Rapper Baloji laat zich niks opdringen: ‘Ik ben niet op zoek gegaan naar Afrika’

© .
Han Renard
Han Renard Han Renard is redacteur bij Knack

U kent hem als rapper, solo en vroeger bij Starflam, maar Baloji, van wie deze week het album 137 Avenue Kaniama verschijnt, maakt ook theater, filmt, ontwerpt brillen. ‘Waw, jij bent goed omringd, krijg ik dan te horen. Maar dat zeggen ze niet over Tom Barman.’

Hij had als MC Balo bij het Luikse hiphopcollectief Starflam commercieel succes kunnen blijven oogsten, maar verliet de groep in 2004 en koos voor een solocarrière. Een brief van zijn biologische moeder in Lubumbashi, die na 25 jaar opnieuw contact opnam, vormde daartoe het startschot. 137 Avenue Kaniama, de titel van zijn nieuwe album, verwijst trouwens naar het oorspronkelijke huis van zijn moeder in Lubumbashi, het adres waar hij haar voor het eerst terugzag.

Qua thematiek is Baloji soms somber, muzikaal is het bijna altijd feest, getuige daarvan Soleil de volt, de opzwepende eerste single van 137 Avenue Kaniama. Als soloartiest heeft Baloji zowat zijn eigen muzikale genre gecreëerd. Zijn muziek slingert heen en weer tussen hiphop, soul, funk, jazz, soukous, rumba, afrobeat en elektro.

Misschien is het geruststellend om te denken dat rap seksistisch en gewelddadig is. Maar dat klopt gewoon niet. En Damso is veel meer dan dat.

De locatie voor het interview heeft hij op het laatste moment verplaatst naar een montagestudio in Evere, waar hij de laatste hand legt aan een kortfilm, een lange clip bij het nummer Peau de chagrin – Bleu de nuit, die tegelijk met het album wordt gereleaset. De film is opgenomen in het Congolese regenwoud, in het van palmolieplantage tot kunstenaarsresidentie getransformeerde project van Nederlands kunstenaar Renzo Martens – u kent hem van de ophefmakende documentaire Enjoy Poverty. Gaandeweg is Baloji zich wel vragen gaan stellen bij ‘de ethiek’ van Martens – ‘het oogt mooi op papier, maar de werkelijkheid is toch anders’ – maar als steunbetuiging aan diens stichting voor Afrikaanse kunstenaars blijft hij in de kortfilm geloven.

Het is Baloji ten voeten uit. Hij laat zich niets opdringen. Toen sommigen hem naar voren schoven als mogelijke vervanger van de omstreden rapper Damso voor het Belgische WK-lied, schreef hij ‘Fuck u, nee bedankt’ op zijn Facebook-pagina. ‘Mensen vinden het misschien geruststellend om te denken dat rapmuziek seksistisch en gewelddadig is, zeker als ze gemaakt wordt door jongens uit migrantenwijken. Maar dat klopt niet met de realiteit. En bovendien, Damso is veel meer dan dat’, zegt Baloji – boomlang en het toppunt van elegantie, met een grote kop koffie in de hand – wanneer hij de montagestudio verlaat.

Aan waardering bij nationale en internationale recensenten heeft hij geen gebrek. Recent nog kreeg hij van de Franstalige muziekpers in ons land de prijs voor beste liveact, ook al trad hij hier vorig jaar met zijn groep slechts twee keer op. Maar het grote publiek volgt Baloji’s eigenzinnige en compromisloze carrièrekeuzes niet echt, zeker niet in België. Veel wil hij er niet over kwijt maar hij heeft eerder al aangegeven dat dit misschien wel zijn laatste album is.

Baloji: Ik heb niets te verliezen, dus heb ik gedaan waar ik zin in had. Zonder muzikale conventies te volgen, zonder te proberen bij iemand in de smaak te vallen en zonder over een format na te denken. Ik ken veel artiesten in België die zelfs een bepaalde radiozender in het achterhoofd houden wanneer ze een nummer maken. Die zichzelf in een keurslijf dwingen om het publiek niet van zich te vervreemden. Ik had helemaal geen zin om daaraan mee te doen.

