‘Lengte: 1m78. Borstomtrek: 101 cm. Middelomtrek: 81 cm. Kraag: 41 cm.Donker haar.Donkere ogen.’ Journalist en Focus Knackmedewerker Dieter Moeyaertbleek tot zijn grote verbazing overde ideale maten te beschikken om tijdens de opnames van’In Bruges’ stand-in te zijn voor hoofdrolspeler Colin Farrell.Verslag van twee maanden hard labeur. ‘Kijk daar!Colin Farrell!Ja toch!?Colin! Coliiiin!’

Een metaalachtige stem klinkt door een megafoon: ‘ Are you ready, Ralph? Okay. All quiet… Roll sound… And… Action!‘ Ik heb geen tijd om na te denken. De kunstsneeuw giert me om de oren en mijn ogen worden verblind door een batterij felle spots. ‘ It’s the little boy‘, prevel ik. Het blijft even stil. ‘ That’s right‘, zegt Ralph, die een pistool op mijn rug richt. ‘ The little boy.’ Dan scheuren drie korte, droge knallen de Brugse nacht aan flarden. Terwijl het gedonder wegsterft tegen de eeuwenoude muren rond het Gruuthuse-plein en de lege kogelhulzen wegtin-gelen op de kasseien zijg ik met de nodige pathos neer op mijn knieën, maak een kwartslag naar links en zak in elkaar op een blauwe matras.

De man die mij net van het leven beroofde, is acteur Ralph Fiennes. U kent hem onder meer uit Schindler’s List, waarin hij op verkillende wijze een sadistische kampcommandant neerzette. Ook in In Bruges speelt Ralph (gelieve ‘ Rafe‘ te zeggen, dat staat chiquer) geen lieverdje. In de scène die we zopas repeteerden, komt het tot een vuurgevecht tussen Harry, zijn personage, en Ray, het personage van Colin Farrell. Daarbij fungeerde ondergetekende als stand-in voor Farrell – een unieke kans om twee maanden mee te draaien op de set van In Bruges, en dan nog in de huid van de hoofdrolspeler.

Gezocht: figuranten

Miljoenenproducties – In Bruges verteerde een frisse vijftien miljoen dollar – maken vaak gebruik van stand-ins: mensen die van dichtbij of veraf op een acteur lijken en zijn plaats innemen bij de voorbereiding van een scène. Vóór de camera’s beginnen te lopen, moeten immers telkens de instellingen bepaald worden – de director of photography meet de lichtintensiteit en kiest een gepaste lens, waarop de focus puller de afstand meet van de lens tot het gezicht van de acteur om te bepalen welke scherpstelling hij moet gebruiken. Stand-ins verlichten het werk van de acteur, die zo deze vaak ellenlange procedures kan overslaan en in character kan blijven, en ze besparen de cameralui heel wat stress omdat zij de stand-in sans gêne kunnen manipuleren als een marionet terwijl ze hun werk doen: ‘Kijk naar links! Sta recht! Zet twee stappen achteruit!’ Met echte acteurs gaat dat niet altijd, wegens te veel kapsones.

Mijn avontuur begint anderhalf jaar geleden. Productiebedrijf Bell Tower Productions (een verwijzing naar Brugges Belfort) plaatst een oproep in de Vlaamse media: wie zin heeft om in de film een figurantenrolletje te spelen, kan zich aanmelden op een open casting. De respons is enorm. Tweeduizend filmliefhebbers, nieuwsgierigen en mensen die hun kans zien om de nieuwe Brad Pitt of Angelina Jolie te worden – voor alle duidelijkheid: ik reken mezelf tot de eerste categorie – zakken af naar Die Scone in de hoop op een plek in de achtergrond van de film. Als ik na uren aanschuiven eindelijk mijn gegevens mag noteren en een mugshot laat maken, is de hoop me in de schoenen gezakt – natúúrlijk was iedereen voor me in de rij met een rolletje gaan lopen en bleef er voor mij niets over.

