Hij is een vat vol energie. Mieren in zijn broek, zo noemde zijn grootmoeder het. Die mieren leverden Felix Van Groeningen (31) drie langspeelfilms en een première in Cannes op. ‘En toch denk je vooral: ik kan het al een beetje, maar nog niet helemaal.’

Hij wist dat het ooit zou lukken. Cannes, dan. We drinken koffie. Veel koffie. En luisteren naar de rauwe keelgeluiden van de buitenlandse soap die door de ramen boven onze hoofden klinkt. ‘ Steve + Sky en Dagen zonder lief werden in België behoorlijk goed onthaald, maar hebben internationaal niets gedaan. Het belangrijkste is dan om door te gaan, om je hoofd niet te laten hangen en te geloven dat je op een dag wel op de Croisette zal staan.’ Dat laatste deed Van Groeningen alvast met flair. Bloot op de fiets. Het haalde ongecensureerd het Chinese staatsjournaal. Hij grijnst: ‘Ondertussen weten we hoe marketing werkt.’ Maar het was meer dan buzz en hype. Er ontstond iets. Nieuwsgierigheid. Opwinding. En dat had niet alleen met die nieuwe vorm van striptease te maken. ‘Toen we Dagen zonder lief instuurden en niet geselecteerd werden, hoorde ik achteraf dat drie van de vijf juryleden wel enthousiast waren. Daar ben je natuurlijk niets mee. Bijna is niet. Maar daardoor heb ik wel beslist met mijn volgende film af te wijken van wat ik tot dan gemaakt had.’

Hoe dan?

Felix Van Groeningen: Uiteindelijk stel je jezelf de vraag: zijn dit – Steve + Sky en Dagen zonder lief – de films die ik mijn hele leven wil maken of wil ik toch films maken die meer mensen zullen zien of die er op een of andere manier duidelijker uitspringen? Ik wilde veeleer dat laatste en daardoor is De helaasheid der dingen zoals hij is. Een bom. Veel meer in your face. Ik ben altijd bang geweest voor het cliché. Als ik voelde dat ik in mijn scenario of in het beeld een cliché naderde, ging ik er in een wijde boog omheen. Ondertussen denk ik dat je het cliché moet gebruiken. Als je erop botst, kan je het best zo vet mogelijk in je verhaal plakken.

Is dat de manier waarop je met kritiek omgaat: ze gebruiken?

Van Groeningen: Kritiek slikken blijft moeilijk, maar ik heb wel voldoende bewijsdrang om precies dat te proberen waarvan men beweert dat ik het niet of minder goed kan. Over Steve + Sky zei men dat het allemaal heel mooi was, maar nergens op sloeg. Het scenario was te licht. Voor Dagen zonder lief heb ik daarom intens met Arne Sierens aan het scenario gewerkt. Dat werd een erg gelaagd verhaal, maar was te subtiel, volgens sommigen. Ik blijf enorm trots op die film, maar verlangde toch naar een groter verhaal, naar een pakkendere film. Die evolutie loopt gelijk met je eigen ontwikkeling als filmmaker. Je leert andere dingen mooi te vinden. Als beginnend regisseur hield ik van tegendraadsheid. De mooiste films waren films die niet af waren, die een beetje schuurden. American Beauty vond ik te flauw omdat ten eerste iedereen hem geweldig vond en omdat hij te gepolijst was, te strak. Nu is het een film waarnaar ik vaak teruggrijp. Ik vrees dat ik voldoende gek ben om deukjes te duwen in de perfectie, maar toch, het is een streefdoel geworden: de perfecte film.

