Duizenden foto’s heeft Danny Willems in zijn archief, met slechts één onderwerp: Arno. De eerste dateren van begin jaren 70, de laatste blinken op de nieuwe plaat van ‘le plus beau’. De beste ervan heeft hij nu gebundeld in een luxueus fotoboek. Niets te vroeg, meent Arno: ‘Die gast heeft zelfs Anton Corbijn geïnspireerd!’ Een gesprek met de fotograaf en, wel ja, zijn muze.

Café Archiduc, Brussel – waar anders? Voor mij zitten twee oudere jongeren. Het fotoboek waar ze voorovergebogen naar kijken, is van hen. Het is de perfecte aanleiding voor een excursie langs memory lane, maar je voelt zo dat dat een beetje tegen hun natuur is. Anekdotes zat wellicht, maar zijn ze al niet allemaal verteld? ‘Het is zijn boek’, zegt Arno. ‘Het woord is nu eindelijk eens aan hem. ’t Werd tijd, na al wat hij gedaan heeft.’

Hij, dat is Danny Willems. Compagnon de route van Arno, de enige die de hele weg met hem heeft afgelegd, van zijn debuut begin jaren 70 tot nu. Hoogstens onderbroken door een korte periode in de tweede helft van de jaren 90. Fotograaf, hoesontwerper, lichtman, productiemanager, videoclipregisseur: hij is het allemaal geweest. De foto op de achterkant van de allereerste plaat van Freckle Face, in een volkscafé in Blankenberge? Dat is de zijne. Het naakte lijf op de hoes van het debuut van TC Matic? Dat is van hem. De lichtshows waarom de band zo benijd werd? Zijn ideeën. Arno solo? Van alle hoezen heeft hij nog het cliché – net zoals van die van The Subrovnicks, Charles et les Lulus en welke andere band rond Arno. De eerste clips van le plus beau? De zijne.

‘zeikerd’

‘Het leuke is: alles was altijd nieuw, alles moest keer op keer uitgevonden worden’, blikt Willems enigszins aarzelend terug. ‘Er was niemand die het ons had voorgedaan – toch niet in België.’ Straffer nog: hij was in alles een autodidact. ‘Ik ben automecanicien van opleiding. Vuil werk. Ik haatte het. Met mijn eerste loon heb ik een goedkope Russische camera gekocht. Achteraf bekeken misschien wel de belangrijkste investering in mijn leven.’

De liefde voor fotografie was een familieaangelegenheid. ‘Ik ben geboren in Blankenberge in 1950. In de zomer spoelden de toeristen aan, maar de camera was nog niet ingeburgerd. Photo Hall had een volledig pension ingenomen op de dijk. Mijn oom schuimde de stranden af om voor hen kiekjes te nemen. Mijn pa ontwikkelde die ’s nachts, mijn ma trieerde ze daags nadien en verkocht ze. Elke avond ging ik bij mijn pa langs voor ik ging slapen. Wat de geur van verse madeleines is voor Proust, dat is de geur van natte pellicule voor mij.’

Zelf fotografie studeren was helaas geen optie. ‘Mijn vader is gestorven in ’56, mijn moeder stond er vanaf dan alleen voor, en die studies kostten te veel geld. Zodra ik mijn Russische camera had, ben ik wel meteen in dienst gegaan van Photo Hall. Eerst als studioassistent, later als fotograaf.’

Arno leerde hij kennen via hun gemeenschappelijke vriend Paul Couter, met wie hij Freckle Face vormde. Het klikte meteen, door hun passie voor de nieuwe muziek die vanuit Engeland overgewaaid kwam. ‘Ik was zot van The Rolling Stones, hij niet. ‘Allemaal gepikt’, zei hij. ‘Luister naar de originelen!’ Zeikerd, dacht ik.’

Zelf speelde hij ook in een bandje. Zang en tamboerijn. Niet meteen een instrument met een hoog rock-‘n-rollgehalte, maar het waren de hoogdagen van de folk en Ferre Grignard was hot. ‘En dan nog,’ weet Arno, ‘geen Tamla Motown zonder een tamboerijn. Ik zweer het je! Enfin: ik heb hem nooit zien spelen, en dat is misschien maar goed ook.’

