‘Berlin Alexanderplatz’, het magnum opus van Rainer Werner Fassbinder, is ruim 25 jaar na de eerste uitzending eindelijk uit op dvd, in een gerestaureerde versie. Wat door het boulevardblad ‘Bild’ bij de eerste uitzending ‘het grootste bankroet uit de Duitse televisiegeschiedenis’ werd genoemd, schittert daarmee als nooit tevoren. Verslag van een marathonzitting.

Een man wordt ontslagen uit de gevangenis. De poort zwaait open, hij knippert met zijn ogen tegen het felle licht en duwt zijn handen tegen zijn oren om het lawaai van de straat weg te houden. De ex-gevangene wil terug naar zijn vertrouwde cel, maar de cipier, die deze situatie duidelijk al vaker heeft meegemaakt, duwt hem zachtjes naar buiten. De poort gaat dicht en dan komt een tussentitel in beeld, met grote zwarte gotische letters: ‘Die Strafe beginnt’, een zinnetje dat zelfs voor compleet Duits-onkundigen weinig aan de verbeelding overlaat. Nee, wie Berlin Alexanderplatz in de dvd-speler steekt met het vooroordeel dat het monstre sacré van Rainer Werner Fassbinder een 15 uur durende brok experimentele en moeilijke televisie is, zal die eerste vijf minuten weinig bemoedigend vinden.

Televisie is een erg conventioneel medium. Zelfs de meest bejubelde en complexe series van de afgelopen jaren – The Sopranos, The Wire, Six Feet Under enzovoort – zijn in wezen heel rechtlijnig vertelde verhalen, waarin het aantal experimenten beperkt blijft. Er komt al eens een droomsequentie in voor en de obligate cliffhanger blijft vaak uit, maar veel verder gaat het niet. Het is ook geen toeval dat toen David Lynch in Twin Peaks zijn geïnspireerde waanzin naar het kleine scherm bracht, hij de mix van surrealistische beelden, absurde dromen en bizarre dialogen bij de kijker naar binnen lepelde met behulp van een heel beproefd middeltje – een moordmysterie. Het veertiendelige Berlin Alexanderplatz zet de conventies daarentegen met veel plezier opzij: in zijn tv-reeks – of zo u wil: film van ruim 15 uur – speelt Fassbinder met genres, laat hij scènes extreem lang duren, neemt hij vreemde camerastandpunten in en wisselt hij fantasiebeelden naadloos af met de realiteit.

Bruisend Berlijn

De experimenten in Berlin Alexanderplatz zijn voor een deel terug te voeren op de bron van Fassbinder, de gelijknamige roman van Alfred Döblin uit 1929. Daarin vertelt de schrijver het verhaal van Franz Biberkopf, een tragikomisch figuur die nadat hij zijn vrouw heeft vermoord met een slagroomklopper (!) vier jaar in de gevangenis belandt. Als hij aan het begin van het boek vrijkomt, is hij stellig van plan om op het rechte pad te blijven en ‘een nieuw mens’ te worden. Maar zijn pogingen om een eerlijk bestaan op te bouwen botsen met de werkelijkheid, de ellendige situatie van het proletariaat in de Weimarrepubliek (het Duitsland van 1918 tot de machtsovername van Hitler in 1933). Het verhaal van Biberkopf is symbolisch voor de Duitse crisisjaren, een periode zonder toekomstperspectief waarin de getergde bevolking gemakkelijk te manipuleren was door ongure types. Als een extreemrechts sujet hem bijvoorbeeld vraagt om met de nazikrant Völkischer Beobachter te gaan leuren, ziet hij daar geen graten in. Hij heeft op zich niets tegen de Joden, maar vindt aan de andere kant ook dat er toch een beetje orde moet heersen in Duitsland. ‘Franz Biberkopfs zondeval’ – zoals de ondertitel van de roman luidt – neemt een dramatische wending als hij een stotterende misdadiger genaamd Reinhold ontmoet. Die trekt hem mee in het verderf en ontneemt hem uiteindelijk het enige goede in zijn leven dat hem nog restte, zijn geliefde Mieze.