ADHD bestond nog niet

Men (inclusief de grootmoeder) vond dat hij acteur moest worden. Dat had met die mieren in zijn broek te maken. Hij was een bal in een flipperkast. De testpiloot voor de zenuwbanen van zijn leraren. ‘Ik deed vooral veel onnozel en dan krijg je al snel het etiket van geboren acteur opgeplakt. Als mensen dat vaak genoeg herhalen, geloof je dat zelf. Toen het concreet werd en ik voor een publiek stond, klapte ik dicht. Ik was veel te verlegen om toneel te spelen. Ik heb wat kindertheater gedaan en via mijn moeder kwam ik al eens in een tele- visieserie terecht, maar daar verdween ik toch vooral in het decor. Ik was zeker niet de grappigste of de creatiefste van het gezelschap. Ik was geen tekenaar, geen verhalenverteller, ik had zelfs geen grote bek. Toen ik op mijn veertiende besloot naar de kunsthumaniora te gaan, was mijn vaders eerste reactie – volledig logisch en terecht: dat is niets voor jou. Maar gewoon op de schoolbanken zitten, was al helemaal niet mijn ding. De leraren draaiden dol door mijn overtollige en vooral alle kanten uitspuitende energie.’

‘Ik ben enorm vaak van school veranderd. Ook omdat mijn ouders niet onmiddellijk de ambitie hadden om zich ergens te settelen. Ze hadden allebei een enorme vrijheidsdrang, en dat maakte hen ongebonden en zoekende. Van Gent verhuisden ze naar Frankrijk om door een stom ongeluk naar België terug te keren en in een commune in Sint-Martens-Latem verzeild te raken. Dat bleek dan toch te veel van het goede en daarom gingen ze in de buurt van Aalter een tijdje een boerderij delen met de broer en de zus van mijn vader. Daar heb ik de eerste jaren van mijn leven doorgebracht. Een heerlijke tijd, toen alles nog redelijk goed ging en er weinig haren in de boter zaten. Een deel van de familie is dan weer naar Frankrijk getrokken en mijn ouders begonnen een winkel in Gent. Ook dat liep vlot. Mijn vader was eigenlijk een geboren zakenman. Als hij iets ondernam, marcheerde het. We waren even de kapitalisten van de familie. Een groot huis, met veel kamers en altijd volk over de vloer.’

‘Mijn ouders geloofden in de vrijheid in al zijn facetten, dus ook in vrije liefde. Ze dachten: ‘We zijn trouw aan elkaar in ons hoofd en kunnen met gerust gemoed links en rechts een beetje vrijen.’ Ze waren daar ook werkelijk van overtuigd, tot mijn moeder echt verliefd werd en het moeilijk had te kiezen tussen de man van wie ze hield en de man op wie ze verliefd was. Ineens woonden we in dat grote huis samen met mijn ouders en hun respectievelijke lieven. Ik besefte dat allemaal niet zo, maar onderhuids stapelden de spanningen zich op. De winkel ging failliet, we belandden bij het OCMW en we verhuisden naar een huis in Zomergem. Mijn vader woonde in het huis, mijn moeder in een omgebouwde garage in de tuin die we de studio noemden. Ik was twaalf toen ze echt uit elkaar gingen. Mijn moeder verhuisde ontelbaar vaak en begon als machiniste voor vtm te werken. Mijn vader probeerde met zijn vriendin een nieuw leven op te bouwen en werkte hard in zijn café. Mijn broer was een grote gast die werkte en zijn eigen leven had. En ik hing daar zo’n beetje tussen. Tot mijn moeder besloot om naar Frankrijk te trekken. Ik vond van mezelf dat ik in die tijd te veel televisie keek en te veel computerspelletjes speelde. Ik vond dat het tijd was terug te keren naar de bron. Of zoiets. Ik verkocht mijn Nintendo, kreeg een hond in de plaats en ging met mijn moeder naar Frankrijk. Voor een jaar. Langer leek me overdreven. Het had vooral met een vorm van heimwee te maken naar iets wat ik gezien, maar nooit beleefd had. Toen alles nog goed ging, hadden mijn ouders een huis in de Auver- gne gebouwd; iedere vakantie trokken we daar met alle nonkels, tantes, neven en nichten heen. Mijn broer was zes jaar ouder en reed er op brommertjes, bouwde er kampen en zwom er in de vijver. Ik was te klein, stond erbij en keek ernaar. Toen ik veertien was, was de wondere tijd van toen verbrokkeld, maar ik vond dat ik ook recht had op mijn hoeveelheid brommertjes rijden en kampen bouwen. Maar na een jaar was het genoeg en wilde ik terug. Ik trok bij mijn broer in, ging naar de kunsthumaniora en mijn moeder pendelde tussen Frankrijk en Gent. Zes maanden hier, zes maanden ginder. Best wild allemaal. Maar de liefde tussen ons allemaal bleef wel waanzinnig groot.’

