Only the good die young. Robert Johnson, Jimi Hendrix, Brian Jones, Janis Joplin, Jim Morrison, Kurt Cobain: ze vielen allen dood op hun 27e. Conor ‘Bright Eyes’ Oberst, misschien wel de geniaalste en alleszins de productiefste country- en folkartiest van zijn generatie, is net 27 geworden. Maar zijn eerste Belgische interview zal niet zijn laatste worden, belooft hij: ‘Ik hou het tegenwoordig bij koffie en bier. En af en toe een Xanax.’ Door Vincent Byloo

Door Vincent Byloo

U dacht dat ú een wonderkind in huis had? Dig this: Conor Oberst schreef al pareltjes van folk- en countrysongs toen úw spruit nog zijn plechtige communie moest doen, en onder zijn nom de plume Bright Eyes trok hij in een busje de hele staat Nebraska rond om op te treden in stripteasetenten lang voor úw joch zijn eerste tiet zag. U bent van het type ‘mijn kind, schoon kind’ en zwicht alleen voor keihard bewijsmateriaal? Dan kunnen we u drie video’s op YouTube aanraden: de clip van At The Bottom Of Everything, tevens de openingstrack van zijn doorbraakplaat I’m Wide Awake; It’s Morning, het kijkstuk dat zijn huidige single Four Winds begeleidt en een captatie van The Tonight Show With Jay Leno, waarin Oberst een adembenemende versie van When The President Talks To God ten beste geeft, met enkele olympische zwembadlengtes voorsprong de meest waarachtige protestsong van de laatste tien jaar.

Café olé

Op het terras nabij het Leidse Plein in Amsterdam, waar Nebraska’s finest ons rendez-vous geeft, zit Oberst ons boven zijn café au lait – uit zijn mond klinkt het meer als café olé – indringend aan te kijken met zijn olijfgroene en, jawel, very bright eyes. ‘De eerste keer dat ik hier optrad, hebben mijn muzikanten in een of andere coffeeshop paddenstoelen gegeten’, fluistert hij samenzweerderig. ‘Ze hebben zich rot geamuseerd die avond, maar het concert leek uiteraard nergens naar. De laatste keer dat we hier waren, heb ik eens van die paddenstoelen geproefd. Nooit zoveel plezier beleefd op een podium als toen, maar mijn muzikanten zwoeren dat ze me nog nooit zo slecht hadden weten spelen.’ Oberst lacht zijn tanden bloot, maar stelt ons gerust: ‘Geen paniek, vandaag ben ik helemaal clean. Ik kan zelfs helder nadenken.’

Het zou er nog aan mankeren: hoor jij momenteel niet in een onthoudingsfase te zitten?

Conor Oberst: Euh, ja. Hoe weet jij dat?

Anderhalf jaar geleden vertrouwde je goede vriend Ted Stevens, bekend van Cursive, me toe dat jullie elk jaar in april een maand lang van drank en drugs afblijven.

Oberst: Nou nou, ik dacht dat dat our little secret was. Niét dus. (lacht) Enfin, dan kan ik evengoed tot bekentenissen overgaan. Het komt erop neer dat we ons in een maand tijd proberen te zuiveren van alle vuiligheid die ons lichaam het afgelopen jaar heeft moeten slikken. Vergelijk het met de grote lenteschoonmaak. Geen drank, geen drugs, geen medicijnen. Enkel kruidendrankjes en mengsels van vulkanische as om het bloed te zuiveren. Na vijf dagen begint de mist in mijn hoofd gewoonlijk op te klaren. Het is alsof ik een heel jaar aan tunnelvisie lijd en plots wel vijftien voetbalvelden ver kan kijken. But that freaks me out too, man. Ik heb die mist nodig als een soort buffer tegen de realiteit.

En toch zing je in ‘If The Brakeman Turns My Way’: ‘All your friends and sedatives mean well, but make it worse.’