Na een week nagelbijten gaat de telefoon. De castingverantwoordelijke: ‘Of ik zin heb om stand-in te worden van Colin Farrell?’ Draagt de paus een rok? Een spannende extra auditie later heb ik de job te pakken: blijkbaar ben ik even groot en heb ik dezelfde lichaamsbouw als de Ierse scallywag uit Minority Report, Miami Vice en The New World. Een behoorlijke portie Irish luck, al zal het feit dat ik gek genoeg ben om mijn sociale leven twee maanden on hold te zetten om lange dagen – én nachten – mee te draaien op de set, ook wel geholpen hebben.

De komende maanden zal ik lief en (vooral) leed delen met een hoofdzakelijk Britse filmcrew. Ik zal met eigen ogen zien hoe moeilijk het is een film te maken en de mens achter Farrell-de-filmster leren kennen.

‘Nice to meet you’

2 februari 2007. Dag 1 van 41. Mijn oren vriezen zowat van mijn hoofd wanneer ik mijn weg zoek van het trailerdorp (waar de acteursaccommodatie en de vrachtwagens voor make-up, kostuums en catering staan) naar de set op het Brugse Walplein. Er ligt een full English breakfast op mijn maag te gisten – de Engelse crew wil zijn black pudding en spotted dick niet missen en heeft dus zijn eigen cateringploeg meegebracht, tot afgrijzen van de Vlaamse medewerkers. Op de set weet ik mezelf geen houding te geven. In de wirwar van kabels en cameramateriaal lijkt iedereen nu al over zijn toeren, voor er één centimeter pellicule belicht is. Overal waar ik sta, krijg ik een duw van een haastige runner of mist een rondzwaaiende lichtmast mijn hoofd op een haar. Uiteindelijk verschuil ik me achter een boom.

Dan zie ik Farrell en Brendan Gleeson (u bekend als Hamish uit Braveheart of Monk uit Gangs of New York) weggaan van het terras waar we die ochtend filmen. ‘Dieter? DIETER! Get on the set!‘, hoor ik Nick brullen. De Ierse regieassistent staat wat verder en lijkt niet erg tevreden. Ik sprint naar hem toe, net niet over een stapel kabels struikelend en een camerabody naar de verdoemenis helpend. Hij komt pal voor me staan. ‘Mocht het je nog niet duidelijk zijn: jij wijkt geen meter van de set’, briest hij. ‘ Got it?‘ Ik knik als bezeten. ‘ Good lad. Now sit your arse down.’ Ieren zijn joviale mensen, maar hun potje kookt snel over – zoals ik de volgende dagen tot mijn scha en schande ondervind. Het duurt immers een tijdje voor ik mijn plaats vind. Een filmset is een erg strikte werkplek, waarin iedereen z’n taak kent. Alles moet vlot verlopen, want elk uur kost duizenden euro’s aan lonen en materiaal.

Terwijl ik van Nicks tirade bekom, voel ik plots een hand op mijn schouder. Ik kijk om en staar Colin Farrell in het gezicht. Hij steekt zijn hand uit: ‘ How are you doing, brother? Ik ben Colin.’ Ik loop rood aan en stotter mijn naam terwijl ik zijn hand schud. Farrell glimlacht. ‘ Nice to meet you‘, zegt hij, en hij beent weer weg.

Womanizer

Ik leer Farrell kennen als een bescheiden, grappige, hartelijke én gulle kerel – op het einde van de opnames drukt hij me, bij wijze van zakcent, een envelop in de hand waarin ik een bescheiden maandloon vind. En ook als een kerel die geen zin kan zeggen zonder er het woord ‘ fuck‘ – spreek uit: ‘ fook‘ – in te verwerken. Binnen de week kent hij elke medewerker bij naam en toenaam. Hij is een graag geziene gast, en vaak kun je hem vinden via de lachsalvo’s die opstijgen als hij in de buurt is. In Bruges wordt gemaakt op een friendly set, en dat ligt niet alleen aan regisseur Martin McDonaghs gemoedelijke aanpak, maar vooral aan het vrolijke karakter van de hoofdrolspeler. Als die het in zijn of haar hoofd krijgt om vervelend te doen – Julia Roberts, William Hurt en vooral Val Kilmer zijn notoire voorbeelden – loopt iedereen op eieren en zakt de sfeer pijlsnel tot onder het vriespunt, zo leer ik van een ervaren rot.