En toen kwam de liefde voor film?

Van Groeningen: Niet helemaal. Zoals ik nergens werkelijk in uitblonk, blonk ik ook niet uit in mijn liefde voor de film. Ik herinner me mijn fascinatie voor de beeldschermen in de regiekamer van Tien om te zien waar mijn moeder de kranen met de camera’s bediende. Ik hield van die sfeer achter de schermen, van die wereld achter de wereld. Maar ik kon dat niet benoemen of bevatten. Welk kind weet wat een regisseur is? Ik zag die man wel rondlopen en natuurlijk droom je ervan om zelf de knoppen te bedienen. Maar verder reikte het niet. Mijn eerste grote overwinning op mezelf had niets met film te maken. Het was het moment waarop ik besefte dat als ik me voluit concentreerde op iets dat ook ergens toe leidde. Ik volgde architecturale kunst. Vrij tekenen was helemaal niet aan mij besteed, daar verloor ik me totaal in, maar urenlang superfijne lijnen netjes naast elkaar trekken, kon ik als de beste. Ineens merkte ik: ik kan het, op een stoel zitten, me concentreren en doorgaan tot het einde. Ik was ervan overtuigd dat ik architect wilde worden. Tot ik de video-camera ontdekte en besefte dat dat me nog meer lag. Al overviel me dan een volgende angst: wat moet ik vertellen? Waarover zal ik het hebben? Ik heb helemaal niets te vertellen! Soit, het weinig constructieve gevoel stom te zijn en absoluut niet competent. Ik ben geen wonderkind, maar ondertussen weet ik dat keihard werken en altijd doorgaan minstens even belangrijk zijn als pure fantasie of creativiteit.

Het kleine gat (en hoe eruit te kruipen)

Heb je jezelf van je kunnen moeten overtuigen?

Van Groeningen: Je eerste filmpje is de hel omdat de confrontatie met je gebrek aan van alles nooit groter is. Gebrek aan inhoud, aan kennis en aan bagage. Het belangrijkste is niet te blijven stilstaan en het gewoon te doen. Hoe meer je filmt, hoe meer ervaring je opdoet en hoe sneller je weet wat je wil vertellen en hoe je dat wil doen. Bij ieder project bots je op een muur en bekruipt je de verschrikkelijke twijfel dat je het niet weet. Gedurende drie, vier dagen zit je dan met de handen in het haar. Maar die periodes worden wel steeds korter. Bij Steve + Sky liep ik om de twee dagen tegen die muur, bij De helaasheid der dingen nog vier of vijf keer op een jaar. Iedere doorbraak brengt je verder. Het mooie aan film is dat je van niets – gewoon een idee in je hoofd – naar iets heel groots gaat dat mensen op een dag in de cinema zien. Maar de weg van niets naar iets is onvoorspelbaar. Ik ben ook wel een regisseur die het proces het eindresultaat laat bepalen. Wat ik schrijf, is niet wat het wordt. Acteurs veranderen de personages door ze tot leven te brengen, en de cameraman bepaalt mee de look. Ik houd van die inbreng. Film is het resultaat van heel lang intens samenwerken met een ploeg. Er is veel dat niet dankzij mij in een film zit.

Minimaliseer je je eigen talent nu niet? Hoeveel zijn er die van de schoolbanken in hun eerste langspeelfilm stappen? Jij deed het met ‘Steve + Sky’ bijna met de vingers in de neus.