Oberst: Wat die vrienden betreft: ik ben dankbaar dat er zoveel mensen met me begaan zijn, maar hun – overigens goedbedoelde – bezorgdheid maakt me soms heel onzeker. En over verdovende middelen gesproken: een vriendin van me is onlangs gestorven aan een nieuw antidepressivum. Het was een net ontwikkeld en zogezegd bijzonder gesofistikeerd medicijn zonder de vervelende bijwerkingen die de meeste antidepressiva hebben. Blijkbaar waren er dus tóch nevenverschijnselen waar ze geen weet van hadden. Ik was er het hart van in. Ze was pas 21, the most beautiful girl you’ve ever seen. Sindsdien pas ik wel op. Ik hou het tegenwoordig bij koffie en bier. En af en toe een Xanax tegen de paniekaanvallen.

Ben je daar ooit voor in behandeling geweest?

Oberst: Psychologen en psychiaters genoeg gezien in mijn leven! En droomuitleggers. En rare snuiters die stalen van mijn haar onderzochten. En wat nog niet allemaal.

Uit de teksten op je nieuwe plaat maak ik op dat je het voorbije jaar vooral je toevlucht hebt gezocht in je geloof.

Oberst: Zoiets, ja. Sommige mensen vinden gemoedsrust door te mediteren of door boeken te lezen of er zelf te schrijven. Ik vind troost bij God, ook al vind ik het vaak moeilijk om in hem te geloven. Het ging al een tijdje de verkeerde kant uit met mijn leven, had ik de indruk. Het gedurige toeren maakte me fysiek en mentaal kapot. Ik raakte helemaal onthecht, maar niet op een transcendentale, spirituele manier , if you know what I mean. Het leek alsof ik almaar hoger boven de grond ging zweven, tot de wereld onder mij zo klein werd dat ik alle contact met de realiteit begon te verliezen. Ik was stuurloos geworden en had nood aan een omgeving waarin ik tot rust kon komen.

Die gemoedsrust heb je gevonden in Cassadaga, de christelijke gemeenschap in Florida waarnaar je nieuwe plaat vernoemd is. Ben je er écht naartoe getrokken in een Cadillac, zoals je zingt in Four Winds?

Oberst:(enthousiast) Ja, een geweldige trip was dat. Wie zegt dat pelgrimstochten per definitie te voet moeten gebeuren? Hey, dit is de 21e eeuw! (lachje) Rain, een vriendin van me, had al vaak verteld hoe rustgevend en inspirerend het in Cassadaga is. Op een dag kon ik het niet meer houden en ben ik er naartoe getrokken. En ze had gelijk: ik voelde er me compleet herboren. Het leek wel alsof er een nieuwe ik was opgestaan.

Moet ik daaruit afleiden dat je een born again christian bent?

Oberst: Goh, ik ben in ieder geval niet christelijk. Maar ik heb op een of andere manier wel mijn geloof herwonnen. I’m a believer, om het eens met een liedje van de Monkees te zeggen. Toen ik in Cassadaga aankwam, kreeg ik een enorme golf van liefde en troost over me heen.

Toen ik anderhalf jaar geleden met Maria Taylor sprak, behalve een zeer verdienstelijke zangeres ook jouw lief, omschreef ze de muzikale scene in Omaha óók als een soort commune.

Oberst: Voor haar is het natuurlijk makkelijk om de Omahascene te romantiseren omdat ze per slot van rekening een inwijkeling is. Voor mij is Omaha mijn geboortestad, en daar kleven sowieso ook een paar minder prettige connotaties aan vast. (zingt een strofe uit Steve Earls ‘Hometown Blues’, nvdr. )Won’t nothing bring you down… like your hometown. Maar als ik erop terugblik, besef ik in wat voor een uitzonderlijke omgeving ik ben opgegroeid. Wonderbaarlijk ook dat zo’n klein stadje zoveel muzikale talenten heeft voortgebracht.