Vandaar tracks van meer dan tien minuten als het filmische Tanganyika?

Baloji: Precies. Ik heb gewoon het album gemaakt dat ik zelf graag wil horen. Een conceptplaat wil ik het niet noemen – klinkt te intellectualistisch – maar ik hou van het idee om muziek te maken die je op verschillende niveaus kunt beluisteren. Elk nummer is een verhaal op zich, en tegelijk deel van een grotere vertelling. Klinkt heel geconstrueerd, en dat is het ook, maar als ik 137 Avenue Kaniama in twee woorden moet typeren: puur amusement.

'Als je al eens een zwarte in een tv-studio ziet, is het een voetballer of een rapper. What the fuck?'
‘Als je al eens een zwarte in een tv-studio ziet, is het een voetballer of een rapper. What the fuck?’

Je gebruikt Afrikaanse muzikale invloeden, je laat in je kortfilms een andere, artistieke kant van Afrika zien. Voel je je een ambassadeur van de Afrikaanse cultuur?

Baloji: Helemaal niet. Ik denk dat de meeste mensen mijn werk op een totaal verkeerde manier bekijken. En die vervorming is zuiver een gevolg van de samenleving waarin we leven. Als een rapper een Amerikaanse traditional samplet, wordt hij toch niet gezien als iemand die ‘americana’ beoefent? Als een Vlaamse band traditionele New Orleans-elementen overneemt, stelt niemand zich daar vragen bij. Maar als je Afrikaanse invloeden laat horen, ho maar. Dan ben je opeens op zoek naar je Afrikaanse roots. Terwijl ik Afrikaanse muziek op dezelfde manier gebruik als toen ik bij Starflam disco, salsa en een heleboel andere stijlen gebruikte. Maar uiteindelijk, vind ik, bleef ik bij Starflam altijd Amerikaanse rappers kopiëren. De Congolese erfenis die ik vandaag gebruik, is mijn cultuur, iets wat mij toebehoort. Maar ik ben dus niet op zoek gegaan naar Afrika, mijn Afrikaanse identiteit of een Afrikaans discours. Een derde van de nummers op dit album gaat trouwens over liefde en relaties. En mijn muzikale roots liggen evenzeer in Luik en in de elektronische muziek uit Sint-Truiden en Hasselt als in Congo.

Stoort het je dan dat men je zo bekijkt, als iemand die naar zijn Congolese wortels op zoek is?

Baloji: Ja, daar zit ik echt mee in mijn maag. Er is zo ontzettend veel intellectuele luiheid. Mij gaat het erom origineel en authentiek te klinken, iets anders te maken dan de Amerikanen. Bij veel muzikanten die ik beluister, denk ik al snel: ‘Whatever, geef mij dan maar het origineel.’ Misschien is dat ook de reden waarom mijn muziek veel erkenning krijgt in Angelsaksische landen: ze zien het gewoon als iets radicaal anders.

Je laat je voorstaan op je meervoudige identiteit. Maar vandaag lijken veel jongeren met een migratieachtergrond zich op hun etnische of religieuze afkomst terug te plooien.

Baloji: Wat mezelf betreft: ik kies ervoor niet tot één familie of één groep te behoren en deel uit te maken van een heleboel groepen. Ik ben een Congolees uit de diaspora, die sterk verankerd is in de Europese cultuur. Kijk, ik heb meer dan twee jaar zonder geldige verblijfsdocumenten in België verbleven. Ik heb zes weken in het gesloten centrum van Vottem gezeten en het heeft weinig gescheeld of ik had het grondgebied moeten verlaten. Ik heb ontzettend veel geluk gehad en ben gebleven. Daardoor ben ik erg gehecht aan België en aan mijn Belgische nationaliteit. Maar ik denk dat veel jongeren met een migratieachtergrond op zichzelf terugplooien omdat ze gestigmatiseerd worden, vandaag meer dan ooit.