Van Groeningen: Dat was chance en het geschikte moment. Dirk (Impens, producent van Steve + Sky; nvdr. ) zat op een punt in zijn leven dat hij wat anders wilde doen dan alleen tv-series produceren. Ik kende hem van school en hij had me al gezegd: ‘Als je een langspeelfilm wil maken, help ik je graag.’ Ik heb die kans met beide handen gegrepen. Het klopte ook met de tijd. Door de Dogma-beweging leek het plots alsof je helemaal niet veel geld nodig had om een behoorlijke film te maken. Er waren de digitale camera’s, en je had goedkope montagesystemen. Een langspeelfilm leek niet meer zo onbereikbaar. Achteraf besef je dat de impact van die nieuwe technieken op film overschat wordt. Voor een film die er een beetje goed uitziet, heb je mensen en middelen nodig en dat kost geld. Maar kom, er hing iets in de lucht. Dirk heeft me alle vrijheid gelaten. Het enige waarover hij waakte, was de vraag: ‘Hoe krijgen we mensen naar Felix’ film?’ Een cruciale vraag. Een film bestaat niet als niemand hem ziet. Daarom is een langspeelfilm zo essentieel. Kortfilms zijn geweldig en noodzakelijk om ervaring op te doen, maar het is ook rommelen in de marge. Uiteindelijk zijn het enkel langspeelfilms die in de grotere wereld iets betekenen.

En dan lonkt er iets als succes?

Van Groeningen: Met Steve + Sky was dat bevreemdend en verwarrend. Mensen die het scenario lazen of stukken van de film zagen, vonden het niets of waren ervan overtuigd dat het zou inslaan als een bom. Er ontstond iets. Een verwachting. Misschien wat opgeklopt, maar je laat je daarin meeslepen. Dan komt die film uit. Hij marcheert, een beetje, mensen vinden hem goed, mensen vinden hem slecht en na een tijd vindt niemand nog iets en is het plots gedaan. Zomaar. Je hoopt dat hij groter wordt, maar neen, het stopt gewoon. En dan? Dan val je in een gat. Op zich ben ik blij dat het gebeurd is. Het verplichtte me om te herbeginnen en me op een nieuwe film te concentreren. Verder te gaan in plaats van op een zeker succes te teren.

Hoe groot is de faalangst bij een tweede film?

Van Groeningen: De verleiding is groot om na je eerste film te denken dat je het kan, dat je weet hoe het moet. Tot je naar het lege blad van je tweede film staart en al die vragen weer door je hoofd razen. Waarom wil ik een film maken? Waarom moet dat zo veel kosten? Welk verhaal is zo veel waard? Waarom zou het de mensen interesseren? Tijdens het monteren van Steve + Sky vroeg Dirk me voortdurend wat mijn plannen waren. Ik vond het een dwaze vraag en kwam in mijn antwoord meestal niet verder dan: deze film afwerken. Ondertussen heb ik begrepen dat vooruitkijken en nieuwe projecten uitdenken de beste remedies zijn tegen existentiële twijfels en eventuele faalangst. Nog voor Dagen zonder lief af was, ben ik naar een mogelijke ‘film 3’ op zoek gegaan. Ik had verschillende pistes in mijn hoofd, maar plots lag dat boek van Dimitri Verhulst er. Dirk vloog erop, de rechten waren vrij en Dimitri zag het geweldig zitten. Door van het ene project in het andere te rollen, was er geen tijd om in een gat te vallen.

Film = leven = film

In hoeverre grijpen je eigen leven en ervaringen in op je films?

