De helden van Arnout

Eén, maandag 28/8, 20.40 ****

Net voor ik naar De helden van Arnout keek, zag ik op Twitter een foto van een Amerikaanse oorlogsveteraan. Zijn linkeroor was verschrompeld, de bovenste helft van zijn rechteroor ontbrak, de huid rond zijn ogen was kunstmatig gladgestreken, alsof hij een nylonkous over zijn hoofd had getrokken: het gezicht van een brandwondenpatiënt, maar hij was een veteraan, een held. ‘Oorlogen gaan nooit helemaal voorbij’, luidde het onderschrift.

Ik moest eraan denken toen ik Arnout Hauben opgewonden naar de kerk van Vrasene achter hem zag wijzen. Hij stak een vinger in de lucht om de aandacht van iedere mogelijke toevallige voorbijganger te vragen, maar voorlopig stond enkel de cameraman bij hem, en die was daar duidelijk om professionele redenen. Hauben bladerde driftig in het dagboek van de jonge Joseph Abbeel, geboren in Vrasene, zoon van een plaatselijke bierbrouwer, in 1806 uitgeloot om mee te vechten in het leger van Napoleon en verder vooral vergeten.

‘Hebben jullie ooit gehoord van Joseph Abbeel?’ wilde Hauben weten van een ouder koppel dat op de markt passeerde. ‘Nee’, mompelde de dame vanonder het plastic kapje dat ze tegen de regen om haar hoofd had gebonden. Ze keek wat angstig, zoals oudere mensen wel vaker doen als hun geheugen getest wordt. Hauben toonde het dagboek, vertelde dat Abbeel soldaat was geweest in het leger van Napoleon. ‘Dat is van voor onze tijd’, zei de man enigszins opgelucht, waarmee hij ongewild ook de noodzaak van Haubens nieuwe tv-reeks bevestigde: door in de sporen van vergeten, maar in hun tijd meer dan bijzondere Vlamingen te stappen wil hij zijn deel doen om het gat in onze memorie te dichten.

Maar Hauben zou Hauben niet zijn als hij alleen de reisweg van de geest uit het verleden zou reconstrueren, en niet hoe hij die tocht beleefde. En dat betekende: afzien indien nodig. En dus stapten Hauben en cameraman… op de trein en denderden ze nachtenlang door een Europees landschap dat naarmate ze Borodino naderden, de eerste stop in Rusland, ijselijker en weidser werd. Onderweg zette Hauben verder waar hij aan de kerk van Vrasene mee begonnen was: eenvoudige vragen stellen aan de mens voor, naast of achter hem.

Het wonderlijke aan Rusland is dat de eenvoudigste vraag een roman van een antwoord oplevert. Of het nu Vladimir was, die hen in zijn Lada meenam naar het slagveld van Borodino; de oude man met de waterige ogen die ze veel later op de weg van Moskou naar Smolensk ontmoetten; de kolonel op rust die een rode, in plastic verpakte roos plantte in de tuin van het ziekenhuis waar Abbeel in 1812 weer wat op krachten kwam of de kozak met wie ze in Smolensk het avondeten deelden, overgoten met gepaste hoeveelheden wodka: de Russische man vertelt uitgebreid en graag. Zeker over een veilig gebied als het verre verleden.

Dat oorlogen nooit helemaal voorbijgaan: het zinnetje onder de Twitter-foto schoot me door het hoofd toen ik Hauben uitgebreid zag klinken met de kozak van nu. Abbeel was als de dood geweest voor dat militaire ruitervolk. Hij had nooit kunnen denken dat een televisiemaker, als hij had geweten wat dat was, tweehonderd jaar later in Smolensk op zijn gezondheid zou drinken met een afstammeling van de ruiters die hem zo de stuipen op het lijf hadden gejaagd. Zouden oorlogen dan toch voorbijgaan? Nee, begreep ik toen de kozak een uniform uit de kast haalde. Hij had het gedragen toen hij in Tsjetsjenië gevochten had. Ze veranderen gewoon van vorm, van plaats en van vijand.

door Tine Hens

In Smolensk klonk Arnout Hauben met een afstammeling van de kozakken die destijds Joseph Abbeel de stuipen op het lijf hadden gejaagd. Gaan oorlogen dan toch voorbij?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content