De echte antagonist van Biberkopf is echter niet Reinhold, maar het Berlijn uit de jaren 20, de grootstad die uit zijn voegen barst, waar het sterftecijfer het aantal geboortes overstijgt en waar een klein leger van arbeiders de straten vult (het boek speelt zich vooral af in de nauwe steegjes rond Berlin Alexanderplatz, niet op het plein zelf, een omgeving die Döblin als arts voor de armen uit de eerste hand kende). Om de sfeer van die stomende metropool en zijn inwoners te vatten maakte Döblin van zijn boek een soort collage, waarin dialogen afgewisseld worden met stukken stream of consciousness, en de actie voortdurend onderbroken wordt door reclameslogans, krantenartikels, volksliedjes die een soort ‘soundtrack van de stad’ vormen. Tegelijk toont de auteur de jachtigheid en verwarring door te werken met korte scènes die schijnbaar willekeurig en vaak niet chronologisch achter elkaar geplaatst worden, ‘een opeenvolging van obscene petites histoires die elk op zich een volledige sensatiekrant zouden kunnen vullen’, zoals Fassbinder het ooit zei.

Om die vertelstijl op verschillende niveaus te imiteren moest Fassbinder een geschikte dramaturgie zoeken. Wegens budgettaire problemen werd Berlin Alexanderplatz grotendeels binnen opgenomen, zodat Fassbinder de sfeer van Berlijn op een andere manier moest weergeven. Dat gebeurt aan de hand van de geluidsband, die vol staat met industrieel lawaai en schreeuwende mensen of met behulp van knipperende lichten en krantentitels en slogans die weerklinken. Een commentator (Fassbinder zelf) geeft ook af en toe wat statistische informatie over de stad van toen, soms zelfs terwijl de personages stilstaan. De lapidaire opbouw van de roman heeft Fassbinder – die het boek erg trouw bleef – grotendeels behouden. Vooral in de eerste, extra lange aflevering stuitert het verhaal heen en weer. Biberkopf wordt bijvoorbeeld vlak na zijn ontslag uit de gevangenis plotseling op straat tegengehouden door een Joodse rabbi, die hem meeneemt naar een café om hem een bizar verhaal te vertellen. Daarna trekt hij naar de zus van zijn overleden vrouw, waar hij zijn potentieproblemen oplost door haar te verkrachten. Nog later begint hij een relatie met een jonge Poolse en tegen het einde moet hij bij de administratieve diensten van Berlijn gaan pleiten om niet uit de stad te worden uitgewezen. Het is kortom even wennen.

‘Ich bin Biberkopf’

Voor Fassbinder was de verfilming van Berlin Alexanderplatz niets minder dan de vervulling van een levensdroom. De manische workaholic (1945-1982), die in zijn korte leven een nooit geziene productiviteit aan de dag legde, beschouwde de serie ook als het belangrijkste project van zijn leven. Hij las de roman voor het eerst toen hij 14 was en herkende zich sterk in Biberkopf: de naïeve, instinctieve man wiens geloof in de mens steeds weer op de proef gesteld wordt. ‘Ik was, heel eenvoudig, onbewust Döblins fantasie gaan leven’, zei hij later en in een interview met Die Zeit gaf de regisseur zelfs onomwonden toe dat de roman hem geholpen had ‘om niet kapot te gaan’. In 1975 bewees hij eer aan Döblins boek toen hij het hoofdpersonage in zijn film Faustrecht der Freiheit Franz Biberkopf noemde en de rol, heel veelzeggend, zelf speelde. En toen in 1980 zijn droomproject in Duitsland op antenne kwam, verklaarde hij in interviews vooraf onomwonden: ‘Ich bin Biberkopf.’

Niet alleen het hoofdpersonage uit Berlin Alexanderplatz sprak Fassbinder aan, maar ook de toon van het boek. ‘Waar het om gaat, is doodgewoon de manier waarop het afgrijselijk banale en ongeloofwaardige dat er aan handeling in zit, wordt verteld’, zei hij. ‘En het gevoel van de schrijver voor de hoofdpersonen: hoe hij juist deze tot op hun middelmatigheid uitgeklede lieden de allergrootste tederheid toedraagt en liefheeft tot het einde.’ Het hoofdpersonage is een lamme goedzak – ‘veel vlees rond een gering aantal hersens’, zoals Louis Ferron in een essay over het boek schreef – die er door zijn eigen gebreken en een ongenadige maatschappij maar niet in slaagt zichzelf te vervullen. ‘Hij wil zijn eigenheid zo lang mogelijk en met alle inzet bewaren’, zei Fassbinder daarover. ‘Hij blijft heel lang iets van een zuiver kind houden.’ In die zin ligt Berlin Alexanderplatz sterk in het verlengde van de rest van het oeuvre van Fassbinder, vol outsiders – kleine criminelen, prostituees, immigranten, depressieve huisvrouwen – die niet door de maatschappij gewenst zijn.