Farrell ademt star quality uit elke porie . Hij is een van die mensen die hoofden doen draaien, waar ze ook komen. En hij is een womanizer in hart en nieren. Ook in Brugge. Als de vrouwen niet naar hem toekomen terwijl hij iets drinkt in een bar, regelt zijn personal assistant wel een afspraakje met een van de figurantes of idolate toeschouwers. Geïnteresseerden genoeg. Een journalist getuigde in GQ: ‘Toen ik Farrell voor het eerst ontmoette in Los Angeles, was ik geschokt over hoe recht op hun doel vrouwen bij hem afgaan. Er zat een bloedmooie blondine naast hem en binnen de vijf seconden – vijf! – streelde ze hem over zijn kruis. Op een andere avond gaven vijf adembenemend mooie vrouwen hun telefoonnummers aan me, met het verzoek die aan hem door te spelen.’

Je zou bij al die celebrity gossip bijna vergeten dat Farrell zijn status van wereldster in de eerste plaats aan zijn onmiskenbare acteertalent dankt. Als hij zich in emotioneel zware scènes moet inleven, krijgen we de hele dag beeld zonder klank. Dan luistert hij op zijn iPod naar keiharde metal en, vertrouwde hij me toe, ‘ I might be thinking some unpleasant thoughts.’ Een ander voorbeeld: tijdens een achtervolgingsscène raakt Ray gewond. Het is ijskoud wanneer we die opnemen en iedereen ziet dat hij trilt als een espenblad, maar hij weigert een extra jas om zich helemaal in zijn rol in te leven. Al Pacino, Farrells tegenspeler in The Recruit, noemde hem niet voor niets ‘de beste acteur van zijn generatie’.

Huilen naar de maan

Farrell (32) was een veelbelovend talent toen hij acht jaar geleden voor het eerst opdook in Joel Schumachers Tigerland. Daarvoor had hij meegespeeld in de Ierse soapreeks Ballykissangel en was hij afgewezen op de auditie voor Boyzone, een Ierse boysband. Dankzij schitterende rollen in Minority Report en Phone Booth klom hij snel op in de Hollywoodhiërarchie, maar hij tuimelde even gezwind weer van zijn voetstuk toen Oliver Stones Alexander flopte. Farrell zat toen in zijn persoonlijke leven al een tijdje op het verkeerde spoor en kwam vaker in het nieuws om de verkeerde redenen (flirts met Britney Spears, verslavingen, op het internet uitgelekte homevideo’s waarin hij van bil ging met een naakt-model, etc.) dan om de juiste.

Tot hij in elkaar stortte op het einde van de Miami Vice-opnames. In een recent GQ-interview getuigt hij daarover: ‘Zie je die ogen?’, vraagt hij, terwijl hij zichzelf aanwijst op een foto van de wrap party van Miami Vice. ‘Ze zijn dood. Dood. De nacht waarop die foto genomen is, letterlijk die nacht, heb ik het vliegtuig genomen naar Antigua ( een eiland in de Caraïben, nvdr. ), waar Eric Clapton een afkickcentrum runt voor mensen als ik. Ik ben blij dat ik nog leef. Ik had het gevoel dat ik niet meer kon stoppen. Just literally couldn’t stop. Vroeger was me dat altijd gelukt. Dan deed ik het enkele maanden wat kalmer aan en droeg ik een beetje zorg voor mijn lichaam. Tijdens Miami Vice besefte ik echter dat ik niet meer kon stoppen en ook niet zou stoppen. Ik sloot me elke avond op in mijn hotel-kamer en got busy gettin’ out of my mind. Toen heeft mijn familie gezegd: ‘Nu is het genoeg.’ Ze hebben mijn leven gered.’

Hij noemt verslaving een deel van zijn persoonlijkheid. ‘Als kind was ik al verslaafd, aan Rice Krispies. Ik at er elke dag kommen van – droog, zonder melk en met hopen suiker, zodat de pulp in mijn mond kraakte. Op mijn twaalfde was ik verslaafd aan hotdogs. En toen ik niet veel later voor het eerst naar een pub ging, stond het hek open voor drank. En nog wat later drugs.’

