo ook gegaan. Via iemand die ons tipte aan Mike Pickering (platenbaas van Columbia), die The Gossip tekende, en de Ting Tings. Die piste leverde niets op, maar plots had wel een aantal andere platenfirma’s interesse in ons. En zo zijn we dan, na veel vijven en zessen, bij Ugly Truth terechtgekomen.

De finale showcase, die zal ik nooit vergeten. Onder een brug in een buitenwijk in Londen was dat, in een studio met allemaal spiegels. ’s Ochtends om elf uur moesten we daar vier nummers gaan spelen voor de grote baas, die in een heel fancy designzetel zat. Keihard rocken in een spiegelpaleis, voor één toeschouwer, dat was gewoon… surrealistisch.

Vier jaar zonder management,platenfirma en – vooral -voorschotten is lang.Hoe overleefden jullie al die tijd?

Van Looy: We hebben alle drie een artiestenstatuut, gelukkig. Dat gaf toch al een zekere basis, en daar hadden we ook keihard voor gewerkt. En daarnaast deden we van alles en nog wat om te kunnen blijven investeren in ons buitenlandverhaal. We traden op en we maakten soundtracks voor (theaterstuk) Aalst en (langspeelfilm) Les Enfants de l’Amour. Reinhard schreef een paar arrangementen, en Niek deed een paar producties. En zelf kluste ik af en toe wat bij als DJen studiodrummer.

Dit gezegd: we hebben het niet breed gehad de voorbije jaren. Echt niet. Toen ik pas in Parijs woonde, kon ik me maar om de drie dagen een koffie permitteren. En nu nog heb ik amper 100 euro spaargeld opzij staan, voor noodgevallen. Gelukkig went dat: geldgebrek. Intussen kan ik er echt goed mee om. Toen ik pas muzikant was, moest ik het ook redden met 150 euro per maand.

Mensen moeten jullie gek hebben verklaard.

Van Looy: Dat viel nogal mee, eigenlijk. Iedereen leek het chic te vinden dat we alles op alles zetten om uit België weg te geraken. Enfin, dat was toch wat ze tegen ons zeiden. Ik weet natuurlijk niet wat ze achter onze rug vertelden.

Een van de geruchten was dat jullie een belachelijk dure plaat hadden gemaakt. Zogezegd durfde geen enkele platenfirma het financiëlerisico aan om jullie te tekenen.

Van Looy: Werd dat verteld? Da’s grappig. Das Pop moet een van de goedkoopste platen zijn die er de jongste jaren gemaakt zijn in België. We hebben ze helemaal zelf betaald, dus ik kan het weten.

Hebben jullie zich zelf nooit afgevraagd: ‘Is het dit allemaal wel waard’?

Van Looy: Geen moment. Ook al hebben we elkaar soms heel hard moeten motiveren om vol te houden. De ene dag stond de een sterker, de volgende iemand anders. Maar altijd was er wel iemand om de anderen eraan te herinneren waarom we moesten doorzetten. We hebben ook nooit een plan B gemaakt. Of juister: willen maken. Halverwege op onze stappen terugkeren was gewoon geen optie. Op moeilijke momenten dachten we: ‘We zijn nu toch al voorbij the point of no return.’ Ook al wasdat niet zo.

We hebben het ook overleefd omdat we elkaars beste vrienden zijn, denk ik. We zitten al langer samen in Das Pop dan we niét samen in Das Pop hebben gezeten. Dan kan je tegen een stootje.

Poëzie als pasmunt

Ugly Truth opereert vanuit Londen. Vergelijk eens met Gent, jullievroegere hoofdkwartier?

Van Looy: Oei. Dat zijn twee compleet verschillende universums. Die vallen bijna niet te vergelijken. De manier van praten, de snelheid van denken… dat is van een totaal andere orde. ’t Gaat er vrij hard en agressief toe in Londen. Veel minder bezadigd dan in Gent en de rest van België. De budgetten liggen ook duizenden keren hoger. Daardoor is er minder plaats voor sentimenteel gedoe, en wordt er ook minder aan het toeval overgelaten. Als je in België tien songs hebt opgenomen, ben je klaar. In Londen begint het dán pas. Dan schiet er een hele machinerie in gang, en die is toch… redelijk extreem indrukwekkend, moet ik zeggen.