Wat vooral opvalt, is op welke briljante manier Fassbinder die thematiek toont aan de hand van de mise-en-scène en de regie. De hele serie is een veruitwendiging van de uitspraak van Douglas Sirk, de meester van het Amerikaanse melodrama en een belangrijke invloed op Fassbinder: ‘De filosofie van een regisseur zit in de belichting en de camerahoeken.’ De personages in Berlin Alexanderplatz wonen in donkere holen, duistere vervallen woningen, en worden ook gefilmd vanuit camerahoeken – tussen pilaren, van achter bierbakken… – die het doen lijken alsof ze compleet vastzitten in hun wereld. Tegelijk laat Fassbinder het licht naar binnen dringen via kleine raampjes en spleten, zodat zijn personages toch nog een hoopvolle gloed krijgen en veel scènes op een schilderij van Caravaggio lijken. Tenminste toch in deze nieuwe versie: de oorspronkelijke tv-serie was heel donker, omdat ze om geld te besparen was gedraaid op 16 mm in plaats van op 35 mm, wat geen recht deed aan de subtiele kleuropnamen. Maar een minutieuze restauratie onder toezicht van camera-man Xavier Scharzenberger en editor Juliane Lorenz – kostprijs: 1,2 miljoen euro – heeft de pracht naar boven gehaald.

Het is die beeldende kracht die ervoor zorgt dat Berlin Alexanderplatz je als kijker, eenmaal je de eerste gewenning voorbij bent, echt meesleept. Daarom ook dat de magie pas echt werkt als je meerdere afleveringen na elkaar bekijkt. ‘Hoe meer je ervan kunt zien op een zo kort mogelijke tijd, hoe beter, net zoals je een lange roman met maximaal plezier en intensiteit leest’, schreef filosofe Susan Sontag in Vanity Fair, toen de reeks naar New York kwam en daar wekenlang in de bioscoop liep. Toegegeven: sommige stukken gaan wel heel traag vooruit. En ook voor de beruchte epiloog van de serie, Mein Traum vom Traum des Franz Biberkopf – een anderhalf uur durend visioen vol opzichtig freudiaanse symboliek, engelen des Doods, een Biberkopf verkleed als vrouw en muziek van Janis Joplin en Kraftwerk – moet je op zijn zachtst gezegd in de stemming zijn. Maar bijvoorbeeld het vierde hoofdstuk, waarin Biberkopf na een eerste teleurstelling in zijn medemensen vlucht in de drank, of de twaalfde aflevering, waarin Reinhold Biberkopfs geliefde Mieze vermoordt, zijn adembenemend mooi en aangrijpend.

‘Pornografisch bloedbad’

Toen Berlin Alexanderplatz in oktober 1980 op de Duitse televisie kwam, weerklonk er snoeiharde kritiek. Het Duitse roddelblad Bild Zeitung – geleid door Axel Springer, een man met een aversie voor alles wat links en/of intellectueel was – leidde de aanval. De krant noemde Berlin Alexanderplatz ‘het duurste en meest verwoestende bankroet uit de Duitse televisie’ en ‘een pornografisch bloedbad’, en vroeg zich af waarom er belastinggeld moest worden vrijgemaakt voor zo’n project. (Met een budget van 13 miljoen mark was Berlin Alexanderplatz de duurste Duitse tv-serie ooit, ook al had Fassbinder stevig op de kleintjes gelet, onder meer door op 16 mm te draaien in plaats van op 35 mm en de opnames af te ronden in 150 dagen, 50 minder dan gepland.) Ook de Kerk liet zich niet onbetuigd en had zelfs al voor de uitzendingen begonnen waren protestbrieven gedrukt waarmee geschokte kijkers bij zender WDR hun ongenoegen konden laten blijken over ‘de blasfemie’ in de serie en de aanstootgevende seks. Toen de serie op tv liep, kreeg de regisseur zelfs doodsbedreigingen en moest zijn huis in München onder politiebescherming geplaatst worden. Fassbinder, die door de reacties in een depressie terechtkwam, snapte het allemaal niet, zei hij in een interview, want Berlin Alexanderplatz was toch ‘unheimlich schön’? Ruim vijfentwintig jaar later blijkt dat hij overschot van gelijk had.

Door Stefaan Werbrouck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content