Willems was de enige uit de toenmalige vriendenkliek die vast werk had, en dus een beetje geld. Waardoor Arno geregeld bij hem over de vloer kwam, kwestie van zijn maag te vullen. ‘Hij had in die tijd altijd en overal een witte plastic zak bij. Daarin zat de jongste editie van Melody Maker, wat proper ondergoed en zijn mondharmonica. Dat was veruit alles wat hij had.’ Arno : ‘Dat ondergoed, dat was een tip van mijn grootmoeder: je weet nooit hoe je wakker wordt, had ze gezegd.’

In 1975 had Willems plots genoeg van zijn fotowerk. Hij wilde de wereld zien. ‘Ik had met mijn spaargeld een camper gekocht, en trok naar India met mijn lief. Acht maanden reizen, dan terugkeren om gedurende het hoogseizoen vier maanden keihard te werken aan de kust, en dan weer weg. Naar Marokko. En de States. En dan, mijn laatste trip, Berlijn.’ Telkens als hij in Oostende was, dook Arno op. De verhalen van Willems inspireerden hem. ‘Eind jaren 70 was ik allang niet meer zo gefascineerd door de Amerikaanse muziekscene als hij. De Duitse kunststromingen, daar had ik een zwak voor – expressionisme en Bauhaus. In de muziek hetzelfde: Kraftwerk, dat was mijn ding.’ Arno: ‘Ik kon het niet horen, maar ik had geen keuze: ik had honger, zijn muziek moest ik erbij nemen.’

Het is onder meer onder invloed van Danny Willems dat Arno zijn Europese roots ontdekt en exploreert. ‘Ik had een eerste tourneetje in Engeland en de States gedaan. Het was een eyeopener. Ik vroeg me eindelijk af waarom ik die Amerikanen bleef kopiëren, terwijl ik toch een Europeaan ben?! Die Duitse scene begon me ook te inspireren, al had ik het dan meer voor de Krautrock en voor Can.’

Freckle Face was ondertussen Tjens Couter and the TC Band geworden, maar het wilde nog altijd niet vlotten. ‘Een verschil in ambitie tussen Arno en Paul Couter. Paul heeft genoeg aan een lokale scene, Arno zag het altijd groter en groter. Je ziet dat ook aan de eerste foto’s: Paul staat altijd relax op de achtergrond, Arno zit steeds vooraan met een arrogante blik op zijn smoel. Uiteindelijk zijn ze elk hun weg gegaan. Paul terug naar zijn café, Arno met TC Matic. Van dan af heeft hij mij volledig in zijn wereld opgenomen. We praatten uren over de muziek en het imago van de groep. Ik voelde me als het zesde lid van de band.’

Hij staat ook op de eerste hoezen. De backcover van single O La la la: dat is Danny Willems met zijn toenmalige vriendin. ‘Begin jaren 80, hartje Koude Oorlog, woonde ik in Berlijn, het epicentrum van de alternatieve kunst. Lou Reed zat er, David Bowie en Iggy Pop. Arno belde me. ‘ Het is zover: we gaan een single uitbrengen, O La la la. En ik wil dat jij de hoes maakt.’ Ik vond dat nummer echt niks – nog altijd niet eigenlijk. Qué Passa, dat was de ideale single voor mij.’ Arno, lachend: ‘Hij wilde er geen hoes voor maken, meneir pretensje, meneirke van Blankenberge!’

Uiteindelijk heeft hij ze toch gemaakt. ‘Omdat ik hem graag zie.’ Op de foto staart het jonge koppel ergens de hoogte in, allebei met een 3D-bril op. ‘Ik was net naar een van de eerste 3D-films gaan kijken, Avatar avant la lettre. Dat was ook een beetje ‘o la la la’, hè. Vandaar. En het oogde futuristisch en hoekig, net zoals de muziek van TC Matic.’ En zijn naakte zelve op de hoes van TC Matic? ‘Naakten hebben me altijd gefascineerd. Vanuit een artistiek perspectief, welteverstaan. Ik was en ben nogal te vinden voor de cultuur van de jaren 30. Ook de fascistische cultuur van toen, die heel erg op het lichamelijke gericht was. Begrijp me niet verkeerd, ik gruwel van de politieke uitwasemen van het fascisme. Ik heb zelfs een tijdlang met het communisme geflirt. Arno heeft me daar trouwens van afgeholpen. ‘Politiek draait hoe dan ook altijd verkeerd uit,’ zei hij, ‘vrijheid, daar is het om te doen.’ Hoe dan ook: ik was rond die tijd in een artistieke trip verzeild geraakt. Ik werkte aan een reeks rond gekwetste naakten. Die foto van mezelf vond ik ideaal voor de hoes van TC Matic. Samen met de bloedrode letters die erover gekrast zijn, straalt hij breekbaarheid uit. Daar was het me om te doen.’ Arno: ‘Static, het Britse label waarbij we toen zaten, heeft twee keer een advertentiepagina gekocht in NME om onze plaat te promoten. Danny is daardoor de enige Belg ooit die naakt in dat blad heeft gestaan! Wie kan dat zeggen!?’

