Dinsdag 2/2, 21/10 – Canvas

Operatie Lake Placid en Operatie Winterberg hebben onze bobsleemeisjes succesvol volbracht, nu Operatie Vancouver nog! Op de Olympische Winterspelen in Vancouver – vanaf 12 februari – verdedigen ze de Belgische kleuren en Canvas is erbij. En te weten dat ze twee jaar en een half geleden nog nooit een bob van dichtbij hadden gezien. Elke gelijkenis met Cool Runnings berust op louter toeval, verzekert ons pilote Elfje Willemsen, een voormalig speerwerpster. ‘Geloof mij: wij werken een pak professioneler.’

Had je bij het begin van jullie bobsleeavontuur van een olympisch ticket durven te dromen?

Elfje Willemsen: Al wie ons toen gezegd had dat we naar de Olympische Spelen zouden mogen, had ik voor gek verklaard. De mensen rond ons zeiden ook dat ze erin geloofden, maar volgens mij dachten ze stiekem wel dat het heel moeilijk zou worden. (Lacht) Bij het begin van dit seizoen zag het er al heel wat beter uit: we wisten wel dat we een grote kans hadden om ons te kwalificeren. Het was alleen afwachten waar en wanneer.

Jullie hadden werkelijk geen enkele bobslee-ervaring, hé?

Willemsen: Euhm, neen. Buiten de occasionele skivakantie had ik weinig interesse voor wintersporten. Mijn eerste indruk? Het totale gebrek aan comfort binnen de bob. (Lacht) Binnenin is de slee helemaal naakt, zonder zeteltjes of kussentjes. Het zit best wel hard.

Hoe ziet een gemiddelde trainingsdag er voor jullie uit?

Willemsen: In de winter spenderen we elke dag toch wel vijf uur op de bobbaan, al betekent dat zeker niet dat we vijf uur sleeën. Eerst maken we onze slee klaar, en dan probeer ik als pilote de baan in mijn hoofd af te leggen. En dan is het wachten, héél lang wachten: meer dan twee afdalingen per dag doen we niet. Daarna breken we de slee weer af en maken we ze schoon. Nadien staat er nog kracht-, snelheids- of sprongtraining op het programma.

Werden jullie als nieuw team meteen ernstig genomen door de bobsleegroten?

Willemsen: Goh, in het begin ben je een van die nieuwe landen die eens in de bobsleewereld komen kijken. Al heb ik wel de indruk dat we intussen aanvaard worden. Nu, we zijn ook nog niet supergoed, het is dus niet dat we stevige concurrentie vormen. Voor landen als Canada, de Verenigde Staten en Duitsland zijn wij gewoon België.

Hoe groot is het verschil met de top nog?

Willemsen: Op een afdaling van minder dan een minuut blijven de grote teams toch nog één à twee seconden voor ons. Dat lijkt misschien niet veel, maar het is toch een behoorlijke afstand. Zeker in Vancouver, dat bekendstaat als de snelste baan ter wereld. Op de meeste andere banen halen we snelheden tot 125 kilometer per uur, in Vancouver geldt een topsnelheid van minimum 140 kilometer per uur. Ik kan je verzekeren: dan komt de baan snel op je af!

Dan lijkt het risico op crashes ook groter…

Willemsen: Eén klein foutje kan fataal zijn. Vergelijk het met een auto-ongeluk: hoe groter de snelheid, hoe groter de gevolgen. In oktober hebben we er gelukkig twee weken kunnen trainen en hebben we de baan toch een keer of twintig afgedaald. Als pilote moet je reactiesnelheid ook op de baan afgesteld zijn. En – hout vasthouden – ik heb al twee jaar geen crash meer gemaakt.

Als pilote ben jij al zeker van je plek – in tegenstelling tot de remster die nog moet worden gekozen. Over welke eigenschappen moet een goede pilote beschikken?

Willemsen: Je moet goed kunnen sturen. (Lacht) Het is ook erg belangrijk dat je snel de klik kunt maken van de explosiviteit van de start naar de rust en de concentratie van de afdaling. En een remster? Die moet héél stil kunnen zitten. Ze moet natuurlijk enorm hard rennen bij de start, maar de rest van de rit moet ze onbeweeglijk blijven – ook als ik een foutje maak en zij niet lekker meer zit.

Hoe schat je jullie kansen in op de Olympische Spelen?

Willemsen: Niet erg hoog, eerlijk gezegd. Top tien is nog onrealistisch, vrees ik. Natuurlijk willen we in de eerste plaats goed beneden komen in de vier afdalingen die we in Vancouver zullen moeten doen. Plus: ik zou toch graag minstens één of twee landen achter ons laten. En dan moeten we niet mikken op de toppers, maar wel op onze rechtstreekse concurrenten als Japan en Roemenië. Ik hoop dus vooral dat we niet afgaan. (Lacht)

Barbara De Coninck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content