Wat bedoel je met ‘minder plaats voor sentimenteel gedoe’?

Van Looy: Gewoon: dat je als muzikant niet te veel moet emmeren over artistieke vrijheid en dat soort dingen. In het begin is dat wel even schrikken. In Vlaanderen zijn we vreselijk verwend als het daarop aankomt. We zijn het absoluut niet gewoon dat er bepaalde dingen gevraagd worden, laat staan geëist. Maar in Londen eisen mensen hands on control als ze in je investeren. Niet dat ze daarom onredelijke dingen vragen, daar niet van. Of dat je jezelf moet verloochenen. Maar ze verwachten wél dat je het spel meespeelt. En dat je niet principieel weigert om – ik zeg maar wat – de backing vocals wat luider te zetten. Ergens is dat maar fair ook, gezien de enorme sommen dieze erin investeren.

Een heel typerend voorbeeld. Behoorlijk grappig ook. Een paar maanden geleden kreeg ik een mail van vijf-zes topmensen van de platenfirma. Onderwerp: ‘Strikje’. Daarin schreven ze dan dat ik voor onze showcases onder geen beding het strikje mocht aandoen dat ze me een paar keer hadden zien dragen. In een eerste reactie denk je dan: ‘Jezus, waar moeien die gasten zich mee?’ Maar als je dan bedenkt dat ze alle big shots van de Britse pers met heel veel moeite hebben overtuigd om te komen kijken… Ja, dan is het maar een kleine moeite om géén strikje aan te doen als ze zich daar beter bij voelen, zeker? Als die big shots je niet lusten, mag je er een groot kruis over maken. In zulke omstandigheden is het misschien ook niet abnormaal dat sommige pietluttigheden een very big deal worden.

Stephen en David Dewaele, deproducers van jullie nieuwe plaat, vertelden me dat Ugly Truth jullie pas een contract wilde geven alsjullie een nieuwe drummer zochten. Dat kun je bezwaarlijk een pietluttigheid noemen, toch?

Van Looy: Nee, dat klopt. En dat was ook de moeilijkste beslissing tot nog toe. Maar met mij als zanger annex drummer vonden ze het te statisch,zeiden ze. Er gebeurde te weinig op het podium zonder echte frontman. En daar hadden ze een punt.

Kijk, de grote baas van Ugly Truth is miljardair geworden in de popmuziek. ‘Ik gok niet’, zegt hij altijd. ‘Ik weet precies waarmee ik bezig ben.’ Muziek is rocket science voor hem: iets wat hij perfect kan sturen en controleren. En tot nog toe hebben de feiten hem gelijk gegeven. Wie zou ik dan zijn om te pretenderen dat ik het beter weet? Ik kan songs schrijven en platen maken, maar ik kan er geen scheepsladingen van verkopen. Dat is mijn job niet, dat is het nooit geweest en dat zal het ook nooit worden.

Kan je begrijpen dat sommigen vanje collega’s een diepe afkeer ontwikkelen voor de muziekindustrie?

Van Looy: Natuurlijk wel. ’t Is en blijft een heel cynische business, waar poëzie als pasmunt wordt gebruikt. Maar als het je ambitie is om zoveel mogelijk platen te verkopen, moet je daar niet over jammeren, vind ik. Geen enkele muzikant is verplicht om langs een platenfirma te passeren, hé. Nu nog minder dan tien jaar geleden. Het staat iedereen vrij om zijn songs gewoon op internet te gooien.

Nu, voor hetzelfde geld loopt het helemaal fout, natuurlijk. Maar dan nog zou ik dat liever meemaken dan niét meemaken. Zelfs als onze plaat genadeloos zou floppen, zou ik blij zijn dat ik de hele machinerie een keer van dichtbij aan het werk heb gezien. Het is een heel wilde rit, maar in de goeie zin van het woord. Wild, maar opwindend.

