Vijf latere Kubrickklassiekers opnieuw op dvd geperst, nu met (bijna) alles erop en eraan.

Eerst het goede nieuws: de eerste doublediscversies van het latere werk van Stanley Kubrick trakteren ons op een overvloed aan achtergrondinfo, getuigenissen, analyses, anekdotes, commentaren, archiefbeelden en documentaires. De verwoede fan komt ogen en oren te kort en zelfs de doorgewinterde kenner doet fantastische ontdekkingen.

Meest onthullend zijn de docu’s bij 2001: A Space Odyssey, die eindelijk heel wat keukengeheimen prijsgeven van de meest mysterieuze en mythische film van de meester. Zoals het ontstaan van een van de iconische beelden in deze transcendentale sf-film: de fabelachtige jump cut van een aap die een bot in de lucht gooit dat geruisloos verandert in een voorbijglijdend ruimtetuig. Kubrick kreeg volgens coscenarist en sf-schrijver Arthur C. Clarke het idee voor deze gewaagde montagesprong, die maar liefst drie miljoen jaar overbrugt, toen hij in de Londense MGM-studio’s in Borehamwood (Engeland) een bezem in de lucht gooide.

We leren ook dat de grensverleggende, nog altijd onovertroffen special effects uit grootvaders predigitale tijd soms op een simpel trucje berusten: de pen die op de tonen van de Blauwe Donau-wals door het luchtledige zweeft, werd gewoon op een glasplaat gekleefd, waarna het glas voorzichtig werd rondgedraaid.

Ook een van meest desoriënterende momenten uit 2001 komt aan bod: David Bowman (Keir Dullea) die na zijn reis door de sterrenpoort in een slaapkamer in rococostijl strandt waarin de meubelen boven een fluorescente melkwitte vloer lijken te zweven. Kubrick vertikte het om deze ongewone decoratieve keuze te verklaren. Blijkt nu dat hij zijn decorploeg geïnstrueerd had een hotelsuite uit het Dorchester (het poepchique Londense hotel waar Arabische sjeiks en Hollywoodroyalty zich ophouden) na te bootsen.

Monteren in de zaal

U hebt het begrepen: geen enkele Kubrickliefhebber zal deze digitaal geremasterde en geannoteerde dvd-edities willen missen van vijf van de laatste zes films (alleen Barry Lyndon uit 1975 ontbreekt voorlopig in het rijtje) die de meesterregisseur over een periode van vijfendertig jaar vanuit zijn Engelse thuisbasis in volstrekte onafhankelijkheid van zijn Hollywoodfinanciers vervaardigde.

Zijn dit dan de definitieve edities?

Niet helemaal. Aan het bonusmateriaal zal het dus niet liggen, dat zo verrijkend en diepgaand is (zie hieronder) dat je er de quasi-verafgoding van Kubrick graag bijneemt. Evenmin als aan de toch niet helemaal overtuigende poging van de familie (weduwe, dochters, schoonbroer Jan Harlan die deze digitale uitgaven superviseerde) om aan te tonen hoe gewoontjes en normaal Kubrick wel was, ondanks zijn imago van paranoïde perfectionist en misantropische kluizenaar.

Nee, het schoentje knelt bij de lengte van sommige en het beeldformaat van de meeste films.

Eerst de kwestie van timing. Kubrick had de gewoonte om zijn films te blijven bijschaven zelfs toen ze al in de bioscoop draaiden. Toen 2001: A Space Odyssey in 1968 in Washington D.C. in wereldpremière ging, duurde de film nog 160 minuten. Enkele dagen later kortte Kubrick de film in tot 141 minuten. Die 19 geschrapte minuten (waaronder ingekorte scènes maar ook enkele nieuwe scènes) zijn nooit meer vertoond, en duiken nu helaas ook niet op in het bonusmateriaal. Waarmee Jan Harlan natuurlijk de wens van zijn beroemde zwager respecteert, maar hij de Kubrickstudent ook berooft van de meest gezochte ontbrekende schakel in het finetunen van wat de maker zelf een ‘mythologische documentaire’ noemde.

