De blanke Stevie Wonder, de Britse Prince, the white man’s Marvin Gaye: Jamie Lidell is het allemaal en nog veel meer. Drie jaar na zijn doorbraakplaat ‘Multiply’ komt de Britse soulfunker aanzetten met het nog net iets straffere ‘Jim’. Een blik in de soul van Jamie Lidell. ‘Ik zou een superster kunnen zijn, maar daar bedank ik voor.’

Binnenkort verhuist hij naar Parijs, maar de voorbije tien jaar opereerde Jamie Lidell (34) voornamelijk vanuit Berlijn. Daar richtte hij in ’98 samen met Cristian Vogel de elektrogroep Super Collider op en stampte er met Canadese zonderlingen als Mocky, Gonzales, Feist en Peaches een bruisende elektroscene uit de grond. Maar het bekendst van al is Lidell als de ontketende onemanband die met een zelfontworpen samplemachine heelder concertzalen en festivalweiden platwalst.

Ook nu hij in Het Stuk in Leuven druk aan het repeteren is met zijn eerste liveband, blijkt Lidell zijn streken nog niet verleerd. Wanneer we bij wijze van openingsvraag polsen hoe hij – of all places – in Leuven is beland, begint hij spontaan met ons bandopnemertje te musiceren. Hij zingt iets in, vervormt zijn stem vervolgens met de speedcontrolfunctie en gaat zodoende een duet met zichzelf aan. Songs die de revue passeren zijn Leuven You van Minnie Riperton, All My Leuven van The Beatles en You’ve Lost That Leuven Feeling van The Righteous Brothers.

Jamie! We hebben niet de hele dag.

Jamie Lidell: Sorry, ik liet me even meeslepen. Leuven dus (lacht). Wel, ik ben in Leuven terechtgekomen op aanraden van onze geluidsman Bart – ik noem ‘m Chips – die ik hier een paar jaar geleden heb leren kennen. En we worden hier uitstekend ondersteund, mag ik wel zeggen. Toen we gisteren bijvoorbeeld een video aan het opnemen waren, vroeg ik of we extra lampen konden krijgen. Tien minuten later stond hier een professionele lichtinstallatie. En ik hoefde maar even te laten vallen dat we best een lichttechnieker konden gebruiken, of er stond binnen de kortste keren iemand klaar om ons te assisteren. De crew van Het Stuk: dat is The A-Team aangevuld met een paar McGyvers (lacht).

Zoek je met deze nieuwe liveband ook niet een beetje naar een compromis met je ‘nieuwe’ fans, die op je laatste tournee afkwamen op basis van ‘Multiply’ en dus een vrolijk popconcert verwachtten, maar in plaats daarvan een orgie van samples om de oren kregen?

Lidell: Ik begrijp wel dat sommigen van die ‘nieuwe’ fans teleurgesteld huiswaarts keerden. Maar ik kan en wil me niet laten leiden door de verwachtingen van anderen. Zo zit ik gewoon niet in elkaar. Kijk… (neemt het chocolaatje dat bij zijn koffie ligt) Stel nu dat ik dit papiertje openmaak in de veronderstelling dat er een stukje heerlijke chocolade in gewikkeld zit, maar ik tref een bitter koekje aan: natuurlijk is dat even schrikken. Je kunt dat koekje gedegouteerd weggooien, maar je kunt er evengoed eens van proeven. Misschien blijk je dat koekje wel enorm lekker te vinden en wil je de rest van je leven niets anders meer. Life is a strange twisty turny thing. En in iedere bocht schuilen er ontdekkingen.

Some weird crazy stuff

Dit gezegd zijnde: van mij mag je deze liveband evengoed als een compromis beschouwen, want de komende concerten zullen ongetwijfeld veel nauwer aansluiten bij de verwachtingen van de fans. Maar de mensen mogen zich nog altijd aan some weird crazy stuff verwachten, want als ik zin heb om gek te doen, dan doé ik gewoon gek. En hetzelfde geldt voor mijn muzikanten. Onze drummer kan bijvoorbeeld drummen en bassen tegelijk en onze saxofonist speelt geregeld op twee saxofoons tegelijk (dat laatste kunnen we die avond tijdens het optreden met eigen ogen aanschouwen; nvdr.).

Toen je met ‘Multiply’ definitief doorbrak bij een breed publiek, was je al de 30 voorbij. Blij dat het succes je zo laat is overkomen?