Van Groeningen: Ik vind dat moeilijk om af te lijnen. Als er iets is wat mijn films met elkaar verbindt, dan is het dat ze zich telkens in een specifiek milieu afspelen. Het prostitutie-milieu, een verweerd vriendengroepje, een dorp. Zelfs toen ik op school fotografie-opdrachten kreeg, koos ik al voor milieus. Het heeft waarschijnlijk te maken met de verschillende levens die mijn ouders geleid hebben en alle plekken waar ik gewoond heb. In de stad, in een dorp, in een Frans niemandsland. Mijn ouders toonden allerminst de behoefte om erbij te horen. Ik kon ook niet goed vatten wie of wat wij nu eigenlijk waren. Ik kwam bij mijn grootouders en ik vond hen rijk omdat alles er zo netjes was. Thuis hadden we geen twee stoelen die dezelfde waren. Je had burgerlijke mensen, je had arme mensen, je had rijke mensen en intellectuele mensen. En wij? Wij waren anders. Ik vond dat een beetje bizar. Ik begreep niet waarom je in een dorp ging wonen en dan je neus ophaalde voor de mensen die er altijd gewoond hadden. Een kind heeft natuurlijk een grote behoefte om erbij te horen. Ik was redelijk goed in het ontcijferen van codes en in het lezen van de gebruiken van een groep. Al zette ik me daar tegelijkertijd tegen af. Toen ik op mijn veertiende naar Frankrijk verhuisde, luisterde ik naar r&b en hiphop. Ik was een skater. De stoerste gast op de school waar ik terechtkwam, was degene met het dikste nektapijt en de langste flappen aan zijn schoenen. Ik heb toen ostentatief de flappen uit mijn schoenen geknipt. Dat maakte wel indruk, ja.

Na ‘Dagen zonder lief’ verhuisde je naar Antwerpen.

Van Groeningen: Twee dagen na de première, ja. Voor mijn eigen dagen zonder lief. Al tijdens het maken van de film voelde ik me uit het Gentse milieu losweken. Ik had in Frankrijk gezeten om te schrijven en ik merkte dat er te veel herinneringen aan Gent kleefden. Hoe meer afstand ik nam, hoe beter ik me voelde. Het klopte ook met het thema van de film: het was tijd voor iets anders.

Is films maken verslavend?

Van Groeningen: Toch wel, maar als ik weer een maand niet buiten ben geweest, besef ik ook dat mijn sociale leven een zootje is. Dan kan ik best triestig worden en mijmeren over hoe het anders kan. Ik wil best op zoek naar een evenwicht, maar hoe doe je dat? Het is een beetje alles of niets. Pas door je te laten opslorpen, kom je tot iets. Al is het daar ook weer balanceren tussen te veel en te weinig. Soms zit je er zo diep in dat je het niet meer ziet. Ik herinner me een erg confronterend moment tijdens de montage van De helaasheid der dingen. Nico Leunen, de monteur, en ik hebben ons heel lang voor meningen van buitenaf afgesloten. We wisten zo goed waar we heen wilden dat we die andere stemmen even niet nodig hadden. Toen de montage af was, lieten we de film even liggen voor we hem zouden tonen. Ik was aan het neerkomen van de trip, maar ik voelde ook dat er iets wrong. Ik ben toen in mijn eentje beginnen te prutsen en heb de film helemaal anders in elkaar gestoken. Op twee dagen tijd had ik zowat alles veranderd. Ik toonde het aan Nico en Dirk en was echt overtuigd van mijn eigen doorbraak. Ik moet enerverend springerig geweest zijn. Opgedraaid door mijn eigen enthousiasme. Ze keken me aan met van die ernstig bezorgde ogen. ‘Felix, je mag het niet doen. Je bent het aan het verknoeien.’ Het was zeer raar. Zeer ontnuchterend. En dan verlang je naar een normaal leven waarin alles wat duidelijker is.

Wat moet dat dan zijn: een normaal leven?

Van Groeningen: Ik heb het gevoel dat ik het niet heb, al weet ik niet wat het wel is. Soms zou ik gewoon rustig ergens willen zitten zonder constant met mijn werk bezig te zijn. Alles wat ik zie, doe, hoor en lees, doet me denken aan films of aan de mogelijkheid van een film. Het geeft een kick, die gretigheid, maar je krijgt er ook geregeld de weerslag van. Dan is het te veel. Te veel prikkels. Te veel informatie. Te veel van alles.

tekst Tine Hens / Foto’s Jurgen Rogiers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content