Van The Shining bestaan dan weer twee officiële versies die van lengte verschillen. In de Amerikaanse bioscopen tikte de film tijdens de zomer van 1980 af op 146 minuten, maar bij de Europese release in het najaar waren plotseling 27 minuten weggeknipt. Ook nu krijgt de Amerikaanse consument op dvd de langere versie aangeboden, terwijl we het in Europa met de 119 minutenversie moeten stellen. Een gemiste kans om de twee versies naast elkaar te leggen en de kijker te laten beslissen welke hij prefereert.

In latere jaren liet Kubrick zijn films ongemoeid eens ze in het bioscoopcircuit terechtkwamen, niet omdat hij makkelijker zijn kindje kon loslaten, wel omdat films hoe langer hoe meer met honderden of duizenden kopieën tegelijk nationaal werden gelanceerd. Zelfs Stanley Kubrick kon moeilijk van zijn vaste studio Warner afdwingen om zomaar even tweeduizend prints uit roulatie te halen waar hij dan naar hartenlust nog een beetje kon aan prutsen. En Kubrick was ook al enkele maanden dood toen zijn ultieme film Eyes Wide Shut in de zomer van 1999 in première ging, terwijl hij bij leven misschien, onder invloed van de teleurstellende Amerikaanse reacties, voor de Europese release in de 143 minuten durende film had gesnoeid.

Meestermuggenzifter

En dan is er de verwarring rond het beeldformaat, bij Kubrickfilms altijd een heikele kwestie. Afgezien van twee superproducties in het Cinemascope- of aanverwante breedbeeldformaat ( Spartacus en 2001: A Space Odyssey) probeerde Kubrick zoveel mogelijk zijn films op te nemen in de vroegere standaard, het zogeheten Academy format met een verhouding van hoogte tot breedte van het filmbeeld van 1:1.37. Zijn latere films werden voor de Europese markt in het 1:1.66-formaat en voor de Amerikaanse markt in het daar gebruikelijke 1:1.85-formaat uitgebracht, terwijl Kubrick wel degelijk zijn mise-en-scène afstemde op de 1:1.37-standaard. Deze meer naar het vierkant neigende beeldverhouding paste het best bij zijn compacte composities, zijn gebruik van dieptescherpte en groothoeklenzen, zijn voorliefde voor diagonalen die naar een centraal vluchtpunt lopen. Toen Warner in 2001 voor het eerst de films van Kubrick op dvd uitbracht, werd voor The Shining, Full Metal Jacket en Eyes Wide Shut dan ook teruggegrepen naar de 1:1.33 aspect ratio van het 4:3-beeldscherm, wat het dichtst Kubricks favoriete 1:1.37-verhouding benadert.

Voor deze nieuwe uitgaven worden deze drie films op het 1:1.78-formaat uitgebracht, vermoedelijk omdat het in deze tijd van 16:9- widescreen-televisie commercieel geen goed idee is om Special Editions op de markt te gooien in het oude 4:3-formaat van een vorige generatie tv-toestellen. Niet dat de beeldcomposities nu onherstelbaar verminkt worden – Kubrick kadreerde tenslotte voor beide formaten tegelijk. Het beeld is alleen iets horizontaler. Zodat vaak een streepje hemel of vloer moet sneuvelen en de dwingende strakheid van Kubricks verticaler formaat wordt afgezwakt.

Wie liever wakker ligt van de splitsing B-H-V, zal zich waarschijnlijk afvragen waar al dit gekissebis nu goed voor is. Maar als er een cineast is die dit muggenziften rechtvaardigt, dan wel Stanley Kubrick. Hij heeft tenslotte, tot het oneindige genot van de zelfverklaarde filmmaniak, zijn hele leven niets anders gedaan.

Door Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content