Lidell: Ik denk wel dat ik er op mijn gezegende leeftijd beter mee overweg kan dan ik als twentysomething ooit had gekund. Het vreemde is dat ik ten tijde van Super Collider al vond dat we geweldig veel bijval oogstten, ook al viel dat in niets te vergelijken met het succes dat me nu te beurt valt. Voor de jonge gast die ik toen was, waren die paar duizend fans al meer dan ik ooit had durven dromen. Een groot voordeel aan mijn rijpere leeftijd is dat ik mezelf niet meer zo serieus neem als tien jaar geleden. Ik kan mezelf en mijn werk beter relativeren en ik ben in staat om ook te genieten van het succes. Dat had ik tien jaar geleden waarschijnlijk niet gekund.

Geloofde je vóór de release van ‘Multiply’ eigenlijk nog wel in een doorbraak?

Lidell: Nauwelijks. Vergeet niet dat ik tien jaar vanuit de underground heb geopereerd. Ik had mijn allergrootste ambities eigenlijk al opgeborgen toen de wereld plots naar me begon te luisteren. Op dat moment voelde mijn doorbraak aan als een leuke opsteker, geen wereldschokkende gebeurtenis. Het ergste wat je in zo’n situatie kunt doen, is in je eigen hype gaan geloven. Neem nu iemand als Boy George. Die man heeft jarenlang gelééfd voor de roem. Hij was zo mediageil dat hij zelfs trots was op de goorste leugens die over hem verschenen in de tabloids.

Maar dan ontwaak je op je veertigste uit die roes en stel je vast dat je een zielige heroïnejunk geworden bent en bovendien de laughing stock van de media die je eerst nog de hemel in prezen. Het probleem van muzikanten die op jonge leeftijd doorbreken, is dat ze zich noodgedwongen moeten omringen met mensen die ervaring hebben in het wereldje. En dat zijn doorgaans schijnheilige jaknikkers die je rollen waar je bijstaat. In die evil machine ben ik gelukkig niet terechtgekomen. Maar ik ben dan ook een lucky bastard.

Tapdansen met Beck

Wat vind je tot dusver het leukste neveneffect van de roem?

Lidell: Goh… Ik ben bijvoorbeeld heel blij dat ik een tijdlang het voorprogramma van Beck heb mogen doen en hem op die manier erg goed heb leren kennen. Enkele maanden geleden heeft hij zelfs een paar dagen studiotijd voor ons gereserveerd om samen wat dingetjes uit te proberen. Vanalles hebben we daar opgenomen: van nowave over opera à la Klaus Nomi tot zelfs een compleet gesjeesd tapdansnummer. No kiddin’! Die opnamesessies hebben ‘m zo’n 30.000 dollar gekost, maar de kans is groot dat hij er niet eens iets van gebruikt op zijn volgende plaat, want ondertussen is hij van producer veranderd (Beck is momenteel aan het opnemen met Danger Mouse van Gnarls Barkley, nvdr.).

Met ‘Multiply’ wilde je aan jezelf bewijzen dat je in staat was om simpele popsongs te schrijven. ‘Jim’ lijkt nog meer de popkaart te trekken. Bewust?

Lidell: Abso-fuckin’-lutely!Ik zal eerlijk zijn. Er zijn drie redenen waarom deze plaat er is. Ten eerste omdat Warp contractueel nog een plaat van me te goed had. Ten tweede omdat ik het succes van Multiply wou verzilveren, daar ga ik niet flauw over doen. Maar de derde reden – en dat gaat niemand nog geloven na puntje één en twee – was toch de uitdaging om nóg toegankelijker popsongs te schrijven dan die op Multiply, maar zónder al te glad of afgelikt te klinken. Dat ik meer geld overhoud aan een popplaat dan aan een obscure elektroplaat, is natuurlijk mooi meegenomen. En ik geneer me niet om te zeggen dat ik er bergen geld aan hoop over te houden. Dit is tenslotte mijn job, hé.

Walgelijk beroemd

Ik durf zelfs te denken dat je met ‘Jim’ een potentiële ‘million seller’ in handen hebt, tenminste als je jezelf een glad en afgeborsteld popimago zou aanmeten.