Tijdens de opnames van In Bruges wist niemand of ze hem nu een pintje moesten trakteren, dan wel plat water. Iemand vroeg hem: ‘Ik hoor dat je niet meer drinkt, Colin?’ ‘Juist, brother‘, klonk het. ‘Maar geen nood: one day we’ll have a jar.’ Hij kan het niet gemakkelijk gehad hebben. De crew ging elke avond uitblazen in de plaatselijke Irish Pub, en in Brugge heeft elk café sowieso driehonderd soorten bier op de kaart staan.

‘Ik vrees dat ik hier op een verkeerd moment in mijn leven beland ben’, lacht hij. ‘Bovendien slikt, spuit en snuift mijn personage erop los. De zin in drank is er nog steeds. God, wat ik er niet voor over zou hebben om nog eens naar de maan te kunnen huilen. Ik mis het. Maar de prijs die ik ervoor zou betalen is te hoog. En ik heb nu een zoontje om voor te zorgen ( de vierjarige Jimmy heeft het Angelmansyndroom, een zeldzame genetische ziekte met een sterk vertraagde ontwikkeling tot gevolg, nvdr.). Het vaderschap zet alles in perspectief.’

‘Beste script ooit’

Ook op carrièrevlak lijkt Farrell het roer te hebben omgegooid.Terwijl hij vroeger vrouwen versierde in hotelbars, verdiept hij zich nu in immobiliënrapporten – onlangs kocht hij samen met U2-drummer Larry Mullen een appartementsgebouw in Dublin. En in blockbusters zul je hem niet snel meer aan het werk zien. ‘Als je zo’n megacontract tekent, kies je ervoor binnen te stappen in een wereld waarin alleen winst telt’, zegt hij daarover. ‘Dan krijg je telefoontjes om je te zeggen hoe de film het op zijn openingsavond gedaan heeft.Ik doe niet meer mee aan die bullshit.’ Nu kiest hij kleinere projecten, zoals Woody Allens Cassandra’s Dream, of Pride and Glory, aan de zijde van Edward Norton.

En nu is er dus In Bruges, een donkere gangsterkomedie van Martin McDonagh. De Ierse regisseur komt uit het theater, waar hij successen oogstte met West End- en Broadwaystukken als The Lieutenant of Inishmore en The Pillowman. In Bruges is zijn eerste langspeelfilm, maar helemaal groen is hij niet als cineast. Twee jaar geleden won hij de Oscar voor Beste Kortfilm met Six Shooter met Brendan Gleeson in de hoofdrol.

Zowel de Amerikaanse als de Britse pers onthaalde In Bruges op een daverend applaus. Reviewsites als Metacritic. com en Rottentomatoes.com geven de prent quoteringen van 80 % en meer en ook bladen als Empire, People en Rolling Stone overladen de film met laudatio. ‘Het script van In Bruges is het beste wat ik ooit gelezen heb’, strooide Farrell rond. ‘Martin heeft uniek materiaal geschreven. Ik vind het prachtig hoe hij speelt met taal en zo kleur geeft aan zijn personages. Zijn humor is schitterend: het doet je lachen met dingen waar je eigenlijk niet om hoort te lachen. Weet je, ik plan mijn carrière niet: I go wher-ever the work is. Maar dit was een kans waarvan ik meteen besefte dat ik hem niet mocht laten glippen.’

Regieassistent ontslagen

4 februari 2007. Dag 2 van 41.Ik sta tegenover het Belfort op een prachtige winternamiddag. De linker- en rechterkant van de Grote Markt zijn afgesloten met lange hekken, om de toeristen en andere nieuwsgierigen tegen te houden. Nick geeft me enkele aanwijzingen: ‘Ga op het afvoerdeksel staan en kijk langzaam omhoog. Action!‘ Prompt beginnen digitale cameraatjes te flitsen. Ik gluur even opzij. Mensen roepen: ‘Colin! Colin!’ Ik hoor enkele Franse toeristen discussiëren: ‘ C’est l’acteur?‘ ‘ Mais oui, c’est lui!‘ Ik gloei een beetje en ben blij dat ze te ver staan om te zien dat het niet Farrell is. Dit zijn dus mijn fifteen seconds of fame.