Ik denk dat veel jongeren met een migratieachtergrond op zichzelf terugplooien omdat ze gestigmatiseerd worden, vandaag meer dan ooit

Waaraan zie je dat?

Baloji: Neem mijn recente kortfilm Kaniama Show, een parodie op Afrikaanse staatstelevisie, waarin bijna alleen maar zwarte acteurs meespelen. Zij vertelden me dat ze haast nooit rollen krijgen, en als ze er toch een krijgen, is het altijd dezelfde. Precies hetzelfde zie je op tv. Als je al eens een zwarte in een televisiestudio ziet, is het een voetballer of een rapper. What the fuck? Voor zwarte jongeren, en bij uitbreiding voor alle jongeren met een migratieachtergrond, zijn rappers en voetballers dus de enige succesverhalen die ze kennen. En we slagen er maar niet in die dominante raciale rolverdeling te overstijgen.

Wil jij eigenlijk een rolmodel zijn voor jongeren?

Baloji: Allerminst. Dat heb ik niet in me.

De machtsverhouding tussen blank en zwart, tussen Europa en Afrika is ook een thema op 137 Avenue Kaniama. Zelfs binnen een liefdesrelatie lijkt die machtsverhouding door te werken?

Baloji: (lacht) Dat zou je kunnen denken, met een nummer als Bipolaire. Eigenlijk is dat een nepliefdesliedje, waarin ik via een omweg kritiek geef op een Frans label waarbij ik had getekend. Achteraf bleek dat in handen te zijn van een multinational die zich bezighoudt met het exploiteren van Afrika’s natuurlijke rijkdommen. Maar dan wel iemand van Congolese origine tekenen. In dat ‘liefdeslied’ heb ik het over dat soort primair exotisme, dat ik heel pervers vind. Het opvrijen van Afrika, maar wel uit eigenbelang en winstbejag. Het refrein is gebaseerd op het bekende boek van de Haïtiaanse schrijver Dany Laferrière Comment faire l’amour avec un nègre sans se fatiguer, een slimme satire over racisme – én een supertitel. In Bipolaire klinkt dat ‘Comment faire l’amour à un noir sans se fatiguer’, en ik zeg erbij: ‘Il faut le surmonter, il faut l’immobiliser.’ (lacht)

De noodzaak om de samenleving te ‘dekoloniseren’ is een hot topic, zeker bij intellectuelen met een migratieachtergrond. Hoe sta jij daartegenover?

Baloji: Ik ben daar natuurlijk voor, maar ik vind het interessanter geschiedenis te proberen schrijven dan om ze te herschrijven. De Afrikaanse gemeenschap stopt in dat laatste veel energie, te veel, denk ik. Natuurlijk zit er een raciale component in Zwarte Piet, maar eigenlijk heb ik lak aan die discussie. In Dendermonde een standbeeld van een ex-kolonist neerhalen? Oké, cool, maar mijn hart gaat er niet sneller van kloppen. Het is bovendien belangrijk te weten waar we vandaan komen. Als er monumenten zijn die ons daaraan helpen te herinneren – denk aan het Afrikamuseum – heb ik daar geen enkel probleem mee. En ik wil vooral nadenken over hoe we de erfenis van het kolonialisme, de hiërarchische verhouding tussen de rassen, kunnen veranderen. In On est ensemble zeg ik: ‘Si il y a une place pour un nègre, il y en a pas pour un deuxième.’ Dat is voor veel jongeren van Afrikaanse afkomst helaas de realiteit.

Baloji Tshiani

Geboren in 1978 in Lubumbashi.

Door zijn vader op driejarige leeftijd meegenomen naar België, waar hij opgroeit in een ander gezin in Luik.

