De schaduw van wijlen Rainer Werner Fassbinder hing over de zestigste editie van de Berlinale.

Van alle grote filmfestivals heeft Berlijn veruit het meest overladen programma. Alsof dat niet volstaat, worden met de spreekwoordelijke Duitse Grundlichkeit nog allerlei nevenevenementen opgezet: van een website voor jong talent in de internetjournalistiek tot een discussie over de toekomst van de bioscoop in een veranderende stedelijke omgeving met sterarchitect Norman Foster – jawel, de man die de Berlijnse Reichstag van de glazen koepel voorzag. Met al die transdisziplinäres activiteiten zou je bijna vergeten dat er ook nog honderden films vertoond werden.

Als vanouds ging de grootste media-aandacht naar de competitie. Voor een keer verdiende de internationale jury onder leiding van de visionaire Duitse regisseur Werner Herzog zélf een prijs. In haar palmares zag ze maar één film over het hoofd: The Hunter, een taaie maatschappijkritische thriller uit Iran. Regisseur Rafi Pitts speelt zelf de laconieke ex-bajesklant die een schokkende wraakqueeste onderneemt nadat zijn vrouw en kind tijdens een anti-regeringsdemonstratie in Teheran het leven laten. Deze compacte en vaak cryptische film paart met succes Perzisch minimalisme aan B-filmbrutaliteit.

Voorts gingen de beste inzendingen met de grote prijzen aan de haal. Oké, dat Roman Polanski de Zilveren Beer kreeg voor zijn politieke thriller The Ghost Writer, had misschien meer te maken met misplaatste solidariteit dan met filmische merites. Honey van de Turkse regisseur Semih Kaplanoglu won daarentegen geheel terecht de Gouden Beer. In deze hypnotiserende vertelling vergezelt een zesjarig jongetje zijn vader, een bijenboer, op zijn tocht door het quasi ondoordringbare woud van een Anatolische bergstreek. Deze vrijwel plotloze film observeert in een bezwerend langzaam tempo het emotioneel ontwaken van een in zichzelf gekeerde kleine jongen die met tragische gebeurtenissen wordt geconfronteerd. We zien de allesoverheersende natuur door de verbaasde ogen van de jonge acteur – een natuurtalent – en dat levert lyrische beeldenreeksen en onvergetelijke poëtische accenten op, zoals de scène waarin de knaap de weerkaatsing van de volle maan uit een emmer water probeert te scheppen.

Zo bedrieglijk sprookjesachtig de natuur is in Honey, zo verpletterend, vijandig en majestueus is ze in de sombere Russische inzending How I Ended This Summer. Alexei Popogrebsky dramatiseert de emotionele en fysieke strijd tussen twee mannen, een jonge student en een ervaren technicus die in een weerstation op Antarctica op een precair radiocontact na van de buitenwereld zijn afgesneden. Beide hoofdrolspelers, Grigoriy Dobrygin en Sergei Puskepalis, kregen een Zilveren Beer voor beste acteur, en ook fotografieleider Pavel Kostomarov viel in de prijzen voor zijn vaak naar het abstracte neigende beelden van de barre sneeuwlandschappen.

Zoals al te vaak op de Berlinale was het buiten die enkele uitschieters middelmaat troef in de lauwe competitie. Voor revelaties moest je op een ander adres zijn. Het Internationale Forum des Jungen Films bijvoorbeeld oogde veel avontuurlijker. Denk alleen aan Fin, een ijselijk klinische studie van de in Spanje werkzame Argentijnse regisseur Luis Sampieri. Drie jongeren die via het internet een wanhoopsdaad afgesproken hebben, moeten elkaar voor het uitvoeren van hun sinistere plan in levenden lijve zien, wat voor akelige kortsluitingen, non-communicatie en spanningen zorgt. Bovendien blikt het Forum ook kritisch terug en maakt het er een punt van om elk jaar met ontdekkingen te komen. Dit jaar was het de beurt aan het – toch voor westerse ogen – obscure Japanse talent Shimazu Yasujiro, die in de jaren 30 een nieuw filmgenre introduceerde, ‘shomin-geki’, oftewel drama’s over het dagelijkse leven van de middenklasse.

Voor een zestigste verjaardag was deze editie weinig feestelijk te noemen. Wie met enige weemoed aan de grote krachtlijnen in de woelige historiek van de Berlinale terugdenkt, zal wel genoten hebben van de alomtegenwoordigheid van Rainer Werner Fassbinder. Tussen 1969 en zijn vroegtijdig verscheiden in 1982 draaide het boegbeeld van de Neue Deutsche Welle meer dan veertig films, waarvan vele op de Berlinale in première gingen. Merkwaardig toch hoe een intussen al bijna drie decennia overleden filmmaker deze editie domineerde. Zijn grote muze Hanna Schygulla ( Die Ehe der Maria Braun), de enige internationaal doorgebroken ster uit zijn acteurscollectief, mocht een Gouden Beer voor haar carrière in ontvangst nemen. In diverse secties was werk te zien van en over sleutelfiguren uit Fassbinders entourage: Blutsfreundschaft, de nieuwste kitschprul van voormalig Fassbinderacteur Peter Kern, de documentaire Daniel Schmid – Le chat qui pense over de in 2006 overleden Zwitserse regisseur en ex-minnaar van RWF en de fototentoonstelling Autrefois et toujours van opera- en filmregisseur Werner Schroeter, die samen met Fassbinder en Schmid gerekend werd tot de Nieuwe Film Theatraliteit, een stroming die begin jaren 70 ophef maakte.

Bovenal was er de digitaal opgepoetste versie van een van Fassbinders zeldzaamste tv-films, de tweedelige WDR-productie Welt am Draht, die na de tv-première in 1973 enkel hoogst uitzonderlijk – en altijd in bedenkelijke kwaliteit – te zien was. Hoewel er veel van zijn fetisjacteurs in opdraafden en zijn vaste cameraman Michael Ballhaus de beeldpirouettes uitvoerde, is dit een buitenbeentje in zijn uitpuilende filmografie. Zelfs in zijn enige uitstapje naar de sciencefiction is de beste naoorlogse Duitse cineast zijn tijd ver vooruit: hij behandelde al begin jaren 70 futuristische concepten – de versmelting van mens en kunstmens en de vervaging tussen het werkelijke en het virtuele – die pas in Blade Runner (1982) en The Matrix (1999) verder geëxploreerd werden. Uiteraard bedient Fassbinder zich in deze vrij bescheiden tv-productie niet van special effects en grandioze decors. Hij creëert zijn toekomstbeeld met de glas- en staalarchitectuur van zijn locaties in Keulen, München en Parijs. De identiteitscrisis wordt niet verbeeld in spektakel, maar in een mise-en-scène die geraffineerd speelt met reflecties, spiegelingen en ontdubbelingen. Zijn labyrintische misdaadintriges verwijzen naar de totalitaire toekomst-visies van zowel Fritz Lang als Jean-Luc Godard.

Door Patrick Duynslaegher

‘Zoals al te vaak op de Berlinale was het middelmaat troef in de competitie. Voor ontdekkingen moest je elders zijn.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content