19 februari 2007. Dag 13 van 41. Na een vlotte eerste week en een succesvolle start van de night shoots (loodzware ‘dagen’ die beginnen om vijf uur ’s avonds en eindigen om zes uur ’s ochtends) komt de In Bruges-trein schrapend tot stilstand: regieassistent Nick en zijn twee collega’s zijn op staande voet ontslagen. Wanneer wij dat vernemen, zitten ze al op het vliegtuig naar Ierland en heeft een nieuw team hun plaats ingenomen. Het nieuws slaat in als een bom. Nick was dan wel opvliegend, iedereen had hem graag en er waren geen noemenswaardige problemen op de set. De verslagenheid is groot: regisseur McDonagh moet script girl Rowena troosten. Naar verluidt is Farrell evenmin blij: hij moet zijn landgenoten missen.

Regieassistenten vormen het cement van een filmploeg. Ze vertalen de visie van de regisseur naar het werkterrein: ze geven wenken aan de acteurs, vertellen de technici hoe ze een scène in beeld moeten brengen en duiden aan waar de figuranten moeten lopen. Nu Nick en co. weg zijn, is iedereen even het noorden kwijt. Niemand begrijpt waarom. ‘Die executives van Focus Features zitten hoog en droog in hun New Yorkse kantoren’, spuwt Clive, een van de cameramannen, zijn gal. ‘Die yanks hebben geen idee van wat er zich op het terrein afspeelt. They run their sets the way they fight their wars.’

Hand-in

Langzamerhand wordt duidelijk waar het schoentje knelt. Met vijftien miljoen dollar en een draaiperiode van zes weken mag In Bruges een middelgrote productie genoemd worden, en een erg ambitieuze. Michael, een ervaren cameraman met onder meer Atonement op zijn palmares, zegt me op een avond: ‘Normaal heb je acht weken nodig voor een langspeelfilm. Het in zes weken proberen is erg moedig, maar als ik het draaischema bekijk, kan ik enkel voorspellen dat het nog moeilijk wordt.’

En inderdaad: na enkele weken worden overuren schering en inslag – we geraken er niet. De crew begint te mokken omdat ze voor het extra werk niet genoeg betaald wordt. Het productieteam dat de financiën regelt, wordt met een scheef oog bekeken als het op de set komt. De sfeer verslechtert snel.

Het probleem is dat de regisseur en zijn director of photography niet doortastend genoeg te werk gaan: ze twijfelen te lang over hoe ze een scène in beeld zullen brengen en vergeten bovendien vaak tussenshots op te nemen: kleine close-ups die de overgang van de ene scène naar de andere verzekeren. Bijvoorbeeld: iemand wandelt door een deur na een gesprek in de ene kamer, en zet de dialoog verder in de andere kamer. Als de kijker niet ziet dat de acteur door de deur gewandeld is, heeft hij het gevoel dat er iets niet klopt. Tussenshots zijn dus cruciaal voor de flow van een film.

De editor, die een montagestudio liet installeren in het Brugse productiekantoor, komt vaak klagen dat hij shots mist. We moeten dus meer dan eens terugkeren naar een vroegere set om ze op te nemen, met het nodige tijdverlies tot gevolg. Voor die opnames roept de productie vaak mijn hulp in. Mijn handen zijn dus een paar keer te zien in de film, maar het gebeurt telkens zo snel dat het moment voorbij is voor je het beseft. Een doorbraak in Hollywood zit er voorlopig niet in…

Zelfmoord in de zon

8 maart 2007. Dag 26 van 41. Een prachtige winterdag in het Astridpark. De zon schijnt, de vogeltjes fluiten en er is geen wolkje aan de hemel. Helaas: dit was níet het weertype dat regisseur McDonagh in gedachten had toen hij Rays zelfmoordpoging neerpende. Eigenlijk had het vandaag moeten miezeren. De productie laat een regenmachine aanslepen (een constructie met sproeikoppen die hoog in de lucht getakeld wordt), maar op het laatste moment beslist McDonagh om de scène toch in de zon te filmen. Vandaag doen we het eerste deel, morgen de rest.