Lidell: Kijk, dát is me nu net een stap te ver. Je bent niet de eerste die me zegt dat ik met een slimme marketingstrategie, een sterk promoteam en een gladder imago een wereldster zou zijn. En eerlijk: ik zou het best willen proberen, maar de waarheid is dat ik zou walgen van mezelf. Thanks, but no thanks.

‘Jim’ is een fantastische plaat, maar de songs doen wél vaak als stijloefeningen aan. ‘Out Of My System’ is bijvoorbeeld pure Stevie Wonder, ‘Little Bit Of Feel Good’ knipoogt overduidelijk naar James Brown. Enzovoort, enzoverder.

Lidell: Over Out Of My System heb je zeker gelijk. Ik geef grif toe dat ik vaak vertrek vanuit een welomlijnd idee. Zoals: ‘Vandaag ga ik eens iets schrijven in de stijl van Sly Stone.’ Maar dat Little Bit Of Feel Good iets van James Brown wegheeft, is puur toeval. We hebben die song op een bepaald moment in drie delen gekapt, er wisselstukken in verwerkt uit andere songs die al waren afgeschreven en er pas op het allerlaatste moment die funky riff in gestopt. Dus zelfs als ik het er niet om doe, kom ik wel eens bij James Brown uit (lacht).

Maar goed, ik weet ook wel dat ik niets nieuws doe. In de tijd dat ik in Berlijn muziek maakte met mijn zelfgemaakte samplemachine, vond ik mezelf een heuse pionier. Maar zelfs toen was er niets origineels aan wat ik deed.

Niet zo vals bescheiden!

Lidell: Maar ik meen het! Achteraf bekeken was ik niet meer of minder dan een novelty act. Dat ik er zelf zo snel op uitgekeken was, bewijst dat wat ik deed de koers van de muziekgeschiedenis niet bepaald drastisch heeft beïnvloed.

Pas op, ik ben nog altijd trots op de scene die ik in Berlijn heb opgebouwd met Mocky, Gonzales, Feist en Peaches. Maar het vreemde is: die elektronische muziek was hard labeur. Wat ik nu doe, gaat me veel makkelijker af. Die soulnummers schrijven: dat kost me hoegenaamd geen moeite.

Op je Myspacepagina wordt je muziek omschreven als ‘Prince serenading Moodyman while Otis Redding and Aphex Twin watch Wattstax’. Wat is de onnozelste omschrijving van je muziek die je zelf al bent tegengekomen?

Lidell: Ik weet ook niet hoe het komt, maar blijkbaar maakt mijn muziek vreemde dingen in de mensen los. Neem nu de recensent die mijn muziek samenvatte als ‘Prince in bed with Stockhausen’. Alleen al het idéé om die twee samen in bed te zetten: afschuwelijk gewoon! (lacht)

En voor alle duidelijkheid: die zin op mijn Myspace komt niet van mij, hé. Ik houd me daar allemaal niet mee bezig, omdat muzieksites me simpelweg niet interesseren. Voor mij zijn ze niet meer dan digitale advertentiepagina’s. Al kan ik me inbeelden dat ze voor de kids die nieuwe muziek willen ontdekken een godsgeschenk zijn. Ik herinner me nog hoe geïntimideerd ik was toen ik als kleine plattelandsjongen een platenwinkel binnenstapte in de stad. Ik wist niet waar te beginnen en ik durfde aan de verkoper niets te vragen uit vrees dat ik alleen maar foute groepen zou opnoemen. Op het internet kun je geheel anoniem naar alle soorten muziek luisteren, zonder je een seconde te hoeven schamen voor je smaak. Dat vind ik wel een leuke gedachte.

Over het internet gesproken: op Wikipedia las ik dat Jamie Lidell rookt en van gemberbier houdt. Verbaast het jou nog dat zulke informatie relevant bevonden wordt, zij het dan door een hoogst onvolledige en doorgaans zeer onbetrouwbare bron als Wikipedia?

Lidell:(lacht) Ik hou van een gemberbiertje op z’n tijd, dat moet ik die researchers van Wikipedia wel nageven. Maar hun site is hopeloos gedateerd, want ik ben al máánden gestopt met roken. Hoewel, gisteravond heb ik nog eens een sigaretje geprobeerd. Misschien ben ik wel gespot door een researcher van Wikipedia en heeft die mijn pagina alweer up-to-date gebracht. Wow, what an age we live in!

Door Vincent Byloo

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content