‘Arno! PÉDÉ!’

Voor Choco, de volgende plaat van TC Matic, werkte hij weer met naakten. Twee mannen op de frontcover, twee vrouwen op de backcover, innig verstrengeld, één zwart, één blank. ‘De controverse daarrond was hilarisch. Ik herinner me een concert waarbij iemand plots tussen twee nummers door ‘Arno! Pédé!’ riep.’ Een promofoto voor de release van Apache, een andere TC Matic-album, zou dat kunnen bevestigen: Arno draagt een leren petje, een fijne halsketting en een singlet. Arno: ‘Dat is geïnspireerd op de Apaches, een subcultuur van Parijse nozems die zich eind jaren 30, begin jaren 40 verzetten tegen het Duitse verbod om naar Amerikaanse muziek te luisteren. Die gasten dansten ook altijd met een hand in hun broekzak, de andere rond het middel van hun meisje. Hey, als ik gay ben, dan is de maan van groene kaas!’

De wisselwerking tussen Arno en Danny Willems werd sinds de start van TC Matic steeds intenser, en werd spontaan voortgezet toen Arno solo ging. ‘We jutten elkaar voortdurend op. Hij vanuit zijn passie voor muziek, ik vanuit mijn passie voor kunst. Zo raakte ik op den duur bij alles betrokken: de lichtshows, het podiumdecor, de videoclips… Alleen zijn look heb ik nooit onder handen moeten nemen, dat deed hij zelf goed genoeg.’ Arno: ‘Iedereen heeft het over de manier waarop Anton Corbijn het imago van U2 en Depeche Mode heeft bepaald. Wel, Danny was eerst! Corbijn heeft me zelf ooit gezegd dat Danny hem geïnspireerd heeft. Mondino: ’t zelfde. En een gast als Stephan Vanfleteren, wel, die adoreert Danny.’

Alleen ergens halverwege jaren 90 heeft Willems alles uit handen gegeven. ‘Naast Arno waren ook andere bands komen aankloppen: Vaya Con Dios, Axelle Red, Raymond, Les Negresses Vertes, Julien Clerc. Ik heb het allemaal met plezier gedaan, tot ik erop uitgekeken geraakte. Na vijftien jaar had ik het wel gezien. Het was tijd voor iets anders. Reclamefilmpjes boden een ideale uitweg. Een lucratieve, ook.’ Arno, ernstig: ‘Ik snap dat wel. Hij heeft kinderen, hè. Die moeten ook eten.’

Van een breuk was nooit sprake – Willems heeft nog tonnen privéshots uit die tijd – en sinds begin 2000 werken ze weer samen als hun agenda’s het toelaten. ‘Hij wordt wel steeds moeilijker’, zegt Willems. ‘Het is altijd een controle-freak geweest, maar hoe ouder hij wordt, hoe erger het is.’

Arno, ontwijkend: ‘Weet je hoe diep ’t zit tussen Danny en mij? Wel, ik zal je eens een verhaal vertellen. Een paar jaar geleden woonde ik hiernaast. Het was mijn wodkaperiode, niet ’t beste moment in mijn leven. Ik kom thuis, zo rond drie uur ’s nachts, en ik strompel naar het toilet. Voor ik het weet, lig ik op de grond. Uitgegleden in een plas – er moet ergens een lek geweest zijn. Ik wil rechtstaan, maar ik kan niet. Mijn voet is gebroken, hij hing haast haaks aan mijn onderbeen. Ik kruip naar mijn living – het is het pre-gsmtijdperk. Ik neem mijn telefoon, en ik draai spontaan Danny’s nummer. Hij neemt op en nog voor ik iets gezegd heb, hoor ik: ‘Allo, Arno?’ Fuck zeg! Hij wist meteen dat ik het was! Dat is toch niet normaal!?’ Hij kijkt me vragend aan, wacht even en rondt dan met een knip van de vingers af: ‘De rest is history.’

Live to the Beat

Boek + dubbel-lp nu uit bij Naïeve/Lannoo in limited edition (2000 ex), euro60.

tekst Karel Degraeve / Foto’s Danny Willems

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content