Allemaal pop

Das Pop, de naam van je groep,is een ode aan de popcultuur.Ben je daar op je 32e nog altijdeven gek van als op je 16e?

Van Looy: O ja, absoluut. Ik haal er – naast het puur zinnelijke en esthetische plezier – nog altijd heel erg veel uit. Het besef deel uit te maken van een bepaald tijdsgewricht, bijvoorbeeld. En een groot gevoel van verbondenheid met mijn generatiegenoten. Pop is wat ons bindt. ’t Is de nieuwe religie, dé grote verwezenlijking van de 20e eeuw.

Soms denk ik dat ik er nog altijd zo verslingerd aan ben omdat ik er echt voor heb moeten vechten. Pop en rock waren uit den boze bij ons thuis. Mijn vader, die bij de opera werkte, vond het een lagere vorm van cultuur. Ik weet nog dat ik me schuldig voelde toen ik Michael Jackson voor het eerst op televisie zag, bij een buurjongetje. Maar de opwinding die ik toen voelde, viel met niks te vergelijken. Binnen de seconde wist ik: dat wil ik de rest van mijn leven doen.

Daan Stuyven voelt zich naar eigen zeggen af en toe schuldig omdat hij geen eerbaarder beroep koos dan popmuziek maken. Jij hebt daar geen last van?

Van Looy: Totaal niet. Ik vind het net een voorrecht dat ik daarmee bezig mag zijn. Het lijkt soms oppervlakkig, maar het laat veel diepere sporen na dan veel hogere kunsten. Ik denk dat maar weinig mensen – zelfs mensen die niet intensief met popmuziek bezig zijn – géén twee of drie songs hebben die ontzettend veel voor hen betekenen. Ook al bestaan die songs dan maar uit een paar simpele ritmes, akkoorden en slogans. Dat primaire, en die ongelooflijke simpliciteit, dat maakt het ook net zo schoon.

Nogal wat cultuurfilosofen vinden dat popmuziek mensen corrumpeert. Kun je daar inkomen?

Van Looy: Natuurlijk wel. De popcultuur heeft iets heel dwingends dezer dagen. Er valt gewoon niet meer aan te ontsnappen, en daar heb zelfs ík het soms moeilijk mee. De kwaliteit gaat er ook niet op vooruit, hé. Alles wordt zodanig geformatteerd dat alle edge en opwinding verdwenen zijn. In de jaren 70 en 80 was popmuziek nog kinky, subversief en gevaarlijk. Maar de tegencultuur is mainstream geworden, met alle gevolgen van dien.

Veel popmuziek is braaf geworden. Beredeneerd. Burgerlijk, zelfs. Er kan en mag bijna niets meer. Onlangs zag ik nog een hoesfoto van Fleetwood Mac uit 1974, met Mick Fleetwood in een kanten slipje, samen met een knaapje van een jaar of vier. Nu zou je daarvoor opgeknoopt en gevierendeeld worden. En voor veel minder ook. Van de import van (Das Pops tweede plaat)The Human Thing hebben ze nog een foto van een kindje in een onderlijfje geweigerd als hoesfoto. Totaal niet dubbelzinnig of wat dan ook. Maar zelfs het miezerige indielabeltje dat ons zou verdelen in Engeland vond het te tricky.

Popmuziek is muziek over, vooren – meestal – door jongeren.Jij hebt nog altijd genoeg voeling met wat 16-jarigen goed vinden?

Van Looy: Zeker. Zo’n groep als Tokio Hotel, bijvoorbeeld, dat snap ik heel goed. Ik heb hun platen niet, en ik zou ze ook niet kopen, maar de romantiek die van hun singles uitgaat, die Sturm und Drang en dat escapisme… Ja, da’s logisch dat tieners daarvoor vallen, hé.

Popmuziek wint wél niet aan intensiteit of geloofwaardigheid met ouder worden. Het is iets wat je moet maken als je jong bent. Bij onze platenfirma werken tegenwoordig mensen die jonger zijn dan ik. Véél jonger, zelfs. Dat alleen al doet me beseffen dat het nu moet beginnen te gebeuren.

Door Wouter Van Driessche Foto’s Jurgen Rogiers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content