Toch lijkt Saddle Creek, het door jou en je broer opgerichte label waarop die tientallen groepjes uit Omaha onderdak vonden, stilaan te imploderen.

Oberst:(zucht) Tja, hoe gaan die dingen. Toen we met een paar groepen begonnen door te breken, kregen we kansen aangereikt die we moésten grijpen. Maar onvermijdelijk ging die schaalvergroting ten koste van onze amateuristische en licht anarchistische mentaliteit van vrienden-onder-elkaar. We hebben er met andere woorden onze ongebreidelde vrijheid, kinderlijke onschuld en naïviteit een beetje bij ingeschoten. En natuurlijk zijn we allemaal ouder geworden. Sommigen zijn getrouwd en aan kinderen begonnen, anderen hebben een huis buiten de stad gekocht.

Jij woont tegenwoordig toch ook in New York?

Oberst: Ja. Ik heb nog altijd een huis in Omaha, maar ik verblijf voornamelijk in mijn appartement in New York. De vriendschappen zijn nog intact, maar we zien elkaar steeds minder. Ik word nog altijd nostalgisch naar de tijd dat alles simpel en vanzelfsprekend was. En ik ben best wel trots dat we met Saddle Creek van een ingedommelde, conservatieve burcht als Omaha een bruisende, culturele stad hebben gemaakt.

In wat voor gezin ben jij opgegroeid?

Oberst:My old folks zijn mijn twee favoriete mensen op deze planeet. En dat méén ik. Ze hebben me een grandioze, zorgeloze jeugd gegeven. They couldn’t have done a better job. Ook al zullen ze er zelf wellicht anders over denken, want mijn broers en ik hebben hun vertrouwen maar al te vaak beschaamd. Eigenlijk ben ik in een heel groot nest opgegroeid. Mijn moeder heeft zeven broers en zussen en die woonden bijna allemaal in onze straat. Ik had dus tientallen neven en nichten om mee te spelen, al beschouwde ik ze evengoed als broers en zussen. Het was dus altijd chaos ten huize Oberst, maar er was ook heel veel liefde. Ik heb nooit twee mensen zoveel van elkaar zien houden als mijn ouders. Ze waren al samen op hun 14e, op hun 19e kregen ze hun eerste kind en tegen de tijd dat ze mijn leeftijd hadden, was hun kroost compleet. Zelfs nu ze ruim de 50 voorbij zijn, zie ik ze nog elke dag stapelverliefd naar elkaar kijken.

Zadelt zo’n voorbeeldig ouderpaar je niet op met een al te idealistisch beeld van de liefde?

Oberst: Ja, absoluut. Dat is problematisch, hoor. Ik denk echt dat ik tot nog toe zo’n beroerd liefdesleven heb gehad, omdat ik mijn relaties altijd heb afgetoetst aan die van mijn ouders. Mijn broers denken er net zo over. Eén van hen gaat momenteel door een pijnlijke scheiding, waar zijn kinderen enorm onder lijden. Reken maar dat hij dat aanvoelt als een vreselijke mislukking. Vergeleken met onze ouders heeft hij in zijn ogen gefaald, hij voelt zich een complete loser.

Nu, de meesten van mijn vrienden hebben het omgekeerde meegemaakt: ze zijn kinderen van gescheiden ouders of op z’n minst ouders die de hele tijd liepen te ruziën in huis. Zij schuiven hun disfunctionele liefdesleven altijd af op het slechte voorbeeld dat hun ouders stelden. Wel, mijn ouders waren wél een goed voorbeeld, maar ik ben er óók in geslaagd om al mijn relaties om zeep te helpen. Koppels die voor elkaar gemaakt zijn, zoals mijn ouders, komen maar één keer op een miljoen voor. Ik neem hen uiteraard niets kwalijk, maar het is moeilijk om hun voorbeeld te evenaren. Kom, laten we erover ophouden, ik word er depressief van. Betaal je me nog een café olé?

Oberst! Ik bedoel: ober!

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content