JUDAS JONES – Veertig jaar na zijn dood blijft Rolling Stones-oprichter Brian Jonestot de verbeelding spreken. Zo houdt deze bijgespijkerde biografiede moordtheorie brandende.

Laura Jackson, Piatkus, 293 blz., euro10

He was a pretentious little sod‘, aldus Charlie Watts, doorgaans toch de minzaamheid in persoon, over de man die de notoirste rock-‘n-rollgroep uit de geschiedenis boven de doopvont hield én haar naam gaf.

Die quote staat niet in dit boek. Laura Jackson – zie ook, maar alleen als u vier maanden het bed moet houden, de biografieën over Brian May, Neil Diamond en Jon Bon Jovi – doet namelijk krampachtig haar best om voor de blondste aller Stones tenminste een béétje medeleven uit de brand te slepen. Geen sinecure, want Brian Jones was een gefrustreerd, gewelddadig en paranoïde man, een rockster ook die zijn titel droeg als een doornenkrans. Bovendien besteedde hij zóveel zorg aan zijn veel beschreven pagekapsel dat hij door Mick Jagger en Keith Richards spottend Mr. Shampoo werd genoemd.

De stakker. Thuis nooit genoeg liefde gekregen. Intelligent genoeg om met de vinger in de neus de unief te doorlopen, maar door Charlie Parker, Cannonball Adderley, Muddy Waters, Bo Diddley en Jimmy Reed meedogenloos het muzikantenbestaan ingezogen. De klootzak. Al twee meisjes bezwangerd vóór hij in 1962 The Rollin’ Stones oprichtte. En bij eerste manager Andrew Loog Oldham heimelijk £5 per week méér geritseld dan de andere vier kregen – hij, de zelfverklaarde leider van de band. Een kleine judasstreek slechts, maar het zegt alles over de weerzin die Jones opwekte dat Richards zich daar een kwarteeuw later nóg niet overheen had gezet.

Zodra (I Can’t Get No) Satisfac-tion (1965) internationaal naar één was geklommen en er geen speld meer tussen de songschrijftandem Jagger-Richards te krijgen viel, werd Brian Jones echter een passagier in zijn eigen groep. Anita Pallenberg, die van hem een rammeling te véél had gekregen, ging er in Marokko – letterlijk – met Richards vandoor. Dat alles, gecombineerd met zijn drugsprocessen, bezwaarde Jones’ fragiele gemoed zó dat hij enkele keren met zelfmoord dreigde, en zelfs een tijdlang met impotentie kampte.

In deze update van haar biografie Golden Stone (1992) besluit Laura Jackson nogmaals dat het Brian Jones pas weer voor de wind begon te gaan toen hij en de Stones midden 1969 uit elkaar gingen. En dat Jones kort daarna werd vermoord in het zwembad bij zijn landhuis Cotchford Farm, en wel door ene Frank Thorogood, de klusjesman die hij van plan was te ontslaan. Al blijft het bewijsmateriaal daarvoor even troebel als het motief.

Wat denkt Charlie Watts? In MOJO van juli 1999: ‘Iemand die Brian écht te grazen wilde nemen, had wel geprobeerd zijn manager te worden.’ Ook waar, natuurlijk.

KURT BLONDEEL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content