Chaotische schoolcarrière, die eindigt op zijn vijftiende, vervolgens succes met de Luikse hiphopgroep Starflam.

In 2007 verschijnt zijn eerste soloplaat, het sterk autobiografische Hôtel Impala, in 2010 gevolgd door Kinshasa Succursale, een herinterpretatie van zijn solodebuut met bekende Congolese muzikanten.

Werkte mee aan Damon Albarns Africa Express-project.

Speelde op onder meer Glastonbury en Coachella.

Baloji betekent ‘man van de wetenschap’.

Word je vaak met racisme geconfronteerd?

Baloji: Als er een politiecontrole is, zal mijn auto er altijd uit worden gehaald. In mijn dagelijkse leven word ik eigenlijk constant aan mijn zwarte identiteit herinnerd. Dat ligt aan een bepaalde opvoeding hier, die fundamenteel moet worden uitgeroeid. Er is het fameuze glazen plafond, waarover vaak en terecht wordt gesproken als het gaat over de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Wat #metoo in gang heeft gezet: geweldig, maar we zouden met evenveel vuur het debat over racisme moeten voeren. Dat gaat óók over grote groepen mensen en over heel veel verschillende gemeenschappen in dit land. Net zoals met #metoo zouden er uiterst problematische situaties aan het licht komen. Situaties die het product zijn van een patriarchale, machistische samenleving op de leest van de blanke man.

Hoe komt het dat je in het buitenland meer succes oogst dan in België?

Baloji: (lacht) Wat kan ik zeggen over mijn relatie met België? Het lijkt erop dat mensen hier maar moeilijk kunnen aanvaarden dat kunstenaars met een migratieachtergrond meerdere dingen tegelijk kunnen doen. Zo heb ik ook een brillencollectie ontworpen. Tijdens een interview met een modesite vroeg de journalist: ja, maar ben je nu muzikant of ontwerper? Wie zoiets vraagt, heeft er niets van begrepen. Of als mensen zien wat ik allemaal doe – film, theater, muziek en ga zo maar door – dan zeggen ze: wauw, jij bent goed omringd. Maar dat zeggen ze niet over Tom Barman. (lacht) Dan heet het dat hij briljant is. En als ik op tournee ga in Europa, vragen mensen in België me hoe ik erin slaag mijn muzikanten te betalen. Daar zitten toch wel een aantal vreemde veronderstellingen onder. Ik wil me hier niet als een slachtoffer van racisme voordoen, maar feit is wel dat mensen zich bij mij kennelijk afvragen: doet hij dat echt zelf, of doet iemand anders het in zijn plaats?

In Inconnu à cette adresse, een spoken-wordtrack, beschrijf je hoe je dit album, waaraan je twee jaar hebt gewerkt aan je moeder wil overhandigen, maar het haast niet durft te geven als je in Lubumbashi tegenover haar zit. Want vond je moeder er uiteindelijk van?

Baloji: Dat weet ik eigenlijk niet. Het was een ontmoeting tussen twee culturen die elkaar niet begrijpen. Want het kan mijn moeder eigenlijk niets schelen, een cd krijgen. De notie van een cadeau of een geste doen, zoals men dat in Afrika uitdrukt – Afrikanen zijn heel gereserveerd en beleefd – betekent voor haar iets helemaal anders. Het betekent zorgen voor je familie, en dus geld geven. Ik noem mezelf in dat nummer ook ‘né de la dernière pluie’, wat zoveel betekent als dat ik gisteren geboren ben, een naïeveling ben. Een album willen maken voor je moeder in Lubumbashi is een heel naïeve daad, want als zij na vijfentwintig jaar met mij contact opneemt, is dat niet om een cd te krijgen. Dan vraagt ze op z’n Afrikaans, dus zonder het met zo veel woorden te zeggen, om als oudste zoon mijn rol als gezinshoofd op te nemen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

137 Avenue Kaniama

Uit op 23/3 bij Bella Union.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content