Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Elke dinsdag, 22.15 – Canvas

De wet van het simpele idee is tegelijkertijd de belangrijkste en minst toegepaste wet in het reservaat der televisiemakers. Een programma waarvan iedere aflevering met een herhaling van de grondvoorwaarden begint, is waarschijnlijk een slecht programma. Maar een programma dat niets meer wil zijn dan een ‘bepaalde geschiedenis van de Belgische muziek’ klinkt zo hartverwarmend eenvoudig dat het wel goed móét zijn. En dat is Belpop ook.

Natuurlijk is Arno een dankbare man om een reeks mee in te zetten. Hoe ongerijmd zijn woorden soms ook klinken, op de een of andere manier klitten ze altijd samen in een consistente en immer verrassende redenering. ‘Het is simpel’, zegt Arno vanuit zijn witte sofa. ‘Ik had een grootmoeder die zong in de cinema’s in Oostende en dan enkele tantes die een bordeel hadden.’ Verder moet je het volgens hem niet zoeken. En verder zoekt Belpop het niet. De documentaire wil geen antwoorden formuleren op vragen die toch niet te beantwoorden zijn. Belpop is een zondagse uitstap down memory lane. Mensen graven in hun herinneringen, duikelen in hun doos met vergeelde foto’s, dissen koket de allerleukste anekdotes op en hoeden zich voor enige kwade woorden. Paul Couter en Arno Hintjens die na Tjens Couter elk hun eigen weg gaan? ‘De tijd was er rijp voor.’ Als Belpop een zwakte heeft, dan misschien de eenzijdige lofzang op het bijzondere talent van de geportretteerde. Maar kan je dat een zwakte noemen als het programma zichzelf als een eerbetoon omschrijft? Ook in de zwarte zijde van het artiestenbestaan wordt niet opvallend diep gegraven. Maar dat is evenmin storend. ‘Hij heeft eventjes gezweefd’, grijnst Couter, en hij vertelt innemend laconiek over Arno die plots acteur werd en een model als lief had. ‘Dat was onze wereld niet, hé mijnheer.’

Door weinig te vragen en veel te tonen vertelt Belpop een heleboel wat niet gezegd kan worden. Bijvoorbeeld: Arno is een beest op het podium. Hoe hij tijdens Bathroom Singer de cimbalen hanteert, de zweetdruppels in het rond spatten en die witte buik vanonder zijn zwarte hemd piept: het zijn ijzersterke beelden die op verwondering drijven. Het programma laat zich veeleer leiden dan dat het regisseert, en dat is er net zo mooi aan. Begin en einde vormen geen afgeronde cirkel. Eerst moet Arno naar Maastricht en later naar Oudenaarde, en dat zou dan de rode draad moeten zijn. Maar die draad zit vol losse eindjes die zich vasthaken aan verhalen van Jean-Marie Aerts, Claude Blondeel, Marcel Vanthilt, Josse De Pauw en Arno zelf. Zo hoor je Blondeel vertellen hoe Arno op Jazz Bilzen mijnheer Van Liefferinge een kopstoot gaf. ‘Je komt nooit in mijn blad’, dreigde die als het prototype van de vadsige machthebber. Het fantastische is dat Arno nooit een rotblad als Joepie nodig heeft gehad, en dat hij zijn zin heeft gedaan tussen de fundamenten van bestaande structuren. Dat is hem gelukt door te zingen over zetpillen als het summum van de liefde van een moeder voor haar kind. ‘Je duwt ze er het best met de stompe kant eerst in’, benadrukt Arno. ‘Dit is toch tv. Dan moet je aan educatie doen.’ ‘ Mad, niet bad, maar dangerous to know‘, typeert Jane Birkin hem. Wat hij zegt, zingt en doet, ramt als een pletwals tegen de bouwstenen van het fatsoenlijke leven. ‘Foert’ durven te zeggen. En doen waarvan je droomt. Een beetje educatie op tv, met Arno is dat inderdaad niet slecht.

Tine Hens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content