9 maart 2007. Dag 27 van 41.Ramp, o ramp: in tegenstelling tot gisteren staan de hemelsluizen vandaag wijd open. Het Astridpark is herschapen in een modderpoel. De productie zit met de handen in het haar: hoe verkoop je een zelfmoordscène aan het publiek waarvan het eerste deel in de zon plaatsvindt en het tweede deel in de regen? Iedereen vervloekt het Belgische klimaat. Maar rond het middaguur verdwijnt het onweer en komt de zon weer tevoorschijn. We’re back in business.

28 maart 2007. Dag 41. Het is de laatste opnamedag, de veelgeplaagde In Bruges-ploeg komt zingend naar de set. We zitten al enkele dagen in Londen. Vandaag filmen we de slotscène, en wel in een prachtige penthouse in de hippe buurt Southwark met een indrukwekkend uitzicht over de skyline. Mac, de hoofdelektricien, wijst me vanaf het balkon enkele vroegere sets aan. ‘Daar zie je het Tate Modern, waar we de eindspeech van Blood Diamond gefilmd hebben. En zie je die oude loods, wat verder? Daar is een groot stuk van Lock, Stock and Two Smoking Barrels opgenomen. En voor Snatch zaten we ook in deze buurt.’

‘The gate is clear’

De voorbije dagen zaten we op minder boeiende plekken, zoals Brockley en Bethnal Green, achterbuurten waar ongure types ’s nachts de straten bevolken. Ik ben de enige Belg die mee mocht naar Londen. Het verschil tussen de Londense en de Brugse opnames is frappant: hier liggen de locaties tientallen kilometers uit elkaar, het verstikkende verkeer maakt het leven van de location manager bijna onmogelijk en het is veel gevaarlijker. In Brugge werden de sets bewaakt door filmstudenten; hier doet de productie een beroep op mannen die ultimate fighting als hobby vermelden.

Jeff, bijvoorbeeld. Hij deelt enkele weetjes over Brockley met me: ‘Wat verder ligt de Murder Mile,’ zegt hij, ‘een plek waar veel mensen vermoord worden. Londen is gevaarlijker dan Los Angeles. Als je daar in de verkeerde buurt tegen iemand opbotst, kun je er nog mee wegkomen; hier krijg je meteen een mes tussen je ribben.’

Murder Mile of niet, er moet een film afgewerkt worden. Farrell is uit zijn hum. Wanneer hij merkt dat hij uit beeld zit terwijl de camera nog draait, snauwt hij: ‘ Will you motherfuckers get on with it? I want to go home!‘ Iedereen kijkt geschrokken weg en werkt stil verder.

De allerlaatste opname is symbolisch voor de hele productie, want verloopt in opperste chaos. We hernemen een tussenshot van in Brugge, waarbij Ray per brancard naar een ambulance gedragen wordt. Farrell gaat liggen, waarop vier regieassistenten het ding op- en neer beginnen te schudden om de illusie van beweging te wekken. Ernaast heeft een van de lichtingenieurs achter een doek een spot opgesteld, die hij van links naar rechts beweegt. Het geheel geeft een surrealistische indruk, vooral als Farrell, net voor de camera begint te lopen, een luide scheet laat. Een van de ‘ambulanciers’ kan zijn lach niet inhouden en laat de brancard net niet vallen. Farrell grijnst schaapachtig, maar plooit zijn gezicht weer in een grimas zodra hij merkt dat er wordt gefilmd.

En dan klinkt het verlossende signaal: ‘The gate is clear.’ Dat wil zeggen: er zat geen vuil op de lens en het shot is dus goedgekeurd. ‘That’s a wrap on ‘In Bruges’, everybody. Thank you so much for your hard work and have a safe trip back home.’ Iedereen applaudisseert en neemt afscheid. Een laatste pint kan er voor de meesten niet meer af – ze zijn blij dat ze na zes vermoeiende weken weer naar huis mogen.

Tom, een van de camera trainees, wil nog wel een pint met me gaan pakken in de pub om de hoek ‘Wat vond je nu eigenlijk van Brugge?’, vraag ik hem.Hij hoeft niet lang na te denken.

It’s a shithole‘, grijnst hij. ‘ Right?’

Door